ECLI:NL:RBAMS:2018:8168

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2018
Publicatiedatum
15 november 2018
Zaaknummer
C/13/608700 / HA ZA 16-530
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en onrechtmatig handelen in het kader van een samenwerkings- en leveringsovereenkomst

In deze zaak vorderen de eiseressen, bestaande uit meerdere stichtingen en vennootschappen, schadevergoeding van de gedaagden, waaronder een Deense distributeur en zijn bestuurder, wegens onrechtmatig handelen en tekortkomingen in de nakoming van een samenwerkings- en leveringsovereenkomst. De eiseressen stellen dat de gedaagden, door het oprichten van een nieuwe vennootschap, concurrentie hebben gepleegd en de samenwerking met eiseres sub 6 hebben beëindigd zonder de contractuele opzegtermijn in acht te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden de samenwerking rechtsgeldig hebben beëindigd en dat er geen non-concurrentiebeding was overeengekomen. De rechtbank oordeelt dat de eiseressen tekort zijn geschoten in hun betalingsverplichtingen, wat de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. De vorderingen van de eiseressen worden afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld. De rechtbank wijst de vorderingen af en veroordeelt de eiseressen in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/608700 / HA ZA 16-530
Vonnis van 14 november 2018
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR PORC-EX HOLLAND HOLDING,
gevestigd te Aalten,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2]
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. [eiseres sub 3]
[eiseres sub 3],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4. [eiseres sub 4]
[eiseres sub 4],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5. [eiseres sub 5]
[eiseres sub 5],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
6. [eiseres sub 6]
[eiseres sub 6],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen,
advocaat mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
tegen
1. [gedaagde sub 1]
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] (Denemarken),
2. [gedaagde sub 2]
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] (Denemarken),
4. [gedaagde sub 4]
gevestigd te [vestigingsplaats] (Denemarken),
gedaagden,
advocaat mr. D.D. Nijkamp te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk StAK, [eiseres sub 2] , [eiseres sub 3] , [eiseres sub 4] , [eiseres sub 5] en [eiseres sub 6] worden genoemd.
Gedaagden zullen hierna afzonderlijk [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidenteel vonnis van 14 februari 2018, met de daarin genoemde stukken,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 18 juli 2018 waarin ambtshalve een comparitie van partijen is bepaald en
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 oktober 2018 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] was tot 1 augustus 2016 distributeur van door het [naam 1] onder de naam [naam 2] ontwikkeld [naam materiaal] .
2.2.
In februari 2013 hebben [gedaagde sub 4] (vertegenwoordigd door [gedaagde sub 3] ), [gedaagde sub 1] (vertegenwoordigd door [gedaagde sub 3] ) en [eiseres sub 6] een samenwerkings- en leveringsovereenkomst gesloten waarin staat, voor zover relevant:
“(…)
Partijen nemen het volgende in aanmerking:
(…)
c. Aan onderhavige overeenkomst is onlosmakelijk verbonden een aandeelhoudersovereenkomst, waarbij onder andere partij zijn de bestuurder en aandeelhouder van de Leverancier ( [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 1] , rechtbank) en de Afnemer ( [eiseres sub 6] , rechtbank) zelf.
(…)
e. Het feit dat onder andere de bovengenoemde aandeelhoudersovereenkomst is gesloten, toont aan dat de Leverancier en de Afnemer oog dienen te hebben voor elkaars belangen. Onderhavige overeenkomst is daar een nadere invulling van.
Partijen zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1 Doelstelling
Partijen gaan er van uit dat in Nederland veel mogelijkheden aanwezig zijn om omzet te creëren met [naam 2] [naam materiaal] en [naam materiaal] . Partijen schatten in dat de vraag- en aanbodomstandigheden ruimte bieden voor meer activiteiten en meer omzet binnen de markt. Partijen zullen zich over en weer inspannen om elkaars bepalen (lees: belangen, rb) te dienen teneinde dit te realiseren.
Artikel 2 Afname
1. De Afnemer zal van Leveranciers [naam 2] [naam materiaal] afnemen.
2. De Afnemer zal – behoudens daarvoor verkregen toestemming van de Leveranciers – geen [naam materiaal] afnemen van andere toeleveranciers of handelaars, dan de Leveranciers.
3. Indien de Leveranciers niet de kwaliteit [naam materiaal] leveren of niet de aantal leveren die gewenst zijn of de prijs- kwaliteitverhouding van de leveringen is niet marktconform, is Afnemer vrij om elders [naam materiaal] af te nemen, gedurende de periode dat de gewenste kwaliteit of aantalen niet haalbaar blijkt te zijn. (…)
Artikel 4 Opzegging
1. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Indien één van Partijen deze overeenkomst wil beëindigen, dient zij dat schriftelijk (…) aan de andere Partijen kenbaar te maken.
3. De opzeggende Partij dient een opzegtermijn te hanteren van 2 jaar. (…)
Artikel 5 Toepasselijk recht, geschillen
Uitsluitend de Nederlandse rechter is bevoegd kennis te nemen van geschillen die betrekking hebben op deze overeenkomst. Op de overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. (…)”
2.3.
