ECLI:NL:RBAMS:2019:10362

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
13/107403-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewapende overval op juwelier in Amsterdam met vrijspraak voor schietincident

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2019 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over de beschuldiging van een gewapende overval op een juwelier in Amsterdam, gepleegd op 28 mei 2003. De verdachte, geboren in 1976 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het medeplegen van deze overval waarbij vitrines met een bijl werden ingeslagen en dure horloges werden gestolen. Tijdens de vlucht na de overval vond er een schietincident plaats, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet betrokken was bij dit schietincident en sprak hem daarvan vrij. De rechtbank oordeelde dat het medeplegen van de gewapende overval wettig en overtuigend bewezen was op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsstukken. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De rechtbank nam ook in overweging dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat strafmatigend werkte. De uitspraak benadrukt de impact van dergelijke delicten op slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/107403-18 (Promis)
Datum uitspraak: 13 december 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
laatst bekende verblijfadres in het buitenland: [verblijfadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 augustus en 29 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.E.A. Duyvendak.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van het tezamen en in vereniging plegen van een gewapende overval op Juwelier [naam juwelier] te Amsterdam op 28 mei 2003, waarbij vitrines zijn ingeslagen met een bijl en meerdere dure horloges zijn weggenomen en waarbij het aanwezige winkelpersoneel, klanten en/of politie met een vuurwapen zijn bedreigd.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen van de gewapende overval op de juwelier wettig en overtuigend bewezen kan worden op basis van de bekennende verklaring van verdachte en de overige stukken in het dossier. Omdat verdachte niet aanwezig was bij het schietincident op de Gravenstraat dat na de daadwerkelijke overval heeft plaatsgevonden, dient hij van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
Partiële vrijspraak Gravenstraat
Na de overval op juwelier [naam juwelier] zijn verdachte en medeverdachte weggerend in de richting van het Centraal Station. Op de Gravenstraat is de medeverdachte geblokkeerd door een voorbijganger, waarna er een worsteling met politieagenten is ontstaan en er schoten zijn gelost door de medeverdachte. Verdachte was doorgerend en heeft aan de politie weten te ontkomen. De worsteling en het schietincident zijn ook aan verdachte ten laste gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de overval en de incidenten op de Gravenstraat als twee op zichzelf staande gebeurtenissen moeten worden gezien. Pas nadat verdachte aan de politie was ontkomen, vonden de worsteling en het schietincident plaats. Verdachte is dus niet betrokken geweest bij de incidenten die zich na de overval afspeelden op de Gravenstraat. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.2.2
Bewezenverklaring medeplegen gewapende overval
De rechtbank is van oordeel dat het medeplegen van de gewapende overval op juwelier [naam juwelier] , waarbij met een bijl vitrines zijn ingeslagen en meerdere dure horloges zijn weggenomen, wettig en overtuigend is bewezen op grond van de aangiften, het proces-verbaal van bevindingen van 28 mei 2003 opgemaakt door verbalisant [verbalisant] en de bekennende verklaring van verdachte.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 28 mei 2003 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit vitrines in een vestiging van Juwelier [naam juwelier] ( [adres] ) tweeëntwintig horloges (acht stuks van het merk Rolex en veertien stuks van het merk IWC, totale waarde Euro 176.954,-), toebehorende aan Juwelier [naam juwelier] en/of [naam] , waarbij hij en zijn mededader die weg te nemen horloges onder hun bereik hebben gebracht door middel van het met een bijl inslaan van vitrines in die winkel, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen de employees van Juwelier [naam juwelier] :- [naam manager] (manager) en- [naam verkoopster] (verkoopster) en- [naam verkoper] (verkoper) en- [naam klant] (klant) en- [naam receptioniste] (receptioniste Swiss hotel),
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte, en zijn mededader:- toen aldaar opzettelijk dreigend zich in die winkel van Juwelier [naam juwelier] hebben begeven en een revolver op die bovengenoemde [naam manager] (manager) en [naam verkoopster] (verkoopster) en [naam verkoper] (verkoper) en [naam klant] (klant) hebben gericht en- met een bijl het glas van vitrines hebben ingeslagen en- meermalen hebben gezegd of geroepen: "Dit is een overval" en "Rustig blijven, rustig blijven, dit is een overval" en dat- op het [adres] zijn mededader die revolver heeft gericht op die [naam receptioniste] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen waarin het oriëntatiepunt voor een winkeloverval met bedreiging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar bedraagt. Vervolgens heeft de rechtbank bekeken of er in deze zaak feiten en omstandigheden zijn die oplegging van een lichtere of juist zwaardere straf dan wel een maatregel rechtvaardigen.
Verdachte en zijn mededader hebben op een gewelddadige wijze een overval gepleegd op een juwelier. Zij hebben zich op berekenende wijze de toegang tot de juwelier verschaft door met een klant mee naar binnen te lopen voor wie de veiligheidsdeur door een medewerker werd geopend. Terwijl zijn mededader de slachtoffers onder schot hield, sloeg verdachte met een bijl vitrines in en heeft hij een groot aantal horloges weggenomen met een marktwaarde van maar liefst € 176.954
,-. Vervolgens hebben verdachte en zijn mededader op het [adres] , dus op de openbare weg, een vuurwapen op één van de slachtoffers gericht toen zij met de politie belde.
Verdachte heeft puur uit financieel gewin gehandeld. Hij lijkt zich op geen enkel moment te hebben afgevraagd wat voor impact hun handelen had op hun slachtoffers. Dergelijke delicten veroorzaken niet zelden langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij de directe slachtoffers. Bovendien zijn dergelijke gebeurtenissen in bredere zin - voor het winkelend publiek en de omliggende bedrijven - verontrustend en tasten de gevoelens van veiligheid aan.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij, zoals blijkt uit zijn verklaring, doelbewust naar Nederland is gekomen voor het plegen van dit strafbare feit met zijn mededader.
Overschrijding van de redelijke termijnBij de straftoemeting heeft de rechtbank in strafmatigende zin meegenomen dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. In een zaak als de onderhavige geldt als uitgangspunt dat binnen een termijn van twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis dient te worden gewezen. De redelijke termijn vangt op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Uit het dossier volgt dat verdachte op 20 september 2016 is gehoord door de politie in Oostenrijk, welk verhoor plaatsvond op grond van een rechtshulpverzoek van de officier van justitie. Uit het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2015 volgt dat een dergelijk verhoor moet worden aangemerkt als een daad van vervolging (ECLI:NL:HR:2015:3692). Dit betekent dat de redelijke termijn is aangevangen op 20 september 2016 en ten tijde van de uitspraak met 15 maanden is overschreden.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar een passende straf is.
9. Toepasselijke wettelijke voorschrift
De op te leggen straf is gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 (vier) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I. Verstraeten-Jochemsen, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en A. Meester, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.P.F. Sneeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te onderteken.