ECLI:NL:RBAMS:2018:866

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
13/752015-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan Italië op basis van Europees Aanhoudingsbevel

Op 30 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Italië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 7 december 2017. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië en thans gedetineerd in Nederland, werd verzocht te worden overgeleverd voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 3 jaar en 20 dagen, waarvan nog 3 jaar en 18 dagen resteerde. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering. De raadsman voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd omdat het EAB niet de maximumstraf vermeldde. De rechtbank oordeelde echter dat dit niet noodzakelijk was, aangezien het EAB betrekking had op een lijstfeit, waarvoor de maximumstraf niet expliciet vermeld hoeft te worden. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW).

Daarnaast werd het verweer van de raadsman dat er nog een lopende strafzaak in Nederland was, verworpen. De rechtbank oordeelde dat dit geen rol speelde bij de beslissing over de toelaatbaarheid van de overlevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752015-17
RK nummer: 18/267
Datum uitspraak: 30 januari 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 december 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 juli 2017 door de
Deputy Prosecutor Generalvan de
Prosecution Office at Rome Court of Appeal(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 januari 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door haar raadsman, mr. W. Suttorp, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrest van 3 juli 2015 van de
First Criminal Chamber of Rome Court of Appeal(kenmerk 512/2015 R.G. – 4665-15).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar en 20 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 3 jaar en 18 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt raadsman
De overlevering moet worden geweigerd omdat uit het EAB niet blijkt welke maximumstraf geldt voor de feiten.
Standpunt officier van justitie
Het EAB is genoegzaam is nu de opgelegde straf en de resterende straf zijn vermeld.
Oordeel rechtbank
Artikel 2 OLW stelt, in geval van een executieoverlevering, niet de eis dat de in de uitvaardigende lidstaat voor het betrokken feit geldende strafbedreiging in (onderdeel 1 van rubriek c) van) het EAB wordt vermeld. Bovendien heeft de rechtbank in haar uitspraak van 12 oktober 2012 (ECLI:NL:RBAMS:2012:BY2645) reeds geoordeeld dat een afzonderlijke vermelding van de strafmaxima in onderdeel 1 van rubriek c) van het EAB, in geval van een executieoverlevering, niet nodig is indien het EAB betrekking heeft op een lijstfeit.
Door de aanduiding van het feit als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 van de OLW ( een zogenaamd ‘lijstfeit’), weergegeven in rubriek e) onder I van het EAB, heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit aangegeven dat het EAB betrekking heeft op een feit ‘waarop in de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel met een maximum van ten minste drie jaren’ staat.
Het verweer wordt verworpen.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
Georganiseerde of gewapende overval.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat dit lijstfeit in redelijkheid is aangekruist

5.Beoordeling verweer

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon in Nederland nog een strafzaak heeft lopen.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat uit het bepaalde in artikel 36, eerste lid, van de OLW volgt dat nog in Nederland lopende strafzaken geen rol spelen bij de door de rechtbank te nemen beslissing over de toelaatbaarheid van de overlevering. Het verweer wordt dan ook verworpen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5, en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Deputy Prosecutor Generalvan de
Prosecution Office at Rome Court of Appealten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor haar overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. J. Edgar en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.G. Thijssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]