In februari 2013 is een aandeelhoudersovereenkomst gesloten tussen onder anderen [gedaagde sub 1] (vertegenwoordigd door [gedaagde sub 3] ), [eiseres sub 3] , [eiseres sub 2] , [eiseres sub 4] , [eiseres sub 6] , [eiseres sub 5] (destijds nog in oprichting) en [gedaagde sub 3] waarin, voor zover van belang, staat:
“(…)
Partijen nemen het volgende in aanmerking:
a. Partijen zullen de bovengenoemde Vennootschap ( [eiseres sub 5] , rechtbank) nog oprichten. De Vennootschap wordt enig aandeelhouder en bestuurder van de Werkmaatschappij ( [eiseres sub 6] , rechtbank).
b. De aandelen in de nog op te richten Vennootschap zullen zodanig worden verdeeld dat de Aandeelhouders ( [gedaagde sub 1] , [eiseres sub 3] , [eiseres sub 2] en [eiseres sub 4] , rechtbank) het volgende belang krijgen in de Vennootschap:
- Partij 1 ( [gedaagde sub 1] , rechtbank) is houder van 20 procent van de aandelen in het kapitaal.
- Partij 2 ( [eiseres sub 3] , rechtbank) is houder van 19 procent van de aandelen in het kapitaal.
- Partij 3 ( [eiseres sub 2] , rechtbank) is houder van 51 procent van de aandelen in het kapitaal.
- Partij 4 ( [eiseres sub 4] , rechtbank) is houder van 10 procent van de aandelen in het kapitaal. (…)
Partijen zijn overeengekomen als volgt:
(…)
Artikel 4 Aanvullende aanbiedingsplicht en diverse
(…)
2. Als aandeelhouders 2, 3 of 4 beslissingen nemen in [naam 3] of [eiseres sub 5] ; die niet stroken met de regels en voorschriften van [naam 1] verkoop van [naam 2] , mag aandeelhouder 1 stoppen met de samenwerking van de Holding en de Werkmaatschappij. (…)
Artikel 8 Vertrouwelijkheid
Partijen betrachten vertrouwelijkheid inzake alle kennis en gegevens die wordt verworven ter zake de Vennootschap. Deze voorwaarde blijft gelden na het einde van deze overeenkomst en ook nadat een partij niet meer bij deze overeenkomst is betrokken. (…)
Artikel 11 Geschillen
Uitsluitend de Nederlandse rechter is bevoegd kennis te nemen van geschillen die betrekking hebben op deze overeenkomst. Op de overeenkomst is Nederlands Recht van toepassing. (…)”
2.4.
Op 5 september 2013 is [eiseres sub 5] opgericht. Op die datum hebben [eiseres sub 3] en [gedaagde sub 1] hun aandelen in [eiseres sub 6] geleverd aan [eiseres sub 5] en sindsdien is [eiseres sub 5] enig aandeelhouder van [eiseres sub 6] . Eveneens op 5 september 2013 is StAk opgericht.
2.5.
Aandeelhouders van [eiseres sub 5] zijn StAK (51%), [eiseres sub 3] (19%), [eiseres sub 4] (10%) en [gedaagde sub 1] (20%). [eiseres sub 2] houdt de door StAK uitgegeven certificaten van de door StAK gehouden aandelen in [eiseres sub 5] .
2.6.
[gedaagde sub 3] is enig bestuurder en (indirect) aandeelhouder van [gedaagde sub 1] .
2.7.
Tijdens de samenwerking tussen [gedaagde sub 1] en [eiseres sub 6] hadden Nederlandse klanten, wanneer zij behoefte hadden aan [naam 2] -genetica, de volgende drie mogelijkheden om dit met behulp van [eiseres sub 6] te verkrijgen: (a) afname van [naam materiaal] van een Deense distributeur, (b) afname van [naam materiaal] van een Nederlandse subfokker (een zogenaamde ‘multiplier’) en (c) afname van [naam materiaal] middels On Farm Replacement (OFR)-contracten.
2.8.
De Nederlandse klant die [naam materiaal] wilde afnemen van een Deense distributeur (mogelijkheid a) plaatste een bestelling bij [eiseres sub 6] en [eiseres sub 6] gaf die bestelling door aan [gedaagde sub 1] . Vervolgens werden de [naam materiaal] door [gedaagde sub 1] geleverd vanuit Denemarken.
Met betrekking tot mogelijkheid b gold dat in Nederland een aantal [naam 2] subfokkers (multipliers) waren geworven. Dit betrof Nederlandse fokkers die een overeenkomst hadden gesloten met [naam 1] en in Nederland [naam 2] - [naam materiaal] fokten. Indien een Nederlandse klant [naam materiaal] wilde afnemen van een subfokker, plaatste hij een bestelling bij [eiseres sub 6] . [eiseres sub 6] gaf de bestelling door aan de subfokker, die de [naam materiaal] vervolgens leverde aan de klant. Hiervoor moesten royalty’s worden afgedragen aan [naam 1] (de zogenaamde [naam 1] -fees). [eiseres sub 6] voldeed deze fees aan [gedaagde sub 1] die deze afdroeg aan [naam 1] .
Verder was voor mogelijkheid c van belang dat diverse Nederlandse klanten OFR-contracten hadden gesloten voor de afname van [naam 2] -sperma bij zogeheten AI-stations. Als een klant [naam 2] -sperma wenste af te nemen, plaatste hij hiervoor een bestelling bij [eiseres sub 6] en [eiseres sub 6] gaf dit door aan [gedaagde sub 1] .
2.9.
Op 2 februari 2015 is [gedaagde sub 2] opgericht, met [gedaagde sub 1] als enig aandeelhouder en [gedaagde sub 3] als enig bestuurder. Het doel van [gedaagde sub 2] is (onder meer) het promoten, marketen en/of de verkoop van [naam 2] -producten op de Nederlandse markt.
2.10.
