ECLI:NL:RBAMS:2018:9416

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
27 december 2018
Zaaknummer
13/994038-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor illegale vuurwerkhandel

Op 27 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan illegale vuurwerkhandel. De zaak kwam ter terechtzitting op 13 december 2018, waar de officier van justitie, mr. J. Klein Egelink, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1948, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid vuurwerk zonder de benodigde vergunningen. Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte, [medeverdachte], in een loods was aangetroffen waar ongeveer 2.500 kilo vuurwerk was opgeslagen. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging op verschillende punten voldoende bewijs bevatte, maar sprak de verdachte vrij van de invoer van vuurwerk, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was. De rechtbank achtte het medeplegen van de illegale vuurwerkhandel bewezen, gezien de nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 21 maanden, rekening houdend met de grote hoeveelheid gevaarlijk vuurwerk en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet voldoende bewust was van de gevaren van het vuurwerk, maar dat dit geen reden was om een lagere straf op te leggen. De rechtbank volgde de strafeis van de officier van justitie, maar paste deze aan vanwege de termijnoverschrijding. De rechtbank besloot ook dat het in beslag genomen vuurwerk moest worden onttrokken aan het verkeer, terwijl andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte moesten worden geretourneerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/994038-15 (Promis)
Datum uitspraak: 27 december 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948 ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J. Klein Egelink, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L. de Leon, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich samen met in ieder geval een ander heeft schuldig gemaakt aan illegale vuurwerkhandel.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig. Dat geldt ook voor het deel van de tenlastelegging dat ziet op invoer en is omschreven als ‘binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht’. De rechtbank acht dat – zeker in combinatie met het dossier – voldoende duidelijk.
De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat ten aanzien van de in feit 1 ten laste gelegde invoer onvoldoende aanknopingspunten in het dossier zijn, zodat verdachte voor dat deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Dat heeft eveneens te gelden voor het tenlastegelegde medeplegen. Voor het overige kunnen de feiten 1 en 2 bewezen worden.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verweer gevoerd ten aanzien van de rechtmatigheid van (de start van) het onderzoek. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat slechts een heel beperkt deel van de lading bestemd was voor verdachte die dit in kerspakketten aan zijn medewerkers zou hebben willen gegeven. Van medeplegen is geen sprake gelet op het feit dat de medeverdachte maar heel kortstondig in de loods aanwezig was. Verdachte is niet meer geweest dan één van de vele adressen die werden aangedaan.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte is aangetroffen in een loods waarin eveneens vuurwerk is aangetroffen. [1] Een deel van dat vuurwerk stond op pallets in een busje, een ander deel stond op pallets in (verschillende ruimtes in) de loods. [2] In totaal zijn zes pallets met ongeveer 2.500 kilo vuurwerk in beslag genomen. [3] Al het vuurwerk is onderzocht. [4] Ondanks dat slechts een kennisgeving van inbeslagneming is opgemaakt voor al het vuurwerk en niet voor de afzonderlijke
‘batches’, blijkt uit het de beschrijvingen in het onderzoeksrapport duidelijk dat het gaat om hetzelfde vuurwerk. De hoeveelheid vuurwerk is opgedeeld per soort en type. Dat komt overeen met de indeling die ook in de tenlastelegging is gebruikt. Van elke soort en type vuurwerk is vastgesteld om hoeveel vuurwerk het ging, waarbij het gewicht of de aantallen zijn vermeld, en onder welke lijst het vuurwerk valt. [5]
Dat onderzoek is verricht op basis van NFI-rapporten over gelijksoortig vuurwerk.
Die NFI-rapporten zijn toegevoegd aan het dossier zodat het voor de rechtbank mogelijk is te controleren of het in deze zaak aangetroffen vuurwerk inderdaad overeenkomt met het vuurwerk zoals beschreven in de genoemde NFI-rapporten. [6]
Eén rapport ontbreekt in het dossier. Het gaat dan om het NFI-rapport waarnaar is verwezen in het onderzoek van 20 Thunderkings. [7] Gelet op het feit dat alle andere NFI-rapporten zijn toegevoegd en daarin geen onregelmatigheden zijn ontdekt, ziet de rechtbank geen aanleiding om bij gebrek aan dat onderliggende rapport te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen over de 20 Thunderkings. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de juistheid van de vuurwerkrapportages door de verdediging niet is betwist.
Start van het onderzoek
De raadsman heeft het verweer over de start van het onderzoek summier onderbouwd en daaraan geen rechtsgevolg verbonden. Een dergelijk verweer rechtvaardigt geen gemotiveerde reactie. De rechtbank ziet ook ambtshalve geen redenen om de rechtmatigheid van de start van het onderzoek te beoordelen en gaat daarom aan het verweer voorbij.
