ECLI:NL:RBAMS:2018:9321

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
AMS 18/288
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betrouwbaarheidseisen voor beveiligers en de beoordeling van criminele betrokkenheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 20 december 2018, in de zaak tussen eiser en de korpschef van de politie, werd de betrouwbaarheid van eiser als beveiliger ter discussie gesteld. Eiser, die lid was van een motorclub, had eerder toestemming gekregen om als beveiliger te werken, maar deze toestemming werd door de korpschef ingetrokken op basis van vermeende criminele connecties en een belastingschuld. Eiser voerde aan dat zijn motorclub geen criminele organisatie was en dat hij niet op de hoogte was van eventuele strafrechtelijke antecedenten van andere leden. De rechtbank oordeelde dat de korpschef onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat eiser in criminele kringen verkeert. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de korpschef opnieuw moest beoordelen of eiser betrouwbaar genoeg was om als beveiliger te werken. De rechtbank stelde een termijn van zes weken voor het nemen van een nieuw besluit en droeg de korpschef op om het griffierecht aan eiser te vergoeden, evenals de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/288

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te Krommenie, eiser

(gemachtigde: mr. J.F.H. Molema),
en

de korpschef van de politie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Filali).

Procesverloop

Bij besluit van 2 augustus 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser de toestemming onthouden tot het verrichten van werkzaamheden voor een particuliere beveiligingsorganisatie.
Bij besluit van 5 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft stukken overgelegd en met betrekking tot een aantal van die stukken een verzoek om geheimhouding op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedaan. Bij beslissing van 18 oktober 2018 heeft de rechtbank in een andere samenstelling op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb geoordeeld dat er gewichtige redenen zijn om de beperkte kennisneming gerechtvaardigd te achten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2018. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. C.F.M. van der Meij. Voor eiser was ook aanwezig informant [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Eiser heeft de rechtbank ter zitting toestemming gegeven als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om mede op grondslag van de hierboven genoemde stukken uitspraak te doen.
De zaak is gevoegd behandeld met de zaak met nummer AMS 17/7347. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.