Per brief van 22 april 2015 heeft [gedaagde sub 1] de samenwerking met [eiseres sub 6] beëindigd. De brief, die is ondertekend door [gedaagde sub 3] , luidt onder meer als volgt:
“(…)
RE.: Termination of Cooperation
As CEO of [gedaagde sub 1] (…), who also is shareholder of [eiseres sub 5] (…), I shall hereby inform you about important changes in and termination of cooperation between [gedaagde sub 1] and [eiseres sub 6] (…)
Background:
For a long time [gedaagde sub 1] has been struggling with [eiseres sub 6] regarding missing payments, breach of agreements and violation of rules set bij [naam 1] . (…)
Termination of the cooperation affects following:
- Missing payments
- Loan
- Termination of all agreements concerning promotion/sale of [naam 2] products
- Prohibition to make agreements on behalf of [gedaagde sub 1]
- Liquidation / name change
- [gedaagde sub 1] ’s shares in [eiseres sub 5] .
Re Missing payments
For a longer period of time [eiseres sub 6] has not paid any invoices issued by [gedaagde sub 1] . The due amount is DKK 887.854,94 including [naam 1] fee and other assets. (…)
Re Loan:
[gedaagde sub 1] has given a loan to [eiseres sub 6] [Euro 23.433,00] which was to be paid back by the end of October 2014. (…)
Re Termination of all agreements concerning promotion/sale of [naam 2] products
Due to the fact, that cooperation between [eiseres sub 6] and [gedaagde sub 1] is terminated, [eiseres sub 6] is not allowed to sell or promote any [naam 2] products to customers on the Dutch market, or to buy LY gilts from Dutch multipliers connected to [gedaagde sub 1] and resell gilts to local producers. [gedaagde sub 1] will take over all maintenance/administration of OFR agreements, supply of [naam 2] [naam materiaal] and other product, administration, services etc. that the costumers may need. [eiseres sub 6] can herby no longer represent themselves as agent/representative of [gedaagde sub 1] .
Re. Prohibition to make agreements on behalf of [gedaagde sub 1]With reference to above, [eiseres sub 6] cannot, and is prohibited to, represent [gedaagde sub 1] in any matters or enter into agreements on behalf of [gedaagde sub 1] . As of reception of this letter, [eiseres sub 6] is no longer [gedaagde sub 1] ’s agent or in any matter, representative, and herby [eiseres sub 6] has no legal effect toward [gedaagde sub 1] ’s costumer etc.
(…)”
2.11.
Bij brieven van 27 april 2015 heeft [gedaagde sub 3] namens [gedaagde sub 1] de Nederlandse klanten van [eiseres sub 6] bericht dat de samenwerking tussen [gedaagde sub 1] en [eiseres sub 6] is beëindigd. In de brieven staat onder meer:
“(…) [gedaagde sub 1] had een intensieve samenwerking met [naam 4] , maar helaas zijn we gedwongen om deze samenwerking te stoppen. Gedurende de laatste maanden werd het steeds duidelijker dat [gedaagde sub 1] en [eiseres sub 6] verschillenden van mening inzake strategie voor verkoop en marketing van [naam 2] genetica in Nederland. Voor ons reden om de samenwerking met [eiseres sub 6] te stoppen. [eiseres sub 6] is vanaf vandaag GEEN vertegenwoordiger meer van [gedaagde sub 1] .
Onze activiteiten in Nederland zetten we vanaf vandaag verder via onze onlangs opgerichte dochter
[gedaagde sub 2](…) [gedaagde sub 2] zal voortaan uw genetica partner en directe link zijn met [gedaagde sub 1] en [naam 2] genetica. (…)”
2.12.
[gedaagde sub 1] is vervolgens bij de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een procedure gestart tegen [eiseres sub 6] ter incasso van door [eiseres sub 6] onbetaald gelaten facturen en een aandeelhouderslening. Ter afwering van de vordering heeft [eiseres sub 6] in die procedure onder meer betoogd dat [gedaagde sub 1] eenzijdig de prijzen voor haar werkzaamheden had verhoogd en weigerde om de juiste facturen toe te sturen. Volgens r.o. 4.2 van het tussenvonnis van 24 augustus 2016 zag [eiseres sub 6] geen andere mogelijkheid dan het opschorten van haar betalingsverplichting. Bij dit tussenvonnis is [gedaagde sub 1] opgedragen te bewijzen dat tussen partijen is afgesproken dat [gedaagde sub 1] € 25,00 en later € 26,26 in rekening mocht brengen inzake de fees (die betaald moesten worden bij afname van [naam materiaal] van Nederlandse subfokkers, rb). [eiseres sub 6] heeft in de procedure reconventionele vorderingen ingediend.
2.13.
In het daarop volgende tussenvonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 12 juli 2017 staat, voor zover van belang:
“(…)
2.4. (…)
Nu er geen onvolledig bewijs is en enkel de partijgetuigenverklaring van [gedaagde sub 3] , is [gedaagde sub 1] niet het haar opgedragen bewijs geslaagd. (…)
2.9
Uit het voorgaande volgt dat [eiseres sub 6] terecht heeft geweigerd de facturen van [gedaagde sub 1] te voldoen voor zover daarin een opslag op de [naam 1] fee is verwerkt van € 9,64. Voor zover derhalve de vordering van [gedaagde sub 1] is gegrond op het niet betalen van die opslag door [eiseres sub 6] , zal de vordering worden afgewezen. (…)”
2.14.
Bij eindvonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 6 december 2017 is [eiseres sub 6] (onder meer) veroordeeld tot betaling van € 76.614,84, te vermeerderen met rente telkens vanaf 30 dagen na aanvang van de dag volgende op de dag dat [eiseres sub 6] de facturen heeft ontvangen, aan [gedaagde sub 1] wegens openstaande facturen en tot betaling van een aandeelhouderslening van € 23.433,00, te vermeerderen met contractuele rente vanaf 1 januari 2012. De vorderingen in reconventie van [eiseres sub 6] zijn afgewezen. [eiseres sub 6] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.

