De procesgang is voorzover hier van belang, als volgt geweest:
a. Bij vonnis van de Rechtbank te Groningen van 8 juni 2000 met parketnummer 18/070105-00 is de verdachte veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren (hierna: zaak A).
b. Bij inleidende dagvaarding (parketnummer 18/070342-01) is de verdachte gedagvaard om ter zake van - kort gezegd - medeplegen van poging tot diefstal met geweld, gepleegd op of omstreeks 17 juni 2001, terecht te staan ter
terechtzitting van de Rechtbank te Groningen van 27 september 2001 (hierna: zaak B).
c. Voorts is de verdachte bij oproeping (parketnummer 18/070105-00) voor diezelfde terechtzitting opgeroepen voor de behandeling van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf in zaak A.
d. De Rechtbank te Groningen heeft de verdachte bij vonnis van 28 september 2001 in zaak B vrijgesproken en de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen.
e. Door de Officier van Justitie is op 2 oktober 2001 hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis.
f. Bij inleidende dagvaarding (parketnummer 18/070225-02) is de verdachte in de onderhavige zaak gedagvaard om ter zake van - kort gezegd - diefstal met geweldpleging en diefstal, gepleegd op of omstreeks 10 mei 2002, terecht te staan ter terechtzitting van de Politierechter in de Rechtbank te Groningen van 7 juni 2002 (hierna: zaak C).
g. Voorts is de verdachte bij oproeping (parketnummer 18/070105-00) voor diezelfde terechtzitting opnieuw opgeroepen voor de behandeling van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd in zaak A.
h. Na verwijzing van de zaak naar de meervoudige kamer heeft de Rechtbank de verdachte bij vonnis van 27 juni 2002 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en heeft zij de Officier van Justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot tenuitvoerlegging.
i. Door de Officier van Justitie is op 3 juli 2002 en namens de verdachte is op 4 juli 2002 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank.
j. Het Hof heeft bij arrest van 24 september 2002 in zaak B de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en de vordering tot tenuitvoerlegging van de in zaak A opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen met verlenging van de gestelde proeftijd met een jaar.
k. Namens de verdachte is in zaak B op 27 september 2002 beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof. De Hoge Raad doet heden uitspraak in deze zaak onder nummer 00494/03.
l. Het Hof heeft bij arrest van 14 november 2002 in zaak C (de onderhavige zaak) de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en de tenuitvoerlegging gelast van de in zaak A voorwaardelijk
opgelegde straf. Tegen dit arrest is het onderhavige cassatieberoep gericht.