ECLI:NL:RBAMS:2018:8978

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
12 december 2018
Zaaknummer
13/751665-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Circuit Court in Lublin, Polen, op 2 februari 2016. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1989 en thans gedetineerd in Nederland, wordt verdacht van diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Polen onderzocht, zoals aangevoerd door de raadsman. De raadsman betoogde dat de detentieomstandigheden in Polen ondermaats zijn en dat dit een reden zou moeten zijn om de overlevering te weigeren. De officier van justitie daarentegen stelde dat de omstandigheden geen beletsel vormen voor de overlevering. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de detentieomstandigheden in Polen niet leiden tot een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751665-18
RK nummer: 18/5956
Datum uitspraak: 30 oktober 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 augustus 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 februari 2016 door
the Circuit Court in Lublin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 oktober 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 21 januari 2015 van
the District Court Lublin-East in Lublin seated in Świdnik,met kenmerk: II K 742/14.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een samengestelde vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar en 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog een straf van 1 jaar, 11 maanden en 3 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

5.Detentieomstandigheden in Polen

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de overlevering dient te worden geweigerd, dan wel dat de zaak moet worden aangehouden, omdat de omstandigheden in Poolse gevangenissen ondermaats zijn.
Het rapport van 25 juli 2018 van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT) toont aan dat in verschillende gevangenissen niet wordt voldaan aan de eis van 4m2 aan
personal space. Wanneer sprake is van
personal spacetussen de 3 en 4 m2 moeten alle overige omstandigheden goed worden onderzocht, zo volgt onder andere uit een uitspraak van de rechtbank van 11 november 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:9634). De raadsman heeft de volgende passages uit het CPT-rapport van 25 juli 2018 voorgehouden:
Białystok Remand Prison had four one to four-storey accommodation blocks. (…)
By contrast, material conditions in the admission unit, located on the ground floor of the Block A, were rather poor, the cells being dilapidated, poorly lit and poorly ventilated.(paragraaf 64, pagina 32)
Furthermore, in some of the prisons visited (e.g. in Białystok, Gliwice and at Warsaw-Służewiec), the delegation again saw opaque panes (referred to as “blinds”) installed on a number of cell windows. As already stated after the Committee’s 2013 visit,62 such devices are in most cases unnecessary, prevent prisoners from having any view from their cells and restrict access to natural light and fresh air. The CPT recommends that they be removed and, wherever really necessary, replaced with other devices that allow sufficient natural light and fresh air into the cells.
(paragraaf 69, pagina 34)
Een en ander leidt tot de conclusie dat de detentieomstandigheden in Polen niet voldoen aan de eisen van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), aldus de raadsman.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden in Polen geen beletsel vormen voor het toestaan van de overlevering. In eerdere uitspraken heeft de rechtbank al geconcludeerd dat het meest recente CPT-rapport niet leidt tot de conclusie dat in Poolse detentiecentra sprake is van een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest).
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen. De rechtbank verwijst naar twee uitspraken van 22 oktober 2018 (ter publicatie aangeboden) [1] waarin is ingegaan op de detentieomstandigheden in Polen en het CPT-rapport van 25 juli 2018. De rechtbank concludeert (opnieuw) dat uit dit CPT-rapport volgt dat de materiële detentieomstandigheden in alle vijf de bezochte gevangenissen over het algemeen acceptabel zijn. De door de raadsman aangevoerde kritiekpunten in het rapport, kunnen niet leiden tot het oordeel dat desondanks inde instellingen sprake is van een algemeen reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest. Aan het op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 april 2016 in de zaken
Aranyosi en Căldăraru(ECLI:EU:2016:198) te hanteren toetsingskader dat ziet op het uitsluiten van het individuele risico voor de opgeëiste persoon, komt de rechtbank – gelet op het bovenstaande – niet toe.
Het verweer wordt verworpen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan
the District Court in Lublin(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en A.P. Sno, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 30 oktober 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 22 oktober 2018, parketnummers: 13/751470-18 en 13/751647-18.