3.Het geschil

3.1.
Eiseressen vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I
voor recht verklaart dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 4] toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de samenwerkings- en leveringsovereenkomst jegens [eiseres sub 6] ;
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 4] hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van alle door [eiseres sub 6] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het onder I.a. genoemde toerekenbare tekortschieten, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
II
voor recht verklaart dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de aandeelhoudersovereenkomst jegens [eiseres sub 6] , [eiseres sub 5] , [eiseres sub 4] , [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] ;
[gedaagde sub 1] veroordeelt tot vergoeding van alle door [eiseres sub 6] , [eiseres sub 5] , [eiseres sub 4] , [eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het onder II.a. genoemde toerekenbare tekortschieten, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III
voor recht verklaart dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres sub 6] ;
[gedaagde sub 1] veroordeelt tot vergoeding van alle door [eiseres sub 6] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het onder III.a. genoemde onrechtmatig handelen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IV
voor recht verklaart dat [gedaagde sub 3] een ernstig verwijt kan worden gemaakt en dat hij onrechtmatig heeft gehandeld als bestuurder van [gedaagde sub 1] jegens [eiseres sub 6] ;
[gedaagde sub 3] veroordeelt tot vergoeding van alle door [eiseres sub 6] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het onder IV.a. genoemde onrechtmatig handelen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
V
a. voor recht verklaart dat [gedaagde sub 3] onrechtmatig heeft gehandeld als feitelijk
aandeelhouder van [eiseres sub 5] ;
b. [gedaagde sub 3] veroordeelt tot vergoeding van alle door [eiseres sub 5] geleden en nog
te lijden schade ten gevolge van het onder V.a. genoemde onrechtmatig handelen,
nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
VI
voor recht verklaart dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres sub 6] ;
[gedaagde sub 2] veroordeelt tot vergoeding van alle door [eiseres sub 6] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het onder VI.a. genoemde onrechtmatig handelen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
VII
Primair:
[gedaagde sub 1] gebiedt om voor de duur van twee jaar na betekening van het vonnis, althans voor de duur van een door de rechtbank te bepalen periode, hetzij direct, hetzij indirect, alle met [eiseres sub 6] concurrerende activiteiten te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 ineens, alsmede van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag voor een hele dag gerekend, waarop [gedaagde sub 1] in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen;
Subsidiair:
[gedaagde sub 1] verbiedt om voor de duur van twee jaar na betekening van het vonnis, althans voor de duur van een door de rechtbank te bepalen periode, (met, rb) de met name genoemde klanten in de lijsten, die als bijlagen 26 en 27 aan de dagvaarding zijn gehecht, hetzij direct, hetzij indirect, hetzij om vergoeding, hetzij om niet, alsook financieel in welke vorm dan ook, in contract te treden en zaken te doen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 ineens, alsmede van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag of iedere gedeelte van een dag, waarop [gedaagde sub 1] in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen;
VIII.
[gedaagde sub 2] verbiedt om voor de duur van twee jaar na betekening van het vonnis, althans voor de duur van een door de rechtbank te bepalen periode, (met, rb) de met name genoemde klanten in de lijsten, die als bijlagen 26 en 27 aan de dagvaarding zijn gehecht, hetzij direct, hetzij indirect, hetzij om vergoeding, hetzij om niet, alsook financieel in welke vorm dan ook, in contract te treden en zaken te doen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 ineens, alsmede van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag of iedere gedeelte van een dag, waarop [gedaagde sub 2] in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen;
IX.
Gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Gedaagden concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van eiseressen in hun vorderingen, althans tot afwijzing van de vorderingen, onder hoofdelijke veroordeling van eiseressen in de werkelijke proceskosten, zoals nader vast te stellen op basis van facturen en te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

4.1.
Nu [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] zijn gevestigd/wonen in Denemarken, heeft de zaak een internationaal karakter en dient de rechtbank te beoordelen of aan haar rechtsmacht toekomt en welk recht van toepassing is op de vorderingen. In het incidenteel vonnis van 14 februari 2018 is reeds geoordeeld dat deze rechtbank internationaal bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen. Resteert de vraag aan de hand van welk recht de vorderingen moeten worden beoordeeld.
4.2.
Ten aanzien van de vorderingen die betrekking hebben op de gestelde tekortkomingen in de nakoming van de samenwerkings- en leveringsovereenkomst en de aandeelhoudersovereenkomst, moet het toepasselijke recht worden gevonden aan de hand van Verordening (EG) nr. 593/2008 van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I). In beide overeenkomsten is exclusief gekozen voor het Nederlandse recht, zodat overeenkomstig artikel 3 Rome I Nederlands recht van toepassing is.
4.3.
Aan hun vorderingen leggen eiseressen verder ten grondslag dat [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld. Op grond van artikel 6 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II) is in het geval dat een daad van oneerlijke concurrentie uitsluitend de belangen van een bepaalde concurrent schaadt, zoals in dit geval [eiseres sub 6] , artikel 4 van toepassing. In artikel 4 lid 1 Rome II is bepaald dat op een onrechtmatige daad het recht van het land waar de schade zich voordoet van toepassing is. In dit geval stellen eiseressen dat het onrechtmatig handelen in Nederland heeft plaatsgevonden en dat zij in Nederland schade hebben geleden. Uitgaande van deze stellingen, die niet zijn weersproken, is ook Nederlands recht van toepassing op de vorderingen voor zover deze zijn gegrond op onrechtmatig handelen.
Tekortkoming in de nakoming van de samenwerkings- en leveringsovereenkomst (vordering onder I)
4.4.
