ECLI:NL:RBAMS:2018:889

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
16 februari 2018
Zaaknummer
13/684297-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging ex-vriendin met opzettelijk handelen in strijd met gedragsaanwijzing

Op 23 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging van zijn ex-vriendin. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2018. De officier van justitie, mr. H. Hoekstra, heeft de vordering ingediend, en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. van den Berg. De rechtbank heeft kennisgenomen van een schriftelijke slachtofferverklaring van 28 juni 2017 van het slachtoffer.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing die op 21 juni 2017 was gegeven door de officier van justitie, en het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 maart tot en met 26 maart 2017 meer dan tweehonderd keer contact heeft gezocht met het slachtoffer, ondanks herhaalde verzoeken om dit te stoppen. De verdachte heeft ook geprobeerd contact op te nemen met het slachtoffer na het uitreiken van de gedragsaanwijzing.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en opzettelijk handelen in strijd met de gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een gebiedsverbod van 150 meter rondom de woning van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de gedragsaanwijzing en dat het gedrag van de verdachte een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer heeft betekend.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684297-17
Datum uitspraak: 23 januari 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2018.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. van den Berg, naar voren hebben gebracht.
1.3.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de schriftelijke slachtofferverklaring van 28 juni 2017 van [slachtoffer] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 21 juni 2017 en/of op of omstreeks 24 juni 2017 te Amstelveen en/of te Ouderkerk aan de Amstel , in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 21 juni 2017 gegeven door de officier van justitie te Amsterdam, immers heeft verdachte toen (telkens) opzettelijk contact opgenomen/gezocht met de in die gedragsaanwijzing genoemde [slachtoffer] ;
2. hij in of omstreeks de periode van 27 april 2017 tot en met 20 juni 2017 te Amstelveen en/of te Ouderkerk aan de Amstel , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte
3. voornoemde [slachtoffer] veelvuldig en/of meermalen per dag gebeld en/of berichten verstuurd en/of
4. zich eenmaal of meermalen (in de directe nabijheid) opgehouden bij de woning van voorgenoemde [slachtoffer] ;
3. ( (gevoegde zaak 689160-17)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2017 tot en met 26 maart 2017 te Amstelveen en/of te Ouderkerk aan de Amstel , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte
  • voornoemde [slachtoffer] meermalen (per dag) gebeld en/of (indirect) berichten verstuurd en/of
  • eenmaal of meermalen gebeld naar het werk van voornoemde [slachtoffer] en/of
  • zich eenmaal of meermalen opgehouden (in de directe nabijheid) bij de woning van voorgenoemde [slachtoffer] .

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Belaging
4.1.1.
De rechtbank stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
4.1.2.
Verdachte heeft in de periode van 17 maart tot en met 26 maart 2017 [slachtoffer] , met wie hij een relatie heeft gehad, met zijn telefoon met nummer [nummer] , meer dan tweehonderd keer een bericht gestuurd en gebeld terwijl zij op 13 maart 2017 verdachte het volgende heeft bericht: “ [verdachte] hou alsjeblieft op met mij bellen. Je had beloofd mij met rust te laten. Ik wil geen contact met jou nu. Waarom respecteer je dat niet? Je hebt het zelf over elkaar met respect behandelen, doe dat dan ook alsjeblieft.” en op 25 maart 2017 het volgende aan verdachte heeft geschreven: “Wil je ophouden met mij bellen en sms’en? Ik wil namelijk absoluut geen contact meer met jou (…)” Op 26 maart 2017 heeft verdachte meer dan vijftig berichten naar de telefoon van [slachtoffer] gestuurd en haar drieëntwintig keer gebeld. Verdachte heeft in genoemde periode ook met andere telefoons naar [slachtoffer] gebeld en haar nog meer berichten gestuurd. Op 18 en 22 maart 2017 heeft verdachte ook naar het werk van [slachtoffer] gebeld en op 21 maart 2017 is verdachte in de buurt van haar woning geweest.
4.1.3.
Nadat verdachte [slachtoffer] op 27 april 2017 was tegengekomen en zij hem had gegroet, heeft hij in de weken daarna wederom veelvuldig (telefonisch) contact met haar gezocht. Hij heeft haar in de periode tot en met 20 juni 2017 alleen al met zijn telefoon met nummer [nummer] ongeveer tweehonderdvijftig keer ge-sms’t of gebeld. Op 4 juni 2017 heeft verdachte geprobeerd via FaceTime contact met haar te krijgen en zat hij ’s avonds om tien uur in zijn auto die bij [slachtoffer] voor de deur stond geparkeerd.
