ECLI:NL:RBAMS:2018:8203

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2018
Publicatiedatum
19 november 2018
Zaaknummer
13/751081-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Bulgarije

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 oktober 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Bulgarije op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft de tenuitvoerlegging van twee vrijheidsstraffen die de opgeëiste persoon moet ondergaan in Bulgarije. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in de Bulgaarse gevangenis onderzocht, waarbij zij zich baseerde op informatie van de uitvaardigende autoriteit en rapporten van het CPT. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken al aangegeven dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in Bulgarije, maar heeft in deze zaak geoordeeld dat de verstrekte garanties voldoende zijn om de overlevering toe te staan. De rechtbank heeft daarbij de toezeggingen van de Bulgaarse autoriteiten in aanmerking genomen, die onder andere betrekking hebben op de persoonlijke ruimte, sanitaire voorzieningen en voedselvoorziening van de opgeëiste persoon. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751081-17
RK-nummer: 17/3145
Datum uitspraak: 5 oktober 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 mei 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 24 januari 2017 (ontvangen op 14 februari 2017) door de
Arrondissementsrechtbank Burgas(Bulgarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1981,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen, thans verblijvende op het adres
[adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 juni 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigd raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om gehoord te worden,
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting bij tussenuitspraak van 8 juni 2017 heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, in afwachting van aanvullende informatie omtrent de detentieomstandigheden in Bulgarije.
Het onderzoek ter zitting is hervat op de openbare zitting van 21 september 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van officier van justitie
mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman,
mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp en door een tolk in de Bulgaarse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van de volgende vonnissen:
een ‘akkoordvonnis’, nummer 125, van 30 juni 2016 (273/2016) van de Districtsrechtbank Sredets;
een vonnis, nummer 287,van 16 maart 2016 (229/2016). Hierbij is een voorwaardelijke straf opgelegd, die bij vonnis van 30 november 2016 (no 280/2016) ten uitvoer is gelegd.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van twee vrijheidsstraffen voor de duur van elf maanden (vonnis 1), respectievelijk drie jaar (vonnis 2), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Tussenuitspraak 8 juni 2017
De rechtbank blijft bij al hetgeen zij in de tussenuitspraak heeft overwogen omtrent de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de OLW.