Deze vordering richt zich tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 4] . Nu eiseressen, ook nadat gedaagden op dit punt verweer hebben gevoerd, hebben nagelaten te onderbouwen waaruit een schending door [gedaagde sub 4] van de samenwerkings- en leveringsovereenkomst zou hebben bestaan, wordt de vordering voor zover deze tegen [gedaagde sub 4] is ingesteld, afgewezen.
Aan de vordering tegen [gedaagde sub 1] leggen eiseressen, kort weergegeven, het volgende ten grondslag. Zonder eiseressen daarover te informeren heeft [gedaagde sub 1] op 2 februari 2015 een nieuwe vennootschap opgericht, [gedaagde sub 2] . Enig aandeelhouder van [gedaagde sub 2] is [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 1] heeft personeel aangenomen om bij [gedaagde sub 2] werkzaam te zijn en heimelijk voorbereidingen getroffen om [gedaagde sub 2] in de markt te zetten. [gedaagde sub 2] verricht exact dezelfde activiteiten als [eiseres sub 6] . Op 22 april 2015 heeft [gedaagde sub 1] bij brief de samenwerking met [eiseres sub 6] beëindigd en [eiseres sub 6] verboden nog [naam 2] -genetica in Nederland te verkopen. Bij brieven van 27 april 2015 heeft zij de Nederlandse klanten van [eiseres sub 6] daarover geïnformeerd. Door de oprichting van [gedaagde sub 2] heeft [gedaagde sub 1] concurrerende bedrijfsactiviteiten ontplooid en in strijd gehandeld met (de uitgangspunten van) de samenwerkings- en leveringsovereenkomst waarin partijen zich ertoe hebben verbonden oog te hebben voor elkaars belangen. [gedaagde sub 1] , die in de Nederlandse markt als distributeur van [naam 2] -genetica een machtspositie bezat, heeft [eiseres sub 6] vleugellam gemaakt door haar te verbieden [naam 2] -producten te verkopen of te promoten. Ook heeft [gedaagde sub 1] feitelijk onjuiste informatie over [eiseres sub 6] in de markt gebracht om [eiseres sub 6] in diskrediet te brengen.
4.5.
Om te kunnen beoordelen of, en zo ja in hoeverre, [gedaagde sub 1] is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de samenwerkings- en leveringsovereenkomst is allereerst van belang of [gedaagde sub 1] met haar brief van 22 april 2015 (zie onder 2.10) rechtsgeldig de samenwerkings- en leveringsovereenkomst heeft beëindigd. Daarbij is van belang dat de in de overeenkomst in artikel 4 een opzegtermijn is neergelegd van twee jaar. Eiseressen stellen zich op het standpunt dat, voor zover genoemde brief als een opzegging moet worden beschouwd, de contractuele opzegtermijn in acht had moeten worden genomen. Gedaagden stellen dat [gedaagde sub 1] met de brief de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Daarbij heeft [gedaagde sub 1] de ontbinding voornamelijk op twee tekortkomingen van [eiseres sub 6] gestoeld: (i) betalingsachterstanden en (ii) de schending van het exclusiviteitsbeding door [eiseres sub 6] . Ook was volgens gedaagden de beëindiging van de samenwerking in overeenstemming met artikel 4 lid 2 van de aandeelhoudersovereenkomst.
4.6.
Tussen partijen staat vast dat [eiseres sub 6] op enig moment (volgens een als productie 12 door gedaagden overgelegd overzicht van openstaande facturen: vanaf medio november 2014) de betaling van de facturen van [gedaagde sub 1] heeft gestaakt, nadat eerder al discussie was ontstaan over de hoogte van de door [gedaagde sub 1] verzonden facturen. Achtergrond daarvan was dat [gedaagde sub 1] eenzijdig had besloten de [naam 1] -fees (zie onder 2.8), die [eiseres sub 6] betaalde aan [gedaagde sub 1] en die [gedaagde sub 1] vervolgens afdroeg aan [naam 1] , te verhogen met een opslag. [eiseres sub 6] weigerde die opslag te voldoen en heeft steeds aan [gedaagde sub 1] gevraagd om de juiste facturen, waarin de opslag niet zou zijn verwerkt. Gecorrigeerde facturen bleven echter uit. [eiseres sub 6] en [gedaagde sub 1] zijn in overleg getreden, maar konden niet tot overeenstemming komen. [gedaagde sub 1] is vervolgens om betaling van haar facturen te verkrijgen de onder 2.12 bedoelde procedure begonnen bij de rechtbank Gelderland. In die procedure heeft de rechtbank, na bewijslevering, geoordeeld dat [eiseres sub 6] terecht heeft geweigerd de facturen te betalen voor zover daarin een bovenop de [naam 1] -fee in rekening gebrachte toeslag was verwerkt (zie onder 2.13). [eiseres sub 6] is voorts veroordeeld tot betaling van de nog openstaande facturen (exclusief de opslag) aan [gedaagde sub 1] tot een totaal bedrag van € 76.614,84 (zie onder 2.14).
4.7.
