ECLI:NL:RBAMS:2018:9193

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
AWB 18-6913
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluitingsbevel restaurant na ernstige dreiging

Op 18 december 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen P&G Surinaams Restaurant Nederland B.V. en de burgemeester van Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een sluitingsbevel dat op 1 november 2018 door de burgemeester was opgelegd. Dit sluitingsbevel was het gevolg van ernstige veiligheidsrisico's, waaronder de vondst van explosieven in de nabijheid van het restaurant. Verzoekster, P&G Surinaams Restaurant Nederland B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen het sluitingsbevel en verzocht om heropening van het restaurant. Tijdens de zitting op 6 december 2018 heeft de voorzieningenrechter de belangen van verzoekster en verweerder afgewogen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting kon overgaan, gezien de ernstige schending van de openbare orde en de dreiging voor omwonenden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om het sluitingsbevel te schorsen, omdat de financiële belangen van verzoekster niet opwogen tegen de veiligheidsrisico's. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en stelde dat er geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht aan de orde was.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/6913

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 december 2018 in de zaak tussen

de besloten vennootschap
P&G Surinaams Restaurant Nederland B.V., te Amsterdam , verzoekster
(gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger),
en
de burgemeester van Amsterdam, verweerder
(gemachtigden: mr. N.J.C. Moninxc en mr. A.J. Wilschut).

