ECLI:NL:RBAMS:2018:9803

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
AMS 18/210
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging aanvullende inkomensvoorziening ouderen na emigratie naar Turkije

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van eiser, die sinds 4 mei 2017 naar Turkije is geëmigreerd. De AIO-aanvulling was per 23 mei 2017 beëindigd, wat leidde tot het beroep van eiser. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was wegens het ontbreken van procesbelang. Eiser had immers geen recht meer op de AIO-aanvulling, aangezien hij niet meer in Nederland woonde. De rechtbank overwoog dat eiser geen belang had bij de beoordeling van zijn beroep, omdat de AIO-aanvulling niet meer aan hem kon worden toegekend na zijn emigratie. Eiser had weliswaar betoogd dat hij procesbelang had omdat hij gedurende dertien weken met behoud van de aanvulling in het buitenland mocht verblijven, maar de rechtbank verwierp dit argument. Eiser had Nederland definitief verlaten en had derhalve geen recht meer op de AIO-aanvulling. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/210

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2018 in de zaak tussen

[naam eiser], te Utrecht, eiser
(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en
de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder
(gemachtigde: mr. A. Marijnissen).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (de zogenaamde AIO-aanvulling) op het ouderdomspensioen van eiser met ingang van 23 mei 2017 beëindigd. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 13 december 2017 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 14 januari 2018 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser tegen dit besluit ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2018. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun voornoemde gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst opdat partijen hun standpunt kenbaar kunnen maken naar aanleiding van de door verweerder ter zitting gedane mededeling omtrent emigratie van eiser. Partijen hebben bij brief van 5 juni 2018 hun reactie gegeven. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser ontving vanaf 27 oktober 2016, naast zijn pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet, algemene bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling als bedoeld in artikel 47a van de Participatiewet (Pw).
1.2
In verband met een onderzoek naar verblijf en vermogen in het buitenland over het jaar 2015 zijn op 24 juni 2016 twee medewerkers van verweerder na vooraankondiging bij eiser thuis langs geweest en heeft eiser het formulier ‘Verblijf en vermogen in het buitenland’ ingevuld. Eiser gaf aan geen onroerend goed te bezitten. Vervolgens heeft verweerder op 13 december 2016 een onderzoek in Turkije uitgezet. Hieruit bleek dat eiser in het bezit was van een huis in de [gemeente] , van de [woonplaats] in de periode 10 september 2008 tot en met 27 december 2012. De waarde op de dag van de verkoop is getaxeerd op € 79.709,-.
1.3
Verweerder heeft per brief van 20 april 2017 vervolgens verzocht om aanvullende informatie. Op 2 mei 2017 verzocht eiser om uitstel voor het leveren van de informatie. Bij brief van 8 mei 2017 stuurde verweerder een herinnering aan eiser dat hij vóór 23 mei 2017 inhoudelijk diende te reageren op het eerdere verzoek van verweerder. Bij brief van 22 mei 2017 verzocht eiser nogmaals om uitstel tot en met augustus 2017. Eiser heeft niet inhoudelijk gereageerd. Zonder de gevraagde informatie kon verweerder de juiste hoogte van de AIO-aanvulling niet vaststellen en daarom is bij besluit van 26 mei 2017 de betaling van de AIO-aanvulling met ingang van 23 mei 2017 stopgezet. In dit besluit heeft verweerder aangegeven dat zij de AIO-aanvulling weer zouden betalen als eiser de gevraagde informatie vóór 9 juni alsnog zou toesturen. Aangezien eiser niet heeft gereageerd, heeft verweerder bij het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, de AIO-aanvulling met ingang van 23 mei 2017 beëindigd. Over mei tot en met juni 2017 heeft eiser € 129,22 netto te veel aan AIO-aanvulling gekregen en verweerder heeft dit bedrag teruggevorderd.
2. Ter zitting is gebleken dat eiser per 4 mei 2017 naar Turkije is geëmigreerd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. De rechtbank overweegt als volgt.
3. Niet in geschil is dat eiser sinds 4 mei 2017 naar Turkije is geëmigreerd. Zoals verweerder heeft aangegeven, had eiser vanaf 5 mei 2017 geen recht meer op een AIO‑aanvulling omdat hij niet meer in Nederland woonde. Nu eiser sinds 5 mei 2017 al geen recht meer had op een AIO‑aanvulling en de onderhavige procedure ziet op beëindiging van de AIO-aanvulling per 23 mei 2017, valt niet in te zien dat eiser nog belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Eiser kan daarmee immers niet bereiken dat de AIO-aanvulling alsnog per 23 mei 2017 aan hem wordt toegekend. Het betoog van eiser dat hij wel procesbelang heeft, omdat hij gedurende dertien weken met behoud van de aanvulling in het buitenland mocht verblijven, slaagt niet. Eiser is immers niet binnen dertien weken teruggekeerd, maar hij heeft Nederland op 4 mei 2017 definitief verlaten. Het betoog van eiser dat hij wel procesbelang heeft omdat de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht is ingetrokken tot 1 januari 2010, slaagt evenmin. Het besluit waarbij de AIO‑aanvulling met terugwerkende kracht is ingetrokken tot 1 januari 2010 ligt hier immers niet voor. Gelet op het voorgaande is de rechtbank niet gebleken van procesbelang.
4. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.D. Dalman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.