Op 30 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal van een autosleutel en een auto, en het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 16 november 2018 en de vordering van de officier van justitie, mr. M. van der Linden, de zaak beoordeeld. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van de autosleutel en de auto, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat de verdachte deze goederen wederrechtelijk had toegeëigend. De verklaring van de aangeefster werd niet voldoende ondersteund door ander bewijs, waardoor het bewijsminimum niet werd gehaald.
Echter, de rechtbank achtte het feit dat de verdachte de plaats van een verkeersongeval had verlaten, wel bewezen. Dit ongeval vond plaats op 14 januari 2017 in Amsterdam, waarbij de verdachte als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat er schade was toegebracht aan een ander, maar desondanks de plaats van het ongeval had verlaten. Dit feit werd niet als strafbaar gekwalificeerd onder artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat deze wet enkel betrekking heeft op schade aan derden en niet op schade die de veroorzaker zelf heeft geleden.
De rechtbank heeft de verdachte wel strafbaar verklaard voor het rijden zonder rijbewijs en heeft hem daarvoor een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet.