ECLI:NL:RBAMS:2018:9794

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
AMS 17/2445
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging AIO-aanvulling en terugvordering van te veel ontvangen bedragen

In deze zaak hebben eiser en eiseres, die een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling) ontvingen, te maken gekregen met een beëindiging en intrekking van deze voorziening door verweerder, de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Daarnaast heeft verweerder een bedrag van € 18.899,92 teruggevorderd. Tegen deze besluiten is hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank heeft op 1 februari 2018 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer, waarbij het beroep van eisers ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van verweerder van 19 september 2016, waarin het terug te betalen bedrag werd genoemd, geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat er geen nieuw rechtsgevolg aan de brief was verbonden, en dat het bezwaar van eisers tegen deze brief terecht niet-ontvankelijk was verklaard door verweerder. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat de procedure over de terugvordering al bij de Centrale Raad van Beroep loopt, en dat de brief geen rechtsmiddelenclausule bevatte.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffiegeld. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/2445
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2018 in de zaak tussen
[naam eiser], eiser, en
[naam eiseres], eiseres, te Amsterdam,
samen te noemen: eisers, (gemachtigde: mr. S. el Mhassani),
en
de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder
(gemachtigde: G.E. Eind).

Procesverloop

Bij brief van 19 september 2017 heeft verweerder onder andere meegedeeld dat eiser en eiseres € 18.899,92 moeten terugbetalen.
Bij besluit van 3 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2018. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser en eiseres ontvingen een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (de AIO-aanvulling). Deze heeft verweerder beëindigd en ingetrokken. Daarnaast heeft verweerder een bedrag van € 18.899,92 teruggevorderd. Op het hoger beroep hiertegen heeft de Centrale Raad van Beroep (de Raad) nog niet beslist.
2. Vervolgens heeft verweerder eiser en eiseres de brief van 19 september 2016 (de brief) gestuurd. Die brief luidt als volgt:
“(…)
Door deze aanpassing heeft u € 18.899,92 teveel AIO-aanvulling ontvangen. Dit bedrag moet u aan ons terugbetalen.

Hoe u kunt betalen

(…) We stellen daarom voor dat u het bedrag vóór 1 december aan ons betaalt. (…) Kunt u dit bedrag niet binnen de gestelde termijn betalen? Laat ons dit dan binnen zes weken weten. We spreken met u af hoe u het bedrag wel kunt terugbetalen. Wij gaan akkoord met elk redelijk voorstel waarbij u het te veel ontvangen bedrag binnen 1 jaar terugbetaald.
(…)
Heeft u nog vragen?
Als u nog vragen heeft over deze brief, kunt u contact met ons opnemen.
(…)”
3. Eiser en eiseres hebben bezwaar gemaakt tegen de brief. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is. Daarom staat geen bezwaar tegen de brief open, aldus verweerder.
4. Eiser en eiseres stellen dat de brief wel een besluit is, omdat het onderdelen bevat die op rechtsgevolg gericht zijn. Ook bevat de brief een rechtsmiddelenclausule, aldus eisers.
5. De rechtbank is van oordeel dat de brief geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Eisers erkennen dat de procedure over de terugvordering al bij de Raad loopt. En dat gaat over hetzelfde bedrag. Dat staat in het besluit waar de Raad over moet oordelen. In deze brief staat weer dat bedrag, weer dat het bedrag wordt teruggevorderd, dat een voorstel wordt gedaan om het voor 1 december 2016 te betalen en dat een aanbod wordt gedaan om dat binnen één jaar gespreid te betalen. Geen van dat alles geeft een nieuw rechtsgevolg. Verder staat er geen bezwaarclausule in de brief. Dat heeft de gemachtigde van eisers op zitting ook erkend. Dat betekent dus dat de brief geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is. Dus is daar geen bezwaar tegen mogelijk. Verweerder heeft het bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffiegeld bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Otten, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Kreb, griffier, op 1 februari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.