ECLI:NL:RBAMS:2018:993

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
C/13/609408 / HA ZA 16-558
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van bescheiden ex artikel 843a Rv in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 24 januari 2018, hebben eisers een vordering ingesteld op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.V.M. Holthuis, vorderden afgifte van bepaalde bescheiden van gedaagden, waaronder koopovereenkomsten en correspondentie, die essentieel zouden zijn voor hun rechtsvordering. Gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Teke, hebben gemotiveerd betwist dat zij over de gevorderde stukken beschikken of daarover de beschikking kunnen krijgen. De rechtbank oordeelde dat de eisers onvoldoende concrete feiten of omstandigheden hebben gesteld om hun vordering te onderbouwen. De rechtbank wees de vordering af, met de overweging dat gedaagden niet kunnen worden veroordeeld tot afgifte van stukken waarvan niet vaststaat dat zij daarover kunnen beschikken. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van gedaagden toegewezen, begroot op € 452,00, en verklaarde deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van dupliek aan de zijde van gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/609408 / HA ZA 16-558
Vonnis in incident van 24 januari 2018
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beide gevestigd te [plaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. J.V.M. Holthuis te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DESIGN & CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3],
gevestigd te [plaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. T. Teke te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 12 oktober 2016,
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, met producties,
  • het vonnis van 1 februari 2017 waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van de op 14 juli 2017 gehouden comparitie van partijen met de daarin genoemde stukken en proceshandelingen,
  • de antwoordakte wijziging van eis van [gedaagden] ,
  • de conclusie van repliek, tevens akte incidentele vordering tot afgifte van bescheiden ex artikel 843a Rv, met producties,
  • de antwoordconclusie in het incident ex artikel 843a Rv.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vermeerdering van eis in de hoofdzaak

2.1.
[eisers] vordert aanvullend, kort gezegd, te verklaren voor recht
  • dat [gedaagden] het beeld niet te goeder trouw als bedoeld in artikel 3:11 jo artikel 3:118 BW heeft verkregen,
  • dat het beeld kwalificeert als “lijk” in de zin van de Wet op de Lijkbezorging en dat eigendom daarvan naar Nederlands recht is uitgesloten en dat [gedaagden] als beheerders c.q. zaakwaarnemers beschikkingsrecht toekomt en
  • althans vast te stellen dat, primair, de ruilovereenkomst in strijd is met de goede zeden of openbare orde en derhalve nietig is ex artikel 3:40 BW, subsidiair dat het sluiten van de ruilovereenkomst paulianeus is ex artikel 3:45 BW, meer subsidiair dat [gedaagden] onrechtmatig heeft gehandeld door de ruilovereenkomsten aan te gaan en hen te veroordelen tot vergoeding van de hieruit voortvloeiende schade, op te maken bij staat, en
  • [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om de ruilovereenkomst op straffe van verbeurte van een dwangsom op te zeggen althans te bewerkstelligen dat het beeld wordt terug geruild.