Tussen partijen is ook niet in geschil – en dat is nimmer een geschilpunt geweest – dat [eiseres sub 6] aan [gedaagde sub 1] in ieder geval de [naam 1] -fee diende te voldoen, omdat [gedaagde sub 1] op haar beurt op grond van de door haar met [naam 1] gesloten distributieovereenkomst was gehouden, ook wanneer zij zelf nog niet was betaald, deze fees aan [naam 1] af te dragen. Waar vaststaat dat [eiseres sub 6] ook bekend was met de exacte hoogte van de [naam 1] -fee, kan niet worden gevolgd dat zij gerechtigd was de betaling van de [naam 1] -fees stop te zetten. Voor zover [eiseres sub 6] meent zich op een opschortingsrecht te kunnen beroepen wordt dat beroep verworpen. De enkele omstandigheid dat [gedaagde sub 1] , ondanks de verzoeken daartoe van [eiseres sub 6] , geen aangepaste facturen heeft opgesteld, brengt nog niet met zich dat [gedaagde sub 1] haar verbintenis uit de overeenkomst niet nakwam of dat [eiseres sub 6] een opeisbare vordering op [gedaagde sub 1] had op grond waarvan [eiseres sub 6] een opschortingsrecht toekwam.
Doordat [eiseres sub 6] een aanzienlijke betalingsachterstand aan verschuldigde [naam 1] -fees heeft laten ontstaan, is zij tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de samenwerkings- en leveringsovereenkomst. Deze tekortkoming acht de rechtbank van voldoende gewicht om de ontbinding van deze overeenkomst te rechtvaardigen. Of [eiseres sub 6] , zoals gedaagden stellen en eiseressen betwisten, jegens [gedaagde sub 1] ook is tekortgeschoten door het overeengekomen exclusiviteitsbeding te schenden behoeft, nu de eerst aangevoerde grond al de ontbinding rechtvaardigt, geen nadere bespreking.
Nu van een opzegging van de samenwerkings- en leveringsovereenkomst geen sprake is geweest behoefde de in artikel 4 neergelegde opzegtermijn niet in acht te worden genomen. Door de ontbinding van de overeenkomst is vanaf 22 april 2015 de daarin opgenomen verplichting voor [gedaagde sub 1] en [eiseres sub 6] om zich in te spannen om elkaars belangen te dienen komen te vervallen.
4.8.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of [gedaagde sub 1] voor of na de rechtsgeldige ontbinding van de samenwerkings- en leveringsovereenkomst in strijd heeft gehandeld met die overeenkomst. Daarbij is van belang dat [eiseres sub 6] en [gedaagde sub 1] geen non-concurrentiebeding zijn overeengekomen. Van een overtreding van de overeenkomst door [gedaagde sub 1] wegens het (i) oprichten van [gedaagde sub 2] en (ii) het (na de ontbinding) benaderen van klanten van [eiseres sub 6] is derhalve geen sprake. [eiseres sub 6] wijst erop dat de strekking van de samenwerkings- en leveringsovereenkomst inhoudt dat partijen oog hebben voor elkaars belangen (artikel 1). [eiseres sub 6] heeft echter niet onderbouwd dat die bepaling met zich brengt dat het [gedaagde sub 1] niet vrijstond een andere vennootschap op te richten die zich op dezelfde markt begaf als [eiseres sub 6] en meer in het bijzonder niet dat die bepaling ook werking had ná de ontbinding van de samenwerkings- en leveringsovereenkomst. Dat partijen, ondanks dat dit schriftelijk niet zo is vastgelegd, wel degelijk beoogden dat de samenwerking exclusief zou zijn, is door eiseressen onvoldoende toegelicht. Deze stelling is voor het eerst ter comparitie verwoord en het had op de weg van [eiseres sub 6] gelegen om op enige wijze inzichtelijk te maken waaruit zou kunnen blijken dat partijen bedoeld hebben exclusiviteit van de samenwerking in de door haar bedoelde zin overeen te komen, zoals door verwijzing naar stukken of gesprekken waaruit dat zou kunnen worden afgeleid. Nu zij niet heeft gedaan, bestaat bij gebrek aan concrete onderbouwing geen aanleiding om eiseressen op dit punt bewijs te laten bijbrengen. Dat [eiseres sub 6] na 22 april 2015 door [gedaagde sub 1] feitelijk de toegang tot de Nederlandse markt in [naam 2] -genetica is ontzegd, heeft zij over zichzelf afgeroepen door de betaling van de [naam 1] -fees stop te zetten en kan zij niet aan [gedaagde sub 1] tegenwerpen. Evenmin kan de stelling dat [gedaagde sub 1] onjuiste informatie zou hebben verstrekt aan klanten van [eiseres sub 6] tot de conclusie leiden dat de samenwerkings- en leveringsovereenkomst – na de ontbinding – is overtreden door [gedaagde sub 1] . Dat leidt ertoe dat de vordering onder I niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Tekortkoming in de nakoming van de aandeelhoudersovereenkomst (de vordering onder II)
4.9.
Eiseressen stellen dat [gedaagde sub 1] in strijd met artikel 8 van de aandeelhoudersovereenkomst heeft gehandeld door tijdens een bijeenkomst in Wijchen een sheet te tonen waarop zichtbaar was dat [eiseres sub 2] een belang bezit van 51% van de aandelen van [eiseres sub 6] . Daarmee heeft [gedaagde sub 1] volgens eiseressen haar geheimhoudingsverplichting geschonden.
4.10.
Tegenover het verweer van gedaagden dat het bepaalde in artikel 8 betrekking heeft op informatie ter zake de ‘Vennootschap’ (lees: [eiseres sub 5] ), zoals ook in artikel 8 van de aandeelhoudersovereenkomst staat, en niet op informatie over aandeelhouders dan wel certificaathouders die een belang houden in de vennootschap, heeft [eiseres sub 6] niet met concrete feiten en omstandigheden gestaafd dat uitlatingen over een van de aandeelhouders of certificaathouders (ook) als een schending van de vertrouwelijkheidsbepaling moet worden aangemerkt. Reeds daarop stuit de vordering onder II af.
Onrechtmatig handelen [gedaagde sub 1] jegens [eiseres sub 6] (vordering onder III)
4.11.