4.1.4.
[slachtoffer] heeft in haar aangifte van 24 maart 2017 verklaard dat het gedrag van verdachte haar vierentwintig uur per dag bezighoudt, dat zij boos is en dat zij wilt dat het stopt. In haar aangifte 29 mei 2017 heeft zij te kennen gegeven dat zij wil dat verdachte haar met rust laat en dat zij doodmoe van hem wordt.
4.1.5.
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij [slachtoffer] in de ten laste gelegde periodes veelvuldig berichten (sms’jes, WhatsApp-berichten) heeft gestuurd, meermalen telefonisch contact heeft gezocht en naar haar werk heeft gebeld en een aantal keer bij de woning van [slachtoffer] is geweest .
4.1.6.
Verdachte heeft gezien hetgeen hiervoor is overwogen op obsessieve wijze stelselmatig contact heeft gezocht en opgenomen met [slachtoffer] ondanks dat zij herhaaldelijk aan verdachte te kennen heeft gegeven geen contact te willen en dat zij dat dus al die tijd heeft moeten verdragen.
4.1.7.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
4.1.8.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan de onder 2 en 3 ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
4.2.
Opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing
Uit het dossier volgt dat de officier van justitie in Amsterdam, naar aanleiding van de aangifte van belaging door [slachtoffer] , door middel van een zogeheten gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast (artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering), verdachte op 21 juni 2017 heeft bevolen zich met onmiddellijke ingang te onthouden van contact met [slachtoffer] . De desbetreffende gedragsaanwijzing is verdachte die dag om 08.30 uur uitgereikt. Desondanks heeft verdachte blijkens de aangifte van [slachtoffer] nog dezelfde dag twee keer geprobeerd telefonisch contact met haar op te nemen en heeft hij haar op 24 juni 2017 ge-sms’t. Verdachte heeft bekend dat hij zich niet aan deze gedragsaanwijzing heeft gehouden. Daarmee acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde eveneens bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1. op 21 juni 2017 en 24 juni 2017 te Amstelveen opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 21 juni 2017 gegeven door de officier van justitie te Amsterdam, immers heeft verdachte toen opzettelijk contact gezocht met de in die gedragsaanwijzing genoemde [slachtoffer] ;
2. in de periode van 27 april 2017 tot en met 20 juni 2017 te Amstelveen en/of te Ouderkerk aan de Amstel , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte
  • voornoemde [slachtoffer] veelvuldig en meermalen per dag gebeld en berichten verstuurd en
  • zich (in de directe nabijheid) opgehouden bij de woning van voorgenoemde [slachtoffer] ;
3. in de periode van 1 maart 2017 tot en met 26 maart 2017 te Amstelveen en/of te Ouderkerk aan de Amstel , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden immers heeft hij, verdachte
  • voornoemde [slachtoffer] meermalen (per dag) gebeld en berichten verstuurd en
  • gebeld naar het werk van voornoemde [slachtoffer] en
  • zich opgehouden (in de directe nabijheid) bij de woning van voorgenoemde [slachtoffer] .

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte ter zitting, zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van dertig dagen en een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden daaraan verbonden een contactverbod met [slachtoffer] en een gebiedsverbod dat inhoudt dat verdachte zich niet binnen een straal van 150 meter van de woning van [slachtoffer] zal bevinden. De officier van justitie heeft ten aanzien van de bijzondere voorwaarden de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd.
8.2.
De raadsvrouw van verdachte heeft, onder verwijzing naar het advies van de reclassering, bepleit een geheel voorwaardelijke straf op te leggen zonder daaraan een contact- en gebiedsverbod te verbinden en daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte was, nadat zijn relatie was geëindigd, wanhopig dat zijn ex-vriendin niet meer met hem verder wilde. Hij ziet in dat hij verkeerd bezig is geweest door veelvuldig contact met haar te zoeken, schaamt zich hiervoor en heeft spijt. Hij heeft zelf hulp gezocht en gevonden voor zijn problemen. Verdachte heeft daartoe wekelijks gesprekken bij de Waag. Hij zal geen contact meer opnemen of in haar buurt komen. Het is niet uitgesloten dat verdachte en zijn ex-vriendin ooit weer eens normaal met elkaar zullen kunnen omgaan. Een contact- en gebiedsverbod is niet meer nodig. Daar komt bij dat degene die het verbod krijgt opgelegd, kan zijn overgeleverd aan de grillen van de ander, aldus de raadsvrouw.
