In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 september 2018 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, België, op 29 november 2017. De opgeëiste persoon, geboren in 1998 en met de Nederlandse nationaliteit, is in deze procedure bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Wever. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de overlevering.
Tijdens de openbare zitting op 17 juli 2018 en opnieuw op 14 september 2018 is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld. De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 31 juli 2018 het onderzoek ter zitting heropend en geschorst vanwege recente ontwikkelingen in België met betrekking tot de detentieomstandigheden. In de uitspraak van 14 september 2018 heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan.
De rechtbank heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken over de detentieomstandigheden in België en geconcludeerd dat er geen sprake is van omstandigheden die strijdig zijn met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten toe te staan, ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek dat tegen hem is ingesteld.