[gedaagde sub 1] , aldus eiseressen, heeft op grond van de artikelen 2:8 BW en 6:162 BW onrechtmatig gehandeld jegens [eiseres sub 6] door (i) [gedaagde sub 2] op te richten, (ii) met behulp van [gedaagde sub 2] afnemers van [eiseres sub 6] te benaderen voor de verkoop van [naam materiaal] , (iii) [eiseres sub 6] te verbieden door [naam 1] ontwikkelde [naam materiaal] te verkopen in Nederland en (iv) onjuiste uitlatingen te doen over de beëindiging van de samenwerkings- en leveringsovereenkomst.
4.12.
In artikel 2:8 BW is de regel neergelegd dat de vennootschap en degenen die krachtens de wet en statuten bij haar organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkander dienen te gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. [eiseres sub 6] baseert haar vordering tevens op deze bepaling. De toetsing van het feitelijk handelen van een aandeelhouder als zodanig is onderworpen aan de norm van artikel 2:8 BW. Terecht betogen gedaagden dat de handelingen die [eiseres sub 6] kwalificeert als onrechtmatig jegens haar in de kern genomen betrekking hebben op handelingen van [gedaagde sub 1] als contractspartij van [eiseres sub 6] . Ook echter indien de handelingen van [gedaagde sub 1] worden bezien vanuit haar positie als indirect (mede-) aandeelhouder van [eiseres sub 6] , leveren die handelingen geen strijd op met de in artikel 2:8 BW vervatte eisen van redelijkheid en billijkheid nu, zoals hierna zal worden overwogen, van enige normschending door [gedaagde sub 1] niet is gebleken.
4.13.
Centraal staat de vraag of [gedaagde sub 1] op onrechtmatige wijze heeft geconcurreerd met [eiseres sub 6] . Uitgangspunt bij de beoordeling van die vraag is dat partijen contractueel geen concurrentiebeperkende afspraken hebben gemaakt en dat het [gedaagde sub 1] in beginsel vrijstond om op de markt waarin [eiseres sub 6] zich begeeft activiteiten te ontplooien en daartoe een nieuwe onderneming op te richten. Indien partijen de bedoeling hadden gehad om dergelijke concurrentie uit te sluiten, hadden zij dat overeen moeten komen. Niet is gebleken dat zij dat in dit geval hebben gedaan. Het is dan aan eiseressen om te stellen en zo nodig te bewijzen dat bijzondere omstandigheden maken dat de activiteiten die [gedaagde sub 1] (als aandeelhouder, al dan niet via een door haar opgerichte vennootschap) ontplooit ontoelaatbaar zijn en dat [gedaagde sub 1] zich daarom diende te onthouden van die concurrerende activiteiten. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken. Het feit dat [gedaagde sub 1] als distributeur van [naam 2] -genetica een machtspositie op de Nederlandse markt bezat is in dat verband onvoldoende. Dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld door aan [eiseres sub 6] ‘corporate opportunities’ te onthouden valt in het licht van het voorgaande ook niet in te zien. Daarbij komt dat gedaagden stellen dat [gedaagde sub 2] in Nederland uiteindelijk geen activiteiten heeft verricht en dus ook geen [naam 2] -materiaal heeft verkocht, welke stelling door eiseressen niet gemotiveerd is weersproken. Gezien het voorgaande kan ook niet worden vastgesteld dat het benaderen van klanten door [gedaagde sub 1] , in het midden gelaten of het gaat om klanten van [eiseres sub 6] dan wel van [gedaagde sub 1] , onrechtmatig is jegens [eiseres sub 6] .
Daarmee is, gelet op het uitgangspunt dat [gedaagde sub 1] activiteiten mag verrichten die kunnen concurreren met die van [eiseres sub 6] , onduidelijk welke concrete norm, die beoogt [eiseres sub 6] te beschermen, door [gedaagde sub 1] is overtreden. Dit alles geldt temeer waar kan worden aangenomen dat [eiseres sub 6] jegens [gedaagde sub 1] tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen en [gedaagde sub 1] op grond van die tekortkoming de samenwerkings- en leveringsovereenkomst heeft ontbonden. Dit alles betekent dat de eerste drie verwijten (zie onder 4.11) niet leiden tot de conclusie dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig jegens [eiseres sub 6] heeft gehandeld.
Eiseressen hebben nog aangevoerd dat de handelingen van [gedaagde sub 1] verder zijn gegaan dan enkel het beconcurreren van [eiseres sub 6] . [gedaagde sub 1] heeft [eiseres sub 6] volgens hen in feite ‘vleugellam’ gemaakt. Ook deze stelling kan eiseressen niet baten. Blijkbaar zijn de gevolgen van de beëindiging van de samenwerking groot voor [eiseres sub 6] geweest. De impact daarvan is echter pas relevant indien komt vast te staan dat [gedaagde sub 1] jegens [eiseres sub 6] een norm heeft overtreden en dat is, zoals is overwogen, niet gebleken. Het enkele feit dat de handelwijze van [gedaagde sub 1] voor [eiseres sub 6] grote gevolgen heeft gehad, maakt nog niet dat van onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] sprake is.
4.14.
Tot slot verwijten eiseressen [gedaagde sub 1] dat zij onjuiste uitlatingen heeft gedaan over de beëindiging van de samenwerkings- en leveringsovereenkomst. In dit verband wijzen zij op de brieven die op 27 april 2015 aan klanten van [eiseres sub 6] zijn verzonden en die vermelden dat de samenwerking tussen [eiseres sub 6] en [gedaagde sub 1] ten einde is gekomen wegens ‘een verschil van mening inzake strategie voor verkoop en marketing’.
