Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[naam eiseres], eiseres, te Amsterdam,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak hebben eiser en eiseres, die een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling) ontvingen, te maken gekregen met een beëindiging en intrekking van deze voorziening door verweerder, de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Daarnaast heeft verweerder een bedrag van € 18.899,92 teruggevorderd. Tegen deze besluiten is hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank heeft op 1 februari 2018 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer, waarbij het beroep van eisers ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van verweerder van 19 september 2016, waarin het terug te betalen bedrag werd genoemd, geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat er geen nieuw rechtsgevolg aan de brief was verbonden, en dat het bezwaar van eisers tegen deze brief terecht niet-ontvankelijk was verklaard door verweerder. De rechtbank heeft daarbij benadrukt dat de procedure over de terugvordering al bij de Centrale Raad van Beroep loopt, en dat de brief geen rechtsmiddelenclausule bevatte.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffiegeld. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.