ECLI:NL:RBAMS:2018:9568
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke opvang door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die een aanvraag om maatschappelijke opvang had ingediend. De aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen op 10 december 2018, omdat er volgens het college geen sprake was van beperkte zelfredzaamheid in combinatie met problematiek op het gebied van geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg, schulden of werk en dagbesteding. De verzoekster, die met haar minderjarig kind vanuit Suriname naar Nederland was gekomen op een toeristenvisum, had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 18 december 2018 heeft de verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar situatie toegelicht. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster geen onderdak heeft en dat haar dakloosheid niet automatisch betekent dat zij niet zelfredzaam is. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag door het college terecht was, omdat er geen aanwijzingen waren voor beperkte zelfredzaamheid.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen redelijke kans van slagen was voor het bezwaar van de verzoekster. Tevens is er geen proceskostenveroordeling uitgesproken en wordt er geen griffierecht geheven gezien de financiële situatie van de verzoekster. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.