Op 20 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat op 10 februari 2017 door de Staatsanwaltschaft Duisburg in Duitsland is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1997, is thans gedetineerd in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op verschillende zittingen, waarbij de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. T.I. Takens, aanwezig was.
De rechtbank heeft de inhoud van het EAB en de grondslag voor de overlevering beoordeeld. De officier van justitie heeft betoogd dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De raadsman heeft echter aangevoerd dat de opgeëiste persoon ten tijde van het feit in Marokko was en heeft bewijsstukken overgelegd ter ondersteuning van dit verweer. De rechtbank heeft geoordeeld dat het onschuldverweer niet kan slagen, omdat de overgelegde stukken niet voldoende zijn om aan te tonen dat de opgeëiste persoon het feit niet heeft gepleegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn. De Hoofdofficier van Justitie bij het Openbaar Ministerie te Duisburg heeft garanties gegeven dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal ondergaan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, en deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. C.W. van der Hoek. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.