Procesverloop

Op 1 november 2018 heeft verweerder spoedeisende bestuursdwang toegepast door het pand aan het [adres] te [vestigingsplaats] met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te sluiten. Op 1 november 2018 heeft verweerder de sluiting neergelegd in een besluit (het sluitingsbevel).
Verzoekster heeft op 21 november 2018 tegen het sluitingsbevel bezwaar gemaakt en tevens een verzoek ingediend bij verweerder om over te gaan tot verlening van toestemming tot heropening. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om tijdens de bezwaarprocedure een spoedmaatregel (een voorlopige voorziening) te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2018. Van de zijde van verzoekster is ter zitting haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn voorgenoemde gemachtigden.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter gaat na of er een voorlopige voorziening moet worden getroffen omdat de uitkomst van de bodemprocedure – hier de bezwaarprocedure – niet kan worden afgewacht. In dit geval betekent dit dat de voorzieningenrechter een afweging maakt tussen aan de ene kant het belang van verzoekster dat het restaurant weer geëxploiteerd kan worden. Aan de andere kant kijkt de voorzieningenrechter naar het belang van verweerder dat het restaurant gesloten blijft. Er is in de regel geen reden een voorlopige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter het bestreden besluit rechtmatig acht. Het oordeel van de voorzieningenrechter is niet bindend voor de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure.
Feiten en omstandigheden
2. Deze zaak gaat over het sluitingsbevel van verweerder tegen het restaurant P&G Surinaams Restaurant Nederland B.V. aan het [adres] te [vestigingsplaats] (hierna: het restaurant).
3. Verweerder heeft het restaurant op 1 november 2018 met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd gesloten omdat er tweemaal een explosief is gevonden op de openbare weg voor het restaurant: namelijk op 25 oktober 2018 , na een melding bij de politie van kogelschoten bij het Bijlmerplein en op 1 november 2018 nadat om 2:43 uur op de [kledingwinkel] is geschoten.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
4.1.
Ter zitting is gebleken dat niet in geschil is dat verweerder bevoegd was om het restaurant te sluiten. Daarnaast is niet in geschil dat verweerder op 1 november 2018 in redelijkheid tot sluiting kon overgaan.
4.2.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de sluiting inmiddels zou moeten worden geschorst op grond van het sluitings- en heropeningsbeleid van verweerder en zwaarwegende belangen van haar kant omdat de termijn van vier weken is gepasseerd en het gelet op de feestdagen onduidelijk is wanneer verweerder over het heropeningsverzoek kan beslissen.
4.3.
Verweerder heeft gesteld dat de toets die in de onderhavige procedure voorligt, slechts de toets is of verweerder in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot sluiting van het restaurant voor onbepaalde tijd. De vraag of het restaurant weer kan worden geopend, is volgens verweerder alleen in de procedure van het verzoek om heropening aan de orde.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat het bezwaar zich richt tegen de sluiting en dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat de heropening van het restaurant aan de orde komt in de procedure waarin dat is verzocht. De stelling van verzoekster dat de nu voorliggende procedure de enige rechtsingang is om een snelle heropening te krijgen is onjuist. Zij had immers in een eerder stadium om heropening kunnen verzoeken en in die procedure een voorlopige voorziening kunnen vragen. Dit laat onverlet dat de voorzieningenrechter naast een voorlopig rechtmatigheidsoordeel ook een belangenafweging moet maken van enerzijds de belangen van verzoekster en anderzijds de belangen van verweerder. Een dergelijke belangenafweging kan er ook toe leiden dat het sluitingsbevel wordt geschorst tijdens de bezwaarprocedure tegen het sluitingsbevel.
4.5.
De vraag die nu voorligt is de vraag of er aanleiding bestaat het sluitingsbevel te schorsen tijdens de bezwaarprocedure.
4.6.
De stelling van verzoekster dat uit het beleid van verweerder volgt dat een sluitingsbevel maar vier weken duurt, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een onjuiste lezing van het beleid. In het sluitingsbevel is bepaald dat het restaurant voor onbepaalde tijd wordt gesloten. Verweerder heeft uitgelegd dat het sluitingsbeleid zo moet worden gelezen dat een openbare gelegenheid, niet zijnde een coffeeshop, in beginsel pas na een periode van vier weken kan worden heropend. De voorzieningenrechter volgt deze lezing. In het sluitingsbeleid staat dat maatwerk wordt geleverd. Het maatwerk wordt geleverd bij het verzoek om heropening, waarbij wordt beoordeeld of de sluiting nog steeds noodzakelijk is om de openbare orde te herstellen en herhaling te voorkomen.
4.7.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is om op dit moment om de sluiting te schorsen. Het sluitingsbevel voor onbepaalde tijd is volgens verweerder vanwege de ernstige schendig van de openbare orde gerechtvaardigd. Volgens verweerder bestaat er een ernstig gevaar voor de omwonenden en een aantasting van de openbare orde nu tweemaal explosieven zijn gevonden op de openbare weg. In de bestuurlijke rapportages van de politie van 29 oktober 2018 en 1 november 2018 is te lezen dat een van de belanghebbenden familiebanden heeft met een persoon waarop een ernstige dreiging rust vanuit het criminele milieu. Deze dreiging richt zich volgens de rapportage ook op de familie. Ter zitting heeft verweerder de meest recente bestuurlijke rapportage van de politie bij de voorzieningenrechter ingediend, dagtekening 5 december 2018 , waaruit blijkt dat de politie het risico op herhaling hoog inschat.
4.8.
Verzoekster stelt daartegenover dat de kosten voor haar bedrijfsvoering doorlopen, haar personeel thuis zit en dat zij bereid is tot het overleggen en het maken van afspraken om het restaurant te heropenen. Ter zitting heeft verzoekster aangevoerd dat de persoon tot wie de dreiging zich richt inmiddels uit de besloten vennootschap is gestapt. Daarnaast heeft verzoekster gesteld dat verweerder de besluitvorming vertraagt door zeer langzaam te handelen in deze procedure. Verzoekster stelt dat er in het sluitingsbevel geen informatie of begeleidende brief over het heropeningsbeleid is bijgevoegd.
4.9.
Verzoekster heeft gelijk als zij stelt dat de informatie over de mogelijkheid om een gesprek aan te vragen naar aanleiding van de sluiting niet op tijd aan haar bekend is gemaakt. De voorzieningenrechter stelt vast dat op pagina 5 van de Notitie sluitings- en heropeningsbeleid [1] (onder het kopje ‘Sluitingstermijn’) is te lezen dat in het sluitingsbevel moet worden opgenomen dat een gesprek over heropening direct kan worden aangevraagd. Met dit beleid wordt beoogd om de belanghebbende zo snel mogelijk duidelijkheid te laten verkrijgen over zijn mogelijkheden om het bedrijf weer voort te zetten. De voorzieningenrechter constateert echter dat het sluitingsbevel op 1 november 2018 is genomen en dat beide partijen ter zitting hebben verklaard dat op 9 november 2018 contact is geweest tussen verweerder en de gemachtigde van verzoekster. Gezien het korte tijdsverloop tussen enerzijds het sluitingsbevel en anderzijds het contact tussen de rechtshulpverlenende gemachtigde van verzoekster en verweerder, is het niet aannemelijk dat het ontbreken van deze informatie verzoekster in haar belangen heeft geschaad.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, alles afwegend, het niet onredelijk is dat verweerder het algemeen veiligheidsbelang en de bescherming van onschuldige omstanders doorslaggevend heeft gevonden. Tegenover de ernstige schending van de openbare orde in de onderhavige zaak moet een aanzienlijk, zwaarwegend belang aan de kant van eiser staan om het sluitingsbevel te schorsen. Niet nader onderbouwde financiële malaise is daarvoor onvoldoende. Verzoekster heeft het in haar macht om maatregelen te treffen om verweerder het vertrouwen te geven om tot heropening over te gaan. Dat is tot op heden niet gedaan. Het standpunt van verzoekster dat de dreiging is afgewend nu de persoon tot wie de dreiging zich richt inmiddels uit de besloten vennootschap is gestapt, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter op een erg laat moment ingebracht en in het geheel niet onderbouwd. De stelling dat verweerder de procedure vertraagt, leidt niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter neemt in aanmerking dat verzoekster zelf in de hand heeft welke maatregelen zij kan treffen. Zij had direct contact op kunnen nemen met verweerder en al op 9 november 2018 had zij via haar gemachtigde een gesprek kunnen aanvragen over heropening. Dat zij dit pas op 21 november 2018 heeft gedaan en zich nu in deze procedure zorgen maakt over de tijdigheid van de heropening van het restaurant en financieel gemis tijdens de feestdagen, komt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor haar eigen rekening.
Conclusie
6.1.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
6.2.
Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C. Boeree, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.K. Akdag, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2018.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.www. amsterdam .nl/wonen-leefomgeving/veiligheid/downloads/s/sluitingsbeleid/,