3.De vordering in het incident

3.1.
[eisers] vordert, na wijziging van eis, veroordeling van [gedaagden] tot afgifte, op straffe van verbeurte van een dwangsom, van (een uittreksel van):
a. de schriftelijke dan wel elektronische koopovereenkomst, aankoopnota’s en provenance, waaruit volgt dat [gedaagden] het beeld medio 1996 in bezit hebben gekregen. Hieronder vallen uitdrukkelijk ook desbetreffende bestanden of verwijzingen naar voornoemde overeenkomst zoals die zijn gedeeld via Wechat/Weixin, Whatsapp, Linkedin, sms berichten en e-mail.
b. de in nr. 33 onder g. van de conclusie van antwoord genoemde schriftelijke dan wel elektronische ruilovereenkomst van 29 november 2015, welke geldt tussen [gedaagden] en de door hen bedoelde derde. Hieronder vallen uitdrukkelijk ook desbetreffende bestanden of verwijzingen naar voornoemde overeenkomst zoals die zijn gedeeld via Wechat/Weixin, Whatsapp, Linkedin, sms berichten en e-mail.
c. de door [gedaagden] tijdens de zitting genoemde schriftelijke dan wel elektronische concept-ruilovereenkomst, welke is opgesteld voor ondertekening door zowel [gedaagden] als de door hen bedoelde derde en welke is voorafgegaan aan de definitieve ruilovereenkomst van 29 november 2015. Hieronder vallen uitdrukkelijk ook desbetreffende bestanden of verwijzingen naar deze voornoemde overeenkomst zoals die zijn gedeeld via Wechat/Weixin, Whatsapp, Linkedin, sms berichten en email.
d. de schriftelijke dan wel elektronische correspondentie omtrent de voorwaarden van de koopovereenkomst (medio 1996) en ruilovereenkomst (29 november 2015). Hieronder valt uitdrukkelijk ook de correspondentie over voorwaarden die is geschied via Wechat/Weixin, Whatsapp, Linkedin, sms berichten en e-mail.
e. de schriftelijke dan wel elektronische bescheiden waaruit de identiteit van de door [gedaagden] bedoelde derde volgt, met wie [gedaagden] stellen het beeld te hebben geruild. [gedaagden] heeft tijdens de comparitie immers gesteld minimaal op de hoogte te zijn van de Engelse naam van deze derde. De bescheiden waaruit de Engelse naam, contactgegevens (waaronder telefoonnummer, fysiek adres, e-mailadres, enzovoorts) en bedrijfsgegevens volgen, dienen derhalve te worden afgegeven. Hieronder vallen uitdrukkelijk ook de identiteitsgegevens uitgewisseld via Wechat/Weixin, Whatsapp, Linkedin, sms berichten en email.
f. Schriftelijke en elektronische bescheiden met betrekking tot de provenance (d.w.z. herkomst en historie) van het object c.q. de objecten, waarmee [gedaagden] stellen het beeld te hebben geruild op 29 november 2015 en welke thans in bezit is/zijn van [gedaagden] Hieronder vallen uitdrukkelijk ook desbetreffende bestanden zoals die zijn gedeeld via Wechat/Weixin, Whatsapp, Linkedin, sms berichten en e mail.
3.2.
Daartoe stelt [eisers] , kort gezegd, het volgende. De koopovereenkomst van 1996 waarvan onder a afgifte wordt gevorderd vormt essentieel bewijs voor de stellingen van [eiser 1] . De ruilovereenkomst van 29 november 2015 en alle andere stukken met betrekking tot deze overeenkomsten zijn nodig om een vordering in te stellen tegen de derde met wie [gedaagden] stelt de ruilovereenkomst te hebben gesloten.
Het betreft bepaalde bescheiden aangezien het specifiek gaat om de ruilovereenkomst, de gegevens van de vermeende derde met wie [gedaagden] stelt de ruilovereenkomst te zijn aangegaan en de koopovereenkomst waarbij [gedaagden] het beeld heeft verkregen.
De bescheiden waarvan afgifte wordt gevorderd kunnen van belang zijn voor de beoordeling van het geschil, zodat het feit dat [eisers] niet als partij is betrokken bij de overeenkomsten niet maakt dat geen sprake is van een rechtsbetrekking.
3.3.
[gedaagden] voert gemotiveerd verweer. Op de standpunten van partijen wordt hierna voor zover van belang nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
In artikel 843a lid 1 Rv is, voor zover hier van belang, bepaald dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Het vorderen van ‘afgifte’ van stukken is op grond van dit artikel niet mogelijk. Voor zover [eisers] echter om inzage, afschrift of uittreksel vordert, geldt in de eerste plaats dat deze vordering alleen dan toewijsbaar is indien de partij jegens wie de vordering is ingesteld ook de beschikking over die stukken heeft, dan wel het in zijn macht heeft om terbeschikkingstelling van die stukken te bewerkstelligen.
4.2.
[gedaagden] heeft gemotiveerd betwist dat hij de gevorderde stukken in zijn macht heeft, of daarover de beschikking kan krijgen. De in 3.1 onder a genoemde koopovereenkomst, aankoopnota’s en provenance en de onder b genoemde ruilovereenkomst alsmede bestanden en verwijzingen daarnaar en de onder d genoemde correspondentie over de voorwaarden daarvan, bestaan volgens [gedaagden] niet en hebben ook niet bestaan. De onder c genoemde concept ruilovereenkomst is weggegooid en bestanden of verwijzingen daarnaar bestaan niet, evenmin als stukken (in 3.1 onder e genoemd) waaruit de identiteit van de derde volgt, zo voert hij aan.
[eisers] heeft hier slechts tegenover gesteld dat dit een en ander in hoge mate ongeloofwaardig is maar geen concrete feiten of omstandigheden gesteld en met stukken onderbouwd waaruit kan worden afgeleid dat [gedaagden] beschikken over de stukken waarvan een uittreksel wordt gevorderd. [gedaagden] kan niet worden veroordeeld tot afgifte van of het verstrekken van uittreksel van iets waarvan niet vast staat dat hij daarover kan beschikken, zodat de vordering in zoverre reeds om die reden zal worden afgewezen.
Met betrekking tot de vordering die ziet op de in 3.1 onder f genoemde stukken over de herkomst van het object c.q. de objecten, waarmee [gedaagden] stelt het beeld te hebben geruild op 29 november 2015 geldt dat [gedaagden] als productie 35 een taxatie van de geruilde objecten in het geding heeft gebracht, zodat in zoverre aan de vordering is voldaan. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagden] beschikt over andere stukken die kunnen worden gekwalificeerd als de onder f genoemde.
4.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen zullen worden afgewezen, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
4.4.
De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.5.
wijst het gevorderde af,
4.6.
veroordeelt [eisers] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 452,00,
4.7.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.8.
verwijst de zaak naar de rol van 21 februari 2018 voor conclusie van dupliek aan de zijde van [gedaagden]
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Thomas en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: EMH