Op 28 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 30 maart 2018 is uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, en strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon, geboren in 1993, heeft de Nederlandse nationaliteit en verblijft op een nog niet gespecificeerd adres.
De procesgang omvat meerdere zittingen, waarbij de opgeëiste persoon steeds werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.M.R. Slaghekke. De rechtbank heeft de behandeling op verschillende momenten aangehouden om meer informatie te verkrijgen over de detentieomstandigheden in België. In een tussenuitspraak van 5 juli 2018 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst vanwege recente ontwikkelingen in België. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 28 september 2018 geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.
De rechtbank heeft besloten de overlevering toe te staan en heeft tevens bevolen dat een geldbedrag van € 607,85, dat in beslag is genomen, moet worden afgegeven aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.