Overwegingen

Wat is er voorafgegaan aan deze procedure?
1. Eiser is lid van [naam club] . Tot 2015 was eiser ook een aantal jaren president van [naam club] . Eiser heeft de afgelopen negen jaar (parttime) als beveiliger gewerkt.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser de toestemming onthouden tot het verrichten van werkzaamheden voor een particuliere beveiligingsorganisatie. Volgens verweerder verkeert eiser in kringen waarbinnen geweld of bedreiging met geweld niet wordt geschuwd, houdt eiser zich niet aan de rechtsregels en heeft eiser belastingschulden waardoor hij gevoelig is voor omkoping of druk door criminelen. Verweerder beschouwt deze feiten als een ernstige aantasting van de rechtsorde en vindt dat eiser daarom onvoldoende betrouwbaar is om als beveiliger te werken.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft aan het bestreden besluit het advies van mr. C.C. Gerardts van 5 december 2017 ten grondslag gelegd.
Het standpunt van eiser
4. Eiser heeft in beroep – samengevat – het volgende aangevoerd. Volgens eiser is [naam club] geen Outlaw Motorcycle Gang (OMG) of een MotorClub (MC) en ook geen supportclub van de Hells Angels. [naam club] is een vriendengroep met een gedeelde passie voor motoren. Het is eiser niet duidelijk waarop verweerder baseert dat andere leden van [naam club] strafrechtelijke antecedenten hebben. Eiser was daar in elk geval niet van op de hoogte en hoefde daar ook niet van op de hoogte te zijn. Eiser vindt verder dat verweerder ten onrechte waarde blijft hechten aan de huiszoeking in 2015. De toen aangetroffen hennep behoorde niet toe aan [naam club] . Volgens eiser heeft verweerder ook onvoldoende gemotiveerd waarom hij vanwege zijn belastingschuld extra vatbaar zou zijn voor omkoping. Op de zitting heeft eiser aangegeven dat deze schuld inmiddels is afbetaald. Volgens eiser heeft verweerder verder ten onrechte buiten beschouwing gelaten dat aan hem meerdere keren toestemming is verleend, waarbij het vermeende lidmaatschap, antecedenten etc. dusdanig zijn beoordeeld dat geen sprake zou zijn van een risico en waarbij hij voldoende betrouwbaar is bevonden.
Het standpunt van verweerder
5. In beroep handhaaft verweerder het standpunt dat eiser onvoldoende betrouwbaar is om als beveiliger te werken. Dat baseert verweerder op het volgende:
- Eiser verkeert in criminele kringen. Als lid en voormalig president van [naam club] heeft eiser intensief contact met medeleden, van wie het merendeel strafrechtelijke antecedenten voor geweldsmisdrijven en drugsgerelateerde delicten heeft. Verder is volgens verweerder [naam club] een supportclub van de Hells Angels en onderhoudt eiser nauwe contacten met leden van de Hells Angels. Iemand die beveiliger is, kan niet amicaal omgaan met leden van de Hells Angels, aangezien een aanzienlijk aantal leden van de Hells Angels zich tot zeer recent heeft beziggehouden met criminele activiteiten.
- Eiser houdt zich niet aan de rechtsregels wegens het niet betalen van motorrijtuigenbelasting, het rijden in een niet-APK-goedgekeurd voertuig en het opgelegd gekregen hebben van rijontzeggingen.
Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat ‘het zich niet houden aan de rechtsregels’ geen zelfstandige grondslag biedt voor het standpunt van verweerder dat eiser onvoldoende betrouwbaar is om als beveiliger te werken. ‘Het zich niet houden aan de rechtsregels’ en ‘het verkeren in criminele kringen’ moeten in onderlinge samenhang worden bezien.
Het wettelijk kader
6. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
De beoordeling door de rechtbank
De relatieve bevoegdheid van de rechtbank
7. Op grond van artikel 8:7, tweede lid, van de Awb is, gelet op de woonplaats van eiser, niet deze rechtbank maar de rechtbank Noord-Holland bevoegd om op het beroep te beslissen. Uit een oogpunt van proces-economie en gelet op de instemming van partijen op de zitting zal deze rechtbank op het beroep beslissen.
Het toetsingskader
8. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] komt de korpschef beoordelingsruimte toe bij de beoordeling of een betrokkene voldoende betrouwbaar is. De invulling die in paragraaf 2.3, aanhef en onder c, van de Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 2014 (hierna: de Beleidsregels) aan de term 'betrouwbaarheid' is gegeven, is niet onredelijk of anderszins rechtens onjuist. Aan medewerkers in de beveiligingsbranche worden, gelet op de aard van deze branche, hogere eisen gesteld dan aan medewerkers in willekeurige andere betrekkingen. Dit betekent dat de korpschef als beoordelingsmaatstaf mag hanteren, dat de betrouwbaarheid en integriteit van beveiligingsmedewerkers boven iedere twijfel verheven dienen te zijn.
Verkeert eiser in criminele kringen?
De leden van [naam club]
9. Verweerder heeft in beroep een geanonimiseerd overzicht overgelegd met als titel ‘ [naam club] Amsterdam overzicht antecedenten afgelopen 8 jaar per lid (peildatum 9 augustus 2018)’ (hierna: het overzicht) [2] . Uit het overzicht blijkt volgens verweerder dat het merendeel van de leden van [naam club] strafrechtelijke antecedenten heeft voor geweldsmisdrijven en druggerelateerde delicten. De rechtbank constateert dat uit het overzicht niet blijkt wie deze negen personen zijn. Voor de rechtbank is nu dus niet na te gaan of deze personen ook lid zijn van [naam club] . De rechtbank is daarom van oordeel dat het overzicht, zonder aanvullende informatie, geen grondslag biedt voor de stelling van verweerder dat veel leden van [naam club] strafrechtelijke antecedenten hebben. Verweerder heeft geen andere stukken overgelegd die deze stelling kunnen onderbouwen. Het verwijt dat eiser verkeert in kringen van mensen met strafrechtelijke antecedenten is daarom niet komen vast te staan.
Is [naam club] een supportclub van de Hells Angels?
10. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder onvoldoende feitelijke gegevens heeft aangedragen om tot de conclusie te komen dat [naam club] een supportclub is van de Hells Angels. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde notulen van het ‘Westelijk overleg gehouden bij Road Knights MC d.d. 09-03-‘16’. De inhoud van deze notulen is onvoldoende voor de conclusie dat [naam club] een supportclub is van de Hells Angels. Uit de notulen blijkt slechts dat namens [naam club] iemand aanwezig was bij het overleg. Ook uit de door verweerder bij het verweerschrift van
12 oktober 2018 overgelegde productie 7 (‘Intimidatie door verstoring openbare weg tijdens begrafenis’ en ‘Hells Angels en supportclubs op choppershow’) blijkt slechts dat leden van [naam club] aanwezig waren bij respectievelijk de begrafenis en de choppershow, maar hieruit blijkt niet dat [naam club] een supportclub is van de Hells Angels. Hetgeen verweerder in dit verband heeft aangevoerd met betrekking tot de soortgelijke uiterlijke presentatie van [naam club] als de Hells Angels, de bij de Hells Angels opgerolde hennepplantage en het commentaar over de aangetroffen hennep van een woordvoerder van [naam club] zijn, ook wanneer deze omstandigheden in samenhang worden bezien, onvoldoende voor de conclusie dat [naam club] als een supportclub van de Hells Angels is aan te merken.
Contacten met leden van de Hells Angels
11. Verweerder heeft in beroep verwezen naar de ‘Bijlage 1 behorende bij het advies en de beslissing op bezwaar ter zake van het bezwaarschrift van [naam] ’ (hierna: de waarnemingen) en daarnaast, met toepassing van artikel 8:29 van de Awb, foto’s overgelegd. De rechtbank heeft kennis genomen van deze foto’s. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de waarnemingen. Niet in geschil is dat er wel eens contact is tussen leden van [naam club] en leden van de Hells Angels. Zo heeft eiser verklaard dat hij leden van de Hells Angels tegenkomt op feesten en beurzen en dat hij dan een praatje met ze maakt. Hij heeft echter geen goede vrienden die lid zijn van de Hells Angels, aldus eiser. Uit de door verweerder overgelegde waarnemingen en foto’s blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de personen met wie eiser of andere leden van [naam club] contact hebben gehad een strafblad hebben of van wie aannemelijk is dat zij betrokken zijn (geweest) bij strafbare feiten. Het enkele feit dat eiser of andere leden van [naam club] contact hebben met personen die lid zijn van de Hells Angels is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat eiser in criminele kringen verkeert.
12. Gelet op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 9, 10 en 11 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser in criminele kringen verkeert.
Conclusie
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, gelet op al het bovenstaande, in het bestreden besluit niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser onvoldoende betrouwbaar kan worden geacht om als beveiliger te werken.
14. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:46 en 7:12 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder aan de hand van de feiten en omstandigheden opnieuw moet oordelen over de betrouwbaarheid van eiser. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bachrach, voorzitter, mr. R. Hirzalla en mr. J.T. Kruis, leden, in aanwezigheid van mr. C.M.A.V. van Kleef, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2018.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage

