Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.[gedaagde 1] ,
1.De procedure
- het vonnis in incident van 12 oktober 2016,
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, met producties,
- het vonnis van 1 februari 2017 waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van de op 14 juli 2017 gehouden comparitie van partijen met de daarin genoemde stukken en proceshandelingen,
- de antwoordakte wijziging van eis van [gedaagden] ,
- de conclusie van repliek, tevens akte incidentele vordering tot afgifte van bescheiden ex artikel 843a Rv, met producties,
- de antwoordconclusie in het incident ex artikel 843a Rv.
2.De vermeerdering van eis in de hoofdzaak
- dat [gedaagden] het beeld niet te goeder trouw als bedoeld in artikel 3:11 jo artikel 3:118 BW heeft verkregen,
- dat het beeld kwalificeert als “lijk” in de zin van de Wet op de Lijkbezorging en dat eigendom daarvan naar Nederlands recht is uitgesloten en dat [gedaagden] als beheerders c.q. zaakwaarnemers beschikkingsrecht toekomt en
- althans vast te stellen dat, primair, de ruilovereenkomst in strijd is met de goede zeden of openbare orde en derhalve nietig is ex artikel 3:40 BW, subsidiair dat het sluiten van de ruilovereenkomst paulianeus is ex artikel 3:45 BW, meer subsidiair dat [gedaagden] onrechtmatig heeft gehandeld door de ruilovereenkomsten aan te gaan en hen te veroordelen tot vergoeding van de hieruit voortvloeiende schade, op te maken bij staat, en
- [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om de ruilovereenkomst op straffe van verbeurte van een dwangsom op te zeggen althans te bewerkstelligen dat het beeld wordt terug geruild.