4.15.
Ook dit verwijt treft geen doel. Vaststaat dat de eigenlijke reden voor de beëindiging van de samenwerking, te weten het bestaan van een aanzienlijke betalingsachterstand aan de zijde van [eiseres sub 6] , niet in de brief staat vermeld. Eiseressen hebben echter nagelaten te concretiseren welke norm hierdoor is geschonden en in hoeverre die norm [eiseres sub 6] beoogt te beschermen tegen schade. De enkele stelling dat onjuiste uitlatingen zijn gedaan kan zonder nadere toelichting niet tot de slotsom leiden dat [gedaagde sub 1] op onrechtmatige wijze heeft gehandeld. Verder heeft [eiseres sub 6] op geen enkele wijze onderbouwd dat de mededelingen die in de brief zijn gedaan tot schade hebben geleid aan de kant van [eiseres sub 6] .
4.16.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de vordering onder III wordt afgewezen.
[gedaagde sub 3] als bestuurder van [gedaagde sub 1] (vordering onder IV)
4.17.
Eiseressen stellen dat aan [gedaagde sub 3] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt waardoor eiseressen schade hebben geleden en nog zullen lijden. Met het weigeren om nog langer als distributeur voor [eiseres sub 6] op te treden en daarnaast [gedaagde sub 2] op te richten als nieuwe vennootschap, wist of behoorde [gedaagde sub 3] te weten dat [eiseres sub 6] haar activiteiten niet meer kon uitoefenen. Door dit opzettelijk onzorgvuldig handelen van [gedaagde sub 3] , lijden eiseressen schade.
4.18.
Uitgangspunt is dat indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een overeenkomst of een onrechtmatige daad pleegt, alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Daartoe is vereist dat die bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt ter zake van de benadeling. Nu niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde sub 1] is tekortgeschoten in de nakoming van een overeenkomst, noch dat zij onrechtmatig heeft gehandeld, kan [gedaagde sub 3] in zijn hoedanigheid van bestuurder van [gedaagde sub 1] evenmin een verwijt worden gemaakt. De vordering onder IV ligt dan ook voor afwijzing gereed.
[gedaagde sub 3] als feitelijk aandeelhouder van [eiseres sub 5] (vordering onder V)
4.19.
Eiseressen houden [gedaagde sub 3] in privé aansprakelijk voor het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] als aandeelhouder van [eiseres sub 5] . Uit de stellingen van eiseressen kan niet worden afgeleid dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres sub 5] . Verder mist tegenover de betwisting door gedaagden een onderbouwing van de stelling dat [gedaagde sub 3] als ‘feitelijk aandeelhouder’ van [eiseres sub 5] aansprakelijk kan worden gehouden voor handelingen van [gedaagde sub 1] . Reeds daarom volgt afwijzing van het gevorderde onder V.
Onrechtmatig handelen [gedaagde sub 2] jegens [eiseres sub 6] (vordering onder VI)
4.20.
De vordering van eiseressen onder VI is gebaseerd op de stelling dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij heeft geprofiteerd van de toerekenbare tekortkoming dan wel het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] . Nu [gedaagde sub 1] geen wanprestatie heeft gepleegd, noch onrechtmatig heeft gehandeld, is van het profiteren daarvan door [gedaagde sub 2] geen sprake. Al om die reden wordt ook de vordering onder VI afgewezen.
Geboden/verboden (vorderingen onder VII en VIII)
4.21.
De vorderingen onder VII en VIII hebben tot doel, samengevat, dat [gedaagde sub 1] alle met [eiseres sub 6] concurrerende activiteiten staakt en dat het [gedaagde sub 1] / [gedaagde sub 2] wordt verboden de klanten van [eiseres sub 6] te benaderen en te contracteren. Voor toewijzing van die vorderingen dient vast te staan dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wanprestatie hebben gepleegd dan wel onrechtmatig hebben gehandeld. Nu daarvan geen sprake is, ontbreekt een grondslag voor toewijzing van het gevorderde. Verder ontbreekt het belang bij de vordering, omdat niet is gebleken dat [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] zich (nog) begeven op de Nederlandse markt. Per 1 augustus 2016 is de overeenkomst tussen [gedaagde sub 1] en [naam 1] ten einde gekomen en is [gedaagde sub 1] geen distributeur meer van [naam 2] -genetica.
Proceskosten
4.22.
Als de in het ongelijk gestelde partij worden eiseressen hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van gedaagden veroordeeld. Gedaagden vorderen dat eiseressen de werkelijke proceskosten dienen te voldoen. Een veroordeling in de werkelijke proceskosten is volgens vaste jurisprudentie alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als een partij haar vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede wordt gewaarborgd door artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (vgl. Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828). Aan dit strenge criterium is niet voldaan. Gedaagden hebben geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die op misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen wijzen. Dat de voorzieningenrechter op 15 juli 2015 heeft geoordeeld dat geen sprake is van onrechtmatig handelen of wanprestatie aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , maakt nog niet dat het eiseressen niet meer vrijstond onderhavige bodemprocedure aan te spannen.
4.23.
Als de in het ongelijk gestelde partij worden eiseressen in de proceskosten aan de zijde van gedaagden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals gevorderd. De proceskosten worden tot op heden begroot op:
- griffierecht 618,00
- salaris advocaat
1.086,00(2 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.704,00.
4.24.
De nakosten en de daarover gevorderde wettelijke rente worden als volgt toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt eiseressen hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 1.704,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na vandaag tot aan de voldoening;
5.3.
veroordeelt eiseressen hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat eiseressen niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening en
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, rechter, bijgestaan door mr. C.E.P. Honing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2018.