De stakingen zijn begonnen op 19 juni jl. en troffen alle Belgische gevangenissen, zij het in verschillende mate. De inzet van de staking was de invoering van een gegarandeerde dienstverlening tijdens stakingen in de gevangenissen, waarvan het voorontwerp van wet midden juni werd aangenomen door de Ministerraad. Ook het ontwerp van nieuw statuut voor het gevangenispersoneel was een inzet.
Dit ontwerp voorziet in de mogelijkheid om personeel desnoods op te vorderen om een minimale regime aan de gedetineerden te kunnen bieden in geval van staking. Dit regime omvat het recht op voeding, hygiëne, zorg, briefwisseling, bezoek, telefoon, wandeling, en toegang tot de advocaat, consulaire of diplomatieke vertegenwoordiger en godsdienst.
De staking vond plaats in alle gevangenissen. Wel werden zij om beurten gehouden in de Nederlandstalige, resp. Franstalige inrichtingen, maar alle personeelsleden zijn vrij om alle dagen te staken.
Vanaf het begin van de staking zijn er formele en informele onderhandelingen opgestart met de vakbonden. Tijdens deze fase hebben de vakorganisaties een aantal opmerkingen kunnen maken rond het voorontwerp van tekst. Hieruit werd een nieuwe tekst opgemaakt waar de sociale partners tegen 26 juli op zullen reageren. Daarna zal de tekst opnieuw voorgelegd worden op de Ministerraad. Op basis hiervan heeft het personeel beslist het werk te hervatten.
Zoals gemeld werd er in alle gevangenissen gestaakt, maar wel op verschillende wijze naar gelang de inrichting. Het regime dat een actie aangeboden kan worden is immers afhankelijk van het aantal werkwilligen op die dag. De activiteiten die prioritair voorgaan zijn: douche, wandeling, telefoon en bezoek. Voedsel- en medicatiebedeling is altijd gegarandeerd. Het werkwillig personeel doet er steeds alles aan om een maximum aan basisvoorzieningen inzake regime aan de gedetineerden te bieden.
Wat betreft de naleving van artikel 4 van het Handvest heeft de Belgische autoriteit de volgende informatie verstrekt:
Zolang de minimale dienstverlening niet wettelijk is geregeld kunnen wij niet garanderen dat tijdens stakingen de detentieomstandigheden zullen beantwoorden aan de eisen van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, ook niet voor gedetineerden voor wie de nodige garanties werden gegeven.
Tot slot heeft de Belgische autoriteit de volgende informatie verstrekt over de beëindiging van de stakingen:
De staking is officieel beëindigd op 10 juli om 22 uur. Vanaf 11 juli starten de gevangenissen terug op en wordt het normaal regime weer ingevoerd. Dit proces kan 1 tot 2 dagen innemen.
Nu de staking voorbij is, worden de gevangenisregimes uiteraard weer normaal uitgevoerd in de Belgische gevangenissen. An sich antwoorden deze regimes aan de vereisten van in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de nu beschikbare informatie moet worden geconcludeerd dat tijdens stakingen in de Belgische gevangenissen sprake is van een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest.
Hoewel de stakingen op 10 juli 2018 zijn beëindigd en het normaal regime weer is ingevoerd, is de rechtbank van oordeel dat nog altijd sprake is van een zorgwekkende situatie. Hierbij is van belang dat de onderhandelingen over de nieuwe regelgeving nog gaande zijn en dat de uitkomst van die onderhandelingen onzeker is.
Verder acht de rechtbank, mede gelet op de eerdere stakingen door gevangenispersoneel in België in de afgelopen periode, de kans op nieuwe stakingen gedurende de onderhandelingen reëel.
Mocht het tot een nieuwe staking komen voordat de nieuwe regelgeving is ingevoerd, dan volgt uit voormelde e-mail van 11 juli 2018 dat niet kan worden gegarandeerd dat een overgeleverde persoon toch in een situatie zal verkeren die voldoet aan de eisen van artikel 4 van het Handvest. Het vragen van dergelijke waarborgen is op dit moment dan ook niet opportuun.
De rechtbank ziet in hetgeen zij hiervoor heeft overwogen aanleiding het onderzoek te heropenen en voor onbepaalde tijd te schorsen totdat meer duidelijkheid kan worden verschaft door de uitvaardigende justitiële autoriteit over de uitkomst van de onderhandelingen omtrent de nieuwe regelgeving en de (structurele) gevolgen hiervan voor de detentieomstandigheden.”
[einde citaat]
De vraag ligt voor of er op dit moment nog aanleiding bestaat om de hiervoor beschreven lijn (vooralsnog) te handhaven. Daarbij zijn, onder meer, de volgende aspecten van belang.
De omstandigheden in Belgische detentie instellingen zijn sinds geruime tijd voorwerp van ernstige zorg. Het CPT heeft zich in de Openbare verklaring van 13 juli 2017 daarover uiterst kritisch uitgelaten. Daarbij is er op gewezen dat in het geval van stakingen een met artikel 3 van het EVRM strijdige situatie ontstaat.
In de hiervoor weergegeven verklaring van 11 juli 2018 is door de Belgische regering erkend dat in het geval van stakingen niet kan worden gegarandeerd dat de detentieomstandigheden zullen beantwoorden aan de eisen van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, ook niet voor gedetineerden voor wie de nodige garanties werden gegeven.
In haar uitspraak van 2 augustus 2018 (gebaseerd op de ter zitting van 19 juli 2018 beschikbare informatie) waren de onderhandelingen nog niet afgerond en was nog niet bekend wat het standpunt van de sociale partners en het vervolgproces zou zijn, hetgeen op dat moment een zodanig onzekere toestand vormde dat de kans op nieuwe stakingen, met de hiervoor geschetste gevolgen, als reëel werd bestempeld.
In een email bericht van 30 juli 2018 van de Belgische autoriteiten aan het IRC is, onder meer, het volgende beschreven:
“Op 26/7 hebben de sociale partners inderdaad hun opmerkingen bezorgd die toegevoegd werden aan een ontwerp van protocol dat het formele sociaal overleg heeft afgerond. De onderhandelingen werden dus afgesloten met een protocol van niet-akkoord maar dat vormt geen beletsel voor de voortgang van het dossier. Er is dus evenmin sprake van een verderzetting van de onderhandelingen op 20 augustus. Het wetgevend proces zal nu voortgang kennen aangezien het akkoord van de sociale partners geen verplichte maar een formele voorwaarde is. De stakingen zijn momenteel opgeschort.”
Blijkens de overige informatie in genoemd emailverkeer is beschreven dat het opvolgend wetgevingsproces ongeveer 3 maanden zal gaan duren.
Inmiddels kan worden vastgesteld dat sinds 11 juli 2018 er geen sprake meer is van nieuwe stakingen, de onderhandelingen zijn afgerond en bekend is wat het standpunt van de sociale partners is en wat het nu te volgen traject is.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat nu er op dit moment geen sprake is van stakingen en de kans daarop ook niet meer reëel is, er geen sprake is van een toestand die strijdig is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie er geen aanleiding bestaat tot uitstel van haar beslissing te komen.
Het Openbaar Ministerie heeft uitgesproken bij de feitelijke overlevering rekening te houden met een eventuele nieuwe staking. Voor zover er sprake zal zijn van stakingen na de uitspraak van de rechtbank en voor de feitelijke overlevering zal de opgeëiste persoon zich tot de officier van justitie kunnen wenden teneinde - zo nodig in rechte - te bewerkstelligen dat de feitelijke overlevering wordt opgeschort.