Invoer
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat vrijspraak moet volgen voor de tenlastegelegde invoer van het vuurwerk. Daarvoor bevat het dossier onvoldoende bewijs.
Het verweer van de raadsman dat het Vuurwerkbesluit onverbindend is daar waar het in strijd zou zijn met het recht op vrij verkeer van goederen binnen de EU, kan om die reden onbesproken blijven..
Hoeveelheid
De rechtbank volgt de verdediging niet in het betoog dat slechts een heel beperkt deel van de lading bestemd was voor verdachte die dit in kerspakketten aan zijn medewerkers zou hebben willen gegeven. Dit verhoudt zich niet met het feit dat bij verdachte een aantal bestellijsten is aangetroffen waarop diverse soorten vuurwerk zijn vermeld die overeenstemmen met het vuurwerk dat zich in de loods bevond bij de aanhouding. [8] Daarbij komt dat de zoon van verdachte heeft verklaard dat zijn vader al weken in vuurwerk aan het handelen was [9] en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) heeft verklaard dat de loods van verdachte de enige bestemming was voor zijn vracht. [10]
Medeplegen
De rechtbank acht bewezen dat sprake is van medeplegen en baseert zich daarbij op de volgende feiten en omstandigheden. Verdachte en [medeverdachte] zijn samen aangetroffen in een loods waar een aanzienlijke hoeveelheid vuurwerk was geleverd en werd uitgeladen, door onder meer verdachte. [11] [medeverdachte] had de lading vervoerd met een door hem gehuurde bus. [12] Beiden hebben verklaard dat (de loods van) verdachte de bestemming was van (een deel van) het vuurwerk dat [medeverdachte] bracht. [13] Hieruit blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking bij het voorhanden hebben van het vuurwerk, waaraan verdachte een significante bijdrage heeft geleverd. In het dossier zijn onvoldoende aanwijzingen voorhanden om te constateren dat aan een van de verdachten een kleinere rol moet worden toebedeeld, zodat geen sprake zou zijn van een verhouding van medeplegen.
Loods ongeschikt
Dat de loods ongeschikt was om het daarin aangetroffen vuurwerk voorhanden te hebben, is door verdachte ter zitting erkend. [14]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 26 november 2015 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk,
3474, stuks vuurwerk, lijst 3, te weten:
  • 2400 stuks Super Cobra 6 (pag. 170 en 180), en
  • 40 stuks Cobra 8 (pag. 179), en
  • 600 stuks Butterfly Crackers (pag. 183), en
  • 200 stuks Thunderkings (BBC01) (pag. 169), en
  • 200 stuks Thunderkings (pag. 179), en
  • 20 stuks Thunderkings (pag. 182), en
  • 2 flowerbeds (Triplex 2 36S Koncesja R01236) (pag. 164), en
  • 1 flowerbed (Triplex TXB196/UMC150-1,2) (pag. 165), en
  • 1 flowerbed (Triplex 1.2 150S combined cake D) (pag. 166), en
  • 1 flowerbed (Triplex TXB201 150's Cakes) (pag. 167), en
  • 2 flowerbeds (Triplex TXB921) (pag. 175), en
  • 1 flowerbed (Triplex TXB201 150's Cakes) (pag. 176), en
  • 1 flowerbed (Triplex TXB196/UMC150-1,2) (pag 176), en
  • 3 flowerbeds (Triplex TXB868D) (pag. 177), en
  • 2 flowerbeds (Royal Fireworks RFC13103 All Seasons) (pag. 187),
en
ongeveer 1888 kilogram vuurwerk, lijst 2, bestaande uit onder meer flowerbeds en Chinese rollen en nitraten [FP3 Jorge] en Jumbocrackers,
voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 26 november 2015 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk,
ongeveer 2500 kilogram, voorhanden heeft gehad buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4. en 3.2.1 Vuurwerkbesluit, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk,
immers hebben, verdachte, en zijn mededader
3474 stuks vuurwerk, lijst 3, te weten:
  • 2400 stuks Super Cobra 6 (pag. 170 en 180), en
  • 40 stuks Cobra 8 (pag. 179), en
  • 600 stuks Butterfly Crackers (pag. 183), en
  • 200 stuks Thunderkings (BBC01) (pag. 169), en
  • 200 stuks Thunderkings (pag. 179), en
  • 20 stuks Thunderkings (pag. 182), en
  • 2 flowerbeds (Triplex 2 36S Koncesja R01236) (pag. 164), en
  • 1 flowerbed (Triplex TXB196/UMC150-1,2) (pag. 165), en
  • 1 flowerbed (Triplex 1.2 150S combined cake D) (pag. 166), en
  • 1 flowerbed (Triplex TXB201 150's Cakes) (pag. 167), en
  • 2 flowerbeds (Triplex TXB921) (pag. 175), en
  • 1 flowerbed (Triplex TXB201 150's Cakes) (pag. 176), en
  • 1 flowerbed (Triplex TXB196/UMC150-1,2) (pag 176), en
  • 3 flowerbeds (Triplex TXB868D) (pag. 177), en
  • 2 flowerbeds (Royal Fireworks RFC13103 All Seasons) (pag. 187),