Op grond van artikel 7, tweede lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) stelt een beveiligingsorganisatie of recherchebureau als bedoeld in het eerste lid geen personen te werk die belast zullen worden met werkzaamheden, anders dan bedoeld in het eerste lid, dan nadat voor hen toestemming is verkregen van de korpschef.
Op grond van artikel 7, vierde lid, van de Wpbr, wordt de toestemming, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, onthouden indien de desbetreffende persoon niet beschikt over de bekwaamheid en betrouwbaarheid die nodig zijn voor het te verrichten werk.
Op grond van paragraaf 2.3, aanhef en onder c, van de Beleidsregels wordt de toestemming aan een beveiligingsorganisatie of recherchebureau om personen te werk te stellen, zoals bedoeld in artikel 7, eerste, tweede en derde lid, van de Wpbr onthouden indien op grond van andere omtrent betrokkene bekende en relevante feiten kan worden aangenomen dat deze onvoldoende betrouwbaar is om voor een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau werkzaamheden te verrichten dan wel onvoldoende betrouwbaar is om de belangen van de veiligheidszorg of de goede naam van de bedrijfstak niet te schaden.
In paragraaf 2.3 wordt verder vermeld dat van het bepaalde onder c sprake zal zijn indien de betrokkene er blijk van heeft gegeven rechtsregels naast zich neer te leggen waarvan de overtreding beschouwd kan worden als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde. Dat de betrokkene onvoldoende betrouwbaar is, kan worden aangenomen op basis van andere, niet uit veroordelingen of transacties gebleken, omtrent betrokkene bekende feiten. Zo kunnen (tegen betrokkene) opgemaakte processen-verbaal of (dag/mutatie)rapporten ertoe leiden dat betrokkene onvoldoende betrouwbaar of geschikt wordt geacht om voor een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau te werken. Uiteraard is daarbij van belang dat tegen betrokkene nog altijd een serieuze verdenking bestaat.
In geval van aanwijzingen dat de aanvrager verkeert in kringen waarbinnen (dreiging met) geweld niet wordt geschuwd, dan wel indicaties die wijzen in de richting van betrokkenheid van aanvrager bij enige vorm van afpersing, drugshandel of andere zware (georganiseerde) criminaliteit dan wel het verkeren door hem in (zware) criminele kringen, kan er eveneens aanleiding zijn aan te nemen dat de betrokkene onvoldoende betrouwbaar is om voor een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau werkzaamheden te verrichten. In het geval er een vermoeden bestaat dat de betrokkene verkeert in criminele kringen dient dit vermoeden recent en objectief bepaalbaar te zijn op grond van de onderliggende politiegegevens. Daarbij moet worden bedacht dat betrokkene zoveel mogelijk de gelegenheid moet krijgen zich te verweren tegen de tegen hem bestaande bedenkingen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2302.
2.Zie productie 1 bij het verweerschrift van 12 oktober 2018 in de zaak AMS 18/2419 ( [naam] ). Partijen hebben verzocht dit stuk ook te betrekken in deze procedure.