3.1.[eiser] vordert, na wijziging van eis en na toelichting op de eis ter comparitie, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. primair:
voor recht verklaart dat de opslag van 0,6% – zoals vermeld in de tussen partijen overeengekomen kredietovereenkomst – als vast percentage moet worden beschouwd en niet eenzijdig door ING kon/kan worden gewijzigd;
subsidiair:
indien geoordeeld zou worden dat ING wel bevoegd is de opslag te verhogen, voor recht verklaart dat ING onrechtmatig – want in strijd met haar zorgplicht – jegens [eiser] heeft gehandeld;
meer subsidiair:
indien geoordeeld wordt dat een opslagwijzigingsbeding tussen partijen is overeengekomen, voor recht verklaart dat dit beding onredelijk bezwarend althans naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en dit beding vernietigt, althans met terugwerkende kracht buiten werking stelt;
meest subsidiair:
indien geoordeeld wordt dat een opslagwijzigingsbeding tussen partijen is overeengekomen, voor recht verklaart dat [eiser] heeft gedwaald ten opzichte van de bevoegdheid van ING om de opslag van 0,6% eenzijdig te kunnen wijzigen en het opslagwijzigingsbeding vernietigt althans met terugwerkende kracht buiten werking stelt;
B. ING op grond van hetgeen onder A primair is gevorderd, beveelt de opslag te verlagen tot 0,6% en ING verbiedt de opslag gedurende het restant van de looptijd van de overeenkomst van in totaal 30 jaar te verhogen, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor elk dag of deel van een dag dat ING hiermee in strijd handelt, een en ander vanaf één dag na betekening van dit vonnis;
C. primair:
ING op grond van hetgeen onder A is gevorderd, op grond van onverschuldigde betaling of anderszins, veroordeelt tot (terug)betaling aan [eiser] van de bedragen die door ING ten gevolge van de éénzijdige verhoging van de opslag zijn geïnd, thans vast te stellen op een bedrag van € 1.621.349,-, en vanaf 1 oktober 2016 te vermeerderen met € 38.000,- zolang de opslag niet is verlaagd tot 0,60%, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente daarover vanaf de data dat de teveel geïnde bedragen van de bankrekening(en) van [eiser] zijn afgeschreven tot aan de dag van volledige betaling;
subsidiair:
ING op grond van hetgeen onder A is gevorderd, op grond van onverschuldigde betaling of anderszins veroordeelt tot (terug)betaling aan [eiser] de bedragen die door ING ten gevolge van de eenzijdige verhoging van de opslag zijn geïnd vanaf 2006 tot 20 oktober 2010, althans tot aan het moment dat ING expliciet en ondubbelzinnig aan [eiser] kenbaar heeft gemaakt de opslag eenzijdig te mogen en gaan verhogen, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente daarover vanaf de data dat de teveel geïnde bedragen van de bankrekening(en) van [eiser] zijn afgeschreven tot aan de dag van volledige betaling;
meer subsidiair:
ING op grond van artikel 6:230 lid 2 BW veroordeelt tot betaling aan [eiser] van € 1.621.349, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke (handels)rente daarover vanaf de data dat de teveel geïnde bedragen van de bankrekening(en) van [eiser] zijn afgeschreven tot aan de dag van volledige betaling;
D. ING veroordeelt tot betaling aan [eiser] van € 6.775,-, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag aan buitengerechtelijke kosten;
E. ING veroordeelt in de kosten van de procedure.