en
ongeveer 1888 kilogram vuurwerk, lijst 2, bestaande uit onder meer flowerbeds en Chinese rollen en nitraten [FP3 Jorge] en Jumbocrackers,
in een bedrijfspand gelegen aan de [adres] en in een aldaar geparkeerd voertuig met kenteken [kenteken] voorhanden gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Dat geldt in het bijzonder voor het in het onder 2 tenlastegelegde genoemde adres (van de loods) ‘ [adres] ’. Uit een simpele zoekslag via Google blijkt dat dat adres niet bestaat. In het dossier zijn verschillende andere adressen vermeld, die enigszins lijken op het hiervoor genoemde adres, waaronder [adres] . Dit is het adres waar de loods van verdachte gevestigd is. Ter terechtzitting is niet gebleken van onduidelijkheid over de tenlastelegging door het opnemen van een verkeerd adres. aangezien er telkens werd gesproken over de loods van verdachte. Kennelijk is sprake van een verschrijving. De rechtbank zal die verschrijving verbeterd lezen, en wel als [adres] . Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De standpunten
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden met aftrek van voorarrest. Hij heeft daarbij rekening gehouden met de grote hoeveelheid gevaarlijk vuurwerk en de hoge straffen die daarop staan en acht strafvermindering van 3 maanden vanwege overschrijding van de redelijke termijn van berechting passend.
De raadsman acht de strafeis buitenproportioneel gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies van de reclassering om een taakstraf op te leggen. Een taakstraf, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf, is afdoende nu verdachte – doordat hij lang op de behandeling van zijn zaak heeft moeten wachten – de facto al drie jaar in een proeftijd zou lopen en hij in de tussentijd niet met politie of justitie in aanraking is gekomen, aldus de raadsman..
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwerk. Het gaat om een aanzienlijke hoeveelheid professioneel en gevaarlijk vuurwerk die is aangetroffen in een loods waarin meerdere personen aanwezig waren. Totaal is ruim 1.888 kg Lijst II-vuurwerk aangetroffen en zijn er 3.474 stuks Lijst-III vuurwerk geteld. Ruim 2.400 daarvan betreffen de vanwege hun bijzonder grote explosieve kracht bekende (Super) Cobra’s 6 en 8. Verder zijn het – onder meer – ruim 400 signaalraketten, 600 bangers en 14 flowerbeds van vaak ongeveer 17 kilo (of meer) per stuk.
Verdachte is misschien niet doordrongen geweest van het gevaar van deze soorten vuurwerk
an sichen meer in het bijzonder van het gevaar dat deze grote hoeveelheid met zich brengt, maar dat kan geen reden zijn om hem geen of een lage straf op te leggen. Van zulk gevaarlijk vuurwerk is de inschatting van dat gevaar namelijk juist omdát het niet aan individuen kan worden overgelaten, voorbehouden aan de wetgever. Het is overigens de Europese wetgever die zich over dit probleem heeft gebogen, waardoor het voor burgers eenvoudig is: bezit van professioneel vuurwerk is voor particulieren verboden. Verdachte heeft dat verbod volledig genegeerd en dat rechtvaardigt strafoplegging.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank – bij gebrek aan oriëntatiepunten voor dergelijke feiten – gekeken naar de strafvorderingsrichtlijn van het Openbaar Ministerie. De in deze zaak gevonden hoeveelheid ligt echter ver buiten het in die richtlijn genoemde spectrum. De richtlijn gaat voor Lijst III-vuurwerk bijvoorbeeld maar tot 200 stuks. In deze zaak gaat het om een veelvoud daarvan. Voor wat betreft de op te leggen straf is daarom naar het oordeel van de rechtbank bij bezit van zo’n grote hoeveelheid gevaarlijk vuurwerk is uitsluitend een gevangenisstraf een passende sanctie. De rechtbank heeft voor het bepalen van de hoogte daarvan aansluiting gezocht bij de weinige vergelijkbare zaken.
Het gevaarzettende karakter van het bewezen verklaarde wordt bevestigd door het feit dat het vuurwerk is gevonden in een loods waar meerdere anderen aanwezig waren en waar de zoon van verdachte nota bene zijn bedrijf had gehuisvest. Daarnaast is van belang dat in deze zaak sprake is van wat in drugszaken wordt omschreven als een ‘dealerindicatie’. Verdachte had meerdere bestellijsten op zak en in zijn auto en heeft ter zitting verklaard dat hem wel eens werd gevraagd wat voor anderen te bestellen. Hij zou kunnen worden aangemerkt als een tussenhandelaar. [medeverdachte] zorgde voor het vervoer van deze ‘
batch’vuurwerk.
