Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
Court of first instance in Charleroi.
4.Genoegzaamheid
perpetrator‘ betrokken zou zijn bij een hennepplantage in Châtelineau. Naar het oordeel van de rechtbank is met deze omschrijving voldoende duidelijk voor de opgeëiste persoon waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Ook overigens is voldaan aan de vereisten die de OLW aan het EAB stelt, zodat de rechtbank – met de officier van justitie – van oordeel is dat de feiten genoegzaam zijn omschreven. De specialiteit is gewaarborgd.
5.Strafbaarheid
6.Onschuldverweer
7.Detentieomstandigheden in België
8.Overige verweren
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 25 september 2015 in de zaak C-463/15 PPU (ECLI:EU:C:2015:634) bepaald dat de Overleveringswet alleen de voorwaarde van (enkele) strafbaarheid naar Nederlands recht mag stellen, niet ook de voorwaarde van een strafbedreiging naar Nederlands recht met een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden. Het voornoemde brengt mee dat het feit in de
uitvaardigendelidstaat strafbaar moet zijn gesteld met een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden en het feit in
Nederlandstrafbaar moet zijn. De rechtbank stelt ten aanzien van het feit vast dat aan deze eisen is voldaan. Het verweer wordt verworpen.
9.Slotsom
10.Toepasselijke wetsartikelen
11.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg van Henegouwen – afdeling Charleroi ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.