4.Strafbaarheid, feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2OLW gestelde eisen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan. Anders dan in de tussenuitspraak van 8 juni 2017 is vastgesteld, leveren de feiten naar Nederlands recht op:
Mensensmokkel, meermalen gepleegd.
5. Detentieomstandigheden, artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EuropeseUnie (Handvest)
Inleiding
In twee brieven van 1 juni 2017 heeft de uitvaardigende autoriteit verklaard dat het in eerste instantie niet duidelijk is waar de opgeëiste persoon na de feitelijke overlevering zal worden geplaatst, omdat een andere justitiële autoriteit daarover moet beslissen. De uiteindelijk straf zal de opgeëiste persoon waarschijnlijk moeten ondergaan in de gevangenis ‘Debelt’ van Burgas. Verder is vermeld dat daarbij wordt voldaan aan de voorwaarden en garanties zoals die door de officier van justitie in haar brief van 29 mei 2017 zijn verzocht.
In haar tussenuitspraak van 8 juni 2017 heeft de rechtbank onder verwijzing naar haar uitspraak van 28 februari 2017 (vindplaats: ECLI:NL:RBAMS:2017:1269), besloten dat de rechtbank geen genoegen kan nemen met de algemene informatie danwel garanties dat de detentieomstandigheden in overeenstemming zijn met artikel 4 van het Handvest.
Om een concrete en nauwkeurige beoordeling van de detentieomstandigheden te kunnen maken, diende de rechtbank te beschikken over concrete informatie over de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon in de gevangenis in Burgas zal verkeren. In die informatie moest ten minste zijn ingegaan op de door het CPT in haar statement van 26 maart 2015 genoemde punten.
De rechtbank heeft daarom het onderzoek heropend in afwachting van aanvullende informatie van de uitvaardigende autoriteit op grond waarvan het bestaan van een reëel gevaar op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest kan worden uitgesloten.
Op 28 juni 2018 heeft de rechtbank van de uitvaardigende autoriteit een brief ontvangen, met daarin de mededeling dat de opgeëiste persoon tijdens zijn detentie zal verblijven in
Burgas Prisonen met een nadere uitleg over de detentieomstandigheden aldaar.
Standpunt raadsman
In reactie op de brief van 28 juni 2018 heeft de raadsman verwezen naar het rapport van het CPT van 4 mei 2018. Er is volgens dat rapport wel sprake van verbetering in
Burgas Prison, maar er zijn nog steeds zorgen. De zorgen omtrent corruptie en gevaarlijke spullen die worden ingebracht in de gevangenis zijn nog steeds aanwezig. Ook de rechtbank Amsterdam heeft nog aanleiding gezien om vragen te stellen over de detentie-omstandigheden in de gevangenis van Burgas, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 7 augustus 2018 (vindplaats: ECLI:NL:RBAMS:2018:6161)
Het is volgens de raadsman onjuist dat de detentie-omstandigheden in Burgas voldoen aan de vereisten van artikel 4 Handvest. Dit blijkt onder andere uit foto’s die de opgeëiste persoon heeft ontvangen. Deze foto’s zijn recent gemaakt door een gedetineerde in de gevangenis van Burgas. Uit de foto’s blijkt dat het vooral wat betreft de hygiëne slecht is gesteld in
Burgas Prison. Het rapport van het CPT spreekt daar ook over.
Verder is van belang dat er door de Bulgaarse autoriteiten in hun brief van 28 juni 2018 geen keiharde garantie is gegeven dat de opgeëiste persoon zal beschikken over 4 m² ‘
personal space’. Ook de informatie over de recreatiemogelijkheden in
Burgas Prisonis onvoldoende duidelijk. Tevens is het onduidelijk of de opgeëiste persoon bij een eventuele overplaatsing wordt gebracht naar een gevangenis die voldoet aan de CPT-normen.
Primair heeft de raadsman verzocht de overlevering te weigeren. Mocht de rechtbank daar niet in meegaan, dan dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard
omdat er op dit moment onvoldoende garanties zijn geboden en de redelijke termijn om vragen te stellen is verstreken. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht opnieuw vragen te stellen aan de Bulgaarse autoriteiten over de omstandigheden in
Burgas Prison.
Standpunt officier van justitie
In haar uitspraak van 7 augustus 2018 heeft de rechtbank de garanties omtrent de detentieomstandigheden in
Burgas Prisonvoldoende geacht. Niet alles hoeft in orde te zijn. Er is een ondergrens en die wordt gegarandeerd in Burgas. De foto’s die de opgeëiste persoon aan het dossier heeft toegevoegd, zijn onvoldoende bewijs dat de detentieomstandigheden in
Burgas Prisonnu niet voldoen aan artikel 4 van het Handvest. Onduidelijk is wanneer en waar deze foto’s zijn gemaakt. De Bulgaarse autoriteiten garanderen dat de opgeëiste persoon voor zijn rechten kan opkomen. Dat is een voldoende waarborg.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in eerdere zaken op grond van het
Public statementvan het CPT van
26 maart 2015 geoordeeld dat in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Bulgarije zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, zoals bedoeld in artikel 4 Handvest. [1]
Het CPT-rapport van 4 mei 2018 beschrijft de situatie in
Burgas Prisonten tijde van de bezoeken als volgt:
The delegation saw evidence of refurbishment (already completed, on-going or about to begin) in almost all penitentiary establishments visited, and material conditions in some of the accommodation areas were good (e.g. in Debelt, Burgas, Varna and to a lesser extent in Razdelna).
The already refurbished areas of Burgas Prison (including the ground floor wing occupied by Burgas IDF) also offered good material conditions: standard cells measured between 12 and 14 m² and accommodated up to three inmates each; they were well-lit and ventilated and adequately equipped (single or bunk beds, tables, chairs, wardrobes, lockers, fully screened sanitary annexes).
Conditions remained as poor as in 2015 in the not-yet-refurbished parts of the establishment, but the delegation was assured that these parts would be refurbished by the end of 2017.
Burgas Prison (population at the time of the visit – 234) employed a GP on a civil contract, attending during 4 hours on every working day (another GP, paid for by the National Health Insurance Fund, held consultations twice a week) and had a full-time feldsher and a full-time nurse; there was also a dentist present three times a week for 4 hours.
Het CPT rapport van 4 mei 2018 beschrijft ook dat in
Burgas Prisongedurende twee uur per dag activiteiten kunnen worden gedaan zoals sporten, tafeltennis en het volgens van
cursussen. Ook zijn er 70 banen beschikbaar in
Burgas Prison.
De toezeggingen die zijn ontvangen in de brief van het Ministerie van Justitie van Bulgarije betreffen deze specifiek door het CPT genoemde omstandigheden. De autoriteiten zeggen toe dat de opgeëiste persoon de beschikking heeft over 4 m2 persoonlijke ruimte, een zelfstandige sanitaire aansluiting met stromend water en een raam dat te openen is. Voorts zal hij de beschikking hebben over centrale verwarming en hebben gevangenen recht op voedsel gebaseerd op een minimum van 2622 calorieën per dag. Tevens beschikt de gevangenis over een winkel, medische voorzieningen en kunnen de gedetineerden deelnemen aan verschillende klasjes en educatieve programma’s. Bovendien kunnen zij werken en sporten. Het Ministerie van Justitie beschrijft in deze brief ook dat de opgeëiste persoon het recht heeft om overgeplaatst te worden naar een andere gevangenis als
Burgas Prisonniet aan deze garanties voldoet.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op voornoemde toezeggingen – voldoende concrete, op de situatie van de opgeëiste persoon toegespitste, informatie is verstrekt over de door het CPT genoemde punten met betrekking tot de situatie in
Burgas Prison. Aldus sluiten de toezeggingen het gevaar voor de opgeëiste persoon op een onmenselijke of vernederende behandeling uit. De overgelegde foto’s leiden niet tot een ander oordeel. De foto’s schetsen weliswaar een verontrustend beeld, maar kunnen niet als objectieve gegevens worden aangemerkt, ook omdat niet duidelijk is op welk tijdstip en welke locatie de foto’s zijn genomen. De rechtbank dient uit te gaan van de juistheid van de door de uitvaardigende autoriteit verstrekte informatie.
Nu de rechtbank de gegeven toezeggingen voldoende acht, worden er geen aanvullende gegevens opgevraagd bij de Bulgaarse autoriteiten. De rechtbank komt daardoor niet toe aan de stelling van de verdediging dat bij het opvragen van nieuwe informatie over de detentie-omstandigheden, de redelijke termijn daarvoor wordt overschreden.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 197a Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Arrondissementsrechtbank Burgas (Bulgarije) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. M.C.P. de Ridder en I. Verstraeten – Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2018.
De griffier is buiten staat de uitspraak
mede te ondertekenen
De oudste rechter is buiten staat de
uitspraak mede te ondertekenen
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Aranyosi en Căldăraru, HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198, punten 88-90.