Op basis van de gegevens van de autoverhuurder en de achterhaalde Whatsappgesprekken waaraan [medeverdachte] deelnam, is de rechtbank van oordeel dat deze vaker het vervoer van zulke
batchesheeft verzorgd en ook wist wat hij vervoerde. Ten slotte is de hoeveelheid vuurwerk een aanwijzing dat sprake was van handel.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank geen reden om een lagere straf of andere strafmodaliteit op te leggen.
Al met al acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden passend.
Redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn van berechting in deze zaak is overschreden. Die termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Gelet op de gang van zaken is dat in deze zaak 26 november 2015, de datum van de inverzekeringstelling van verdachte. De rechtbank zal uitspraak doen op 27 december 2018 ofwel drie jaren en een maand na aanvang van de redelijke termijn, terwijl niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die de overschrijding rechtvaardigen.
De rechtbank acht vanwege die termijnoverschrijding strafvermindering geboden.
De Hoge Raad schrijft bij een termijnoverschrijding van zes tot twaalf maanden een vermindering van 10% voor. In deze zaak zou dat dus iets meer moeten zijn. Daarbij komt dat na de inverzekeringstelling van verdachte een opsporingsonderzoek naar de leverancier van deze batch vuurwerk is gestart, waardoor het opsporingsonderzoek dat ten grondslag ligt aan deze zaak stil kwam te liggen en verdachte lange tijd niets hoorde over de voortgang van deze zaak. De rechtbank vermindert de passend geachte straf daarom met drie maanden.
Beslag
Onder verdachte zijn verschillende voorwerpen in beslag genomen. De voorwerpen waarover de rechtbank een beslissing dient te nemen, zijn opgenomen op de genummerde beslaglijst die ter zitting is overgelegd en aan dit vonnis is gehecht als bijlage II.
De 2.500 kg vuurwerk die onder verdachte in beslag is genomen, dient vanzelfsprekend te worden onttrokken aan het verkeer omdat de bewezen verklaarde feiten daarmee zijn begaan en het vuurwerk van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Alle overige voorwerpen op de beslaglijst dienen aan verdachte te worden geretourneerd, omdat niet is komen vast te staan dat een relatie bestaat tussen dat voorwerp en de bewezen verklaarde feiten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1 a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer; en
- 1.2.2 en 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan (1.2.2. Vuurwerkbesluit),
en
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan (1.2.4. Vuurwerkbesluit).
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
21 (eenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van de voorwerpen genummerd 1 tot en met 9 op de beslaglijst.
Verklaart het voorwerp genummerd 10 op de beslaglijst onttrokken aan het verkeer.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.R.E. Evans en J.J.J. Schutte, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 december 2018.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van bevindingen betreden loods Paramaribostraat 31 (de rechtbank begrijpt dat is bedoeld ‘ [adres] ’) van 26 november 2015, pagina’s 19-20.
2.Een proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [adres] van 30 november 2015, pagina’s 28-31.
3.Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming van 26 november 2015, ongenummerd (achteraan het pakket met meer kennisgevingen van inbeslagneming).
4.Een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 13 januari 2016, pagina’s 149-236, met dien verstande dat de eerste pagina later is vervangen door een losse pagina waarop bij aantal Lijst III vuurpijlen ‘420’ staat, en bijbehorende bijlagen, pagina’s 237-336.
5.Genoemd proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, meer specifiek, pagina’s 151-187. Voor de flowerbeds op pagina 163, volgnummer 6, geldt dat kennelijk een rekenfout is gemaakt en ten gevolge daarvan een te laag gewicht is genoteerd. Nu dat te lage gewicht ook in de tenlastelegging is opgenomen, heeft die rekenfout geen consequenties voor de bewezenverklaring.
6.De bijlagen bij genoemd proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, pagina’s 237-336.
7.Genoemd proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, meer specifiek, pagina 182.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van in beslaggenomen administratieve stukken, pagina’s 21-27.
9.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina’s 64-70.
10.Een proces-verbaal van verhoor bij inbewaringstelling van [medeverdachte] , gedateerd op 2 december 2015
11.Een proces-verbaal van verhoor bij toetsing inverzekeringstelling van [verdachte] , gedateerd 27 november 2015 en een proces-verbaal van verhoor bij inbewaringstelling van [medeverdachte] , gedateerd op 2 december 2015.
12.Een proces-verbaal bevindingen autohuur van 8 december 2015, pagina 104.
13.Een proces-verbaal van verhoor bij inbewaringstelling van [medeverdachte] , gedateerd op 2 december 2015 en het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 13 december 2018.
14.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 13 december 2018.