Op 24 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het District Court of Larnaca, Cyprus. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 28 oktober 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Groot-Brittannië en gedetineerd in Nederland, werd verdacht van betrokkenheid bij oplichting in augustus 2016. Tijdens de openbare zitting op 10 december 2019 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd het EAB besproken. De raadsman van de opgeëiste persoon voerde verweren aan, waaronder de ongenoegzaamheid van het EAB, de onschuld van de opgeëiste persoon en de onevenredigheid van de overlevering. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet en dat de verweren niet konden slagen. De rechtbank concludeerde dat de overlevering moest worden toegestaan, aangezien er geen weigeringsgronden waren en het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en R. Godthelp, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.T.P. van Munster.