8.3.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 15 november 2017 over verdachte, dat door K. van der Heijden, reclasseringswerker, is opgemaakt.
8.4.1.
De rechtbank zal verdachte een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen alsmede een contact- en straatverbod. Zij overweegt daartoe het volgende.
8.4.2.
Verdachte heeft kort nadat zij hun relatie heeft beëindigd zijn ex-vriendin [slachtoffer] een aantal maanden gestalkt. Hoewel zijn ex-vriendin meermalen te kennen had gegeven geen contact te willen, heeft verdachte obsessief vaak contact met haar gezocht; hij heeft haar veelvuldig gebeld, ge-sms’t en gewhatsappt en hij heeft zich een paar keer in de directe omgeving van haar woning opgehouden. Verdachte heeft haar zo gedwongen te dulden dat hij steeds weer contact met haar zocht en aldus een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Daar komt bij dat sommige berichten een dreigende inhoud hadden. Slachtoffers van belaging kunnen doorgaans nog geruime tijd last hebben van gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid. De ex-vriendin van verdachte, die meermalen aangifte tegen hem heeft gedaan, heeft in haar slachtofferverklaring laten weten dat zij wil dat het stopt en dat zij met rust wordt gelaten. Verder heeft verdachte een gedragsaanwijzing van de officier van justitie die inhield dat hij op geen enkele wijze contact mocht opnemen met zijn ex-vriendin opzettelijk niet opgevolgd door nog diezelfde dag wel naar zijn ex-vriendin te bellen.
8.4.3.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte laten meewegen dat hij het kwalijke van zijn handelen inziet, naar het zich nu laat aanzien oprecht spijt heeft van wat hij zijn ex-vriendin heeft aangedaan en te kennen heeft gegeven haar met rust te laten.
8.4.4.
De rechtbank heeft verder in het voordeel van verdachte laten meewegen dat hij uit eigen beweging hulp heeft gezocht bij de Waag (centrum voor ambulante forensische geestelijke gezondheidszorg in Nederland dat gespecialiseerde zorg biedt voor mensen met grensoverschrijdend of strafbaar gedrag). In eerder genoemd reclasseringsrapport staat dat verdachte volgens zijn behandelaar bij de Waag intrinsiek gemotiveerd is voor de behandeling waardoor het goed mogelijk is deze in een vrijwillig kader te continueren.
8.4.5.
Hoewel verdachte het afgelopen half jaar kennelijk geen contact heeft gezocht met zijn ex-vriendin en ter zitting de rechtbank ervan heeft verzekerd ook niet van plan is dat te gaan doen, acht de rechtbank het van belang om hiervoor waarborgen te creëren. Verdachte heeft zich immers eerder niet aan een gedragsaanwijzing gehouden en het is nu nog onzeker hoe de ontwikkelingen tussen verdachte en zijn ex-vriendin zullen lopen. Daarom zal de rechtbank verdachte een contactverbod met zijn ex-vriendin opleggen en hem verbieden het komende jaar in [adres slachtoffer] , waar zij woont, te komen. Mocht verdachte zich niet aan een van die voorwaarden houden, dan zal de voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand ten uitvoer worden gelegd. De rechtbank is van oordeel dat daarbij een proefperiode van één jaar volstaat.
8.4.6.
Aangezien verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, een en ander als bedoeld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank de officier van justitie niet volgen in haar eis om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen. De wettelijke basis voor een dergelijk bevel ontbreekt immers (vgl. HR 25 november 2014 - ECLI:NL:HR:2014:3379). De rechtbank ziet geen aanleiding om een contact- en/of straatverbod in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen die wel dadelijk uitvoerbaar zou kunnen zijn.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 184a en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
Opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.
Belaging, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
1 (één) maand.
Beveelt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet houdt aan de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende
het eerste jaarvan de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. Veroordeelde mag op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoeken, opnemen of hebben met [slachtoffer] .
2. Veroordeelde mag zich niet bevinden in [adres slachtoffer] te [plaats] .
Veroordeelt verdachte voorts tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 1 (één) maand, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en R.W.L. Koopmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M. Cordia en R. Eijkhout, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2018.