In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben de eiseressen, Ivy Group B.V., Emmes Groep B.V., RJB Netherlands B.V., Aghen Invest B.V. en Lev Beheer B.V., verzet aangetekend tegen een eerder vonnis van 15 april 2015. De eiseressen stelden dat de gedaagde, Hannibal Corporation N.V., op de hoogte was van een belastingaanslag die nog niet was voldaan. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 3 mei 2017 de eiseressen toegelaten tot bewijslevering over de kennis van de gedaagde met betrekking tot deze belastingaanslag.
Tijdens de procedure zijn getuigen gehoord en zijn er stukken overgelegd. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de eiseressen niet zijn geslaagd in hun bewijsopdracht. Er was onvoldoende bewijs dat de gedaagde op de hoogte was van de belastingclaim. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van mr. Booij, die namens de eiseressen optrad, niet voldoende was om aan te nemen dat de gedaagde ook op de hoogte was van de belastingaanslag. De getuigenverklaringen en overgelegde stukken gaven geen concrete aanwijzingen dat de gedaagde wist van de betalingsverplichting.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard, het eerdere vonnis vernietigd en de vorderingen van de eiseressen afgewezen. Tevens zijn de eiseressen veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde zijn begroot op € 13.576,44. De kostenveroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.