In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil over planschadevergoeding. Eiser, een pachter van de [naam haven] in Amsterdam, had een aanvraag ingediend voor vergoeding van schade als gevolg van de inwerkingtreding van een nieuw bestemmingsplan dat woonboten in de haven niet meer toestaat. Eiser stelde dat hij door deze wijziging inkomensderving lijdt, omdat hij geen ligplaatsen voor woonboten meer kan verhuren. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de door eiser geclaimde schade niet het gevolg was van de wijziging van het bestemmingsplan. De rechtbank benadrukte dat bij de beoordeling van planschade niet de feitelijke situatie, maar de planologische mogelijkheden onder het oude en nieuwe regime van belang zijn. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van verweerder en droeg op een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook oordeelde dat eiser als belanghebbende moet worden aangemerkt. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.