Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Datum uitspraak: 14 november 2018
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. J.H. van der Meij, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom, naar voren hebben gebracht.
2.Tenlastelegging
- zijn hand in de broekzak(ken) van voornoemde [slachtoffer] te steken en/of
- (vervolgens) het geld (en/of een of meer van de hierboven genoemde goederen) uit de broekzak(ken) van voornoemde [slachtoffer] te pakken en/of
- (vervolgens) eenmaal of meerdere malen op/tegen de kaak en/of het gezicht en/of het hoofd, in elk geval op/tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] te stompen en/of te slaan (waardoor voornoemde [slachtoffer] het bewustzijn verloor en met zijn achterhoofd op de stoep viel) ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in de schedel en/of een aangezichtsfractuur en/of bloedingen dan wel kneuzingen in de hersenen en/of hoofdletsel heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] met dat opzet eenmaal of meerdere malen op/tegen de kaak en/of het gezicht en/of het hoofd, in elk geval op/tegen het lichaam, te stompen en/of te slaan (waardoor voornoemde [slachtoffer] het bewustzijn verloor en met zijn achterhoofd op de stoep viel);
3.Voorvragen
4. Waardering van het bewijs
De verklaring van aangever is ongeloofwaardig en wordt onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Van diefstal is geen sprake, nu onduidelijk is van wie het geldbedrag van ruim € 1.700,-- precies was, terwijl een groot deel, € 1.200,--, toebehoorde aan verdachte. Verdachte was zich er daarnaast niet van bewust dat zich tussen het geld diverse passen en sleutels bevonden. De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsvrouw zo, dat verdachte het geld en de passen niet wederrechtelijk heeft weggenomen.
5.Bewezenverklaring
6.Het bewijs
7.7. De strafbaarheid van het feit
8.De strafbaarheid van verdachte
9.Motivering van de straf
Oordeel van de rechtbankDe hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
10.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere onderbouwing of bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
11.Beslag
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
13.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
120 dagen.
77 dagen.
60 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
€ 68,60 aan materiële schadevergoeding en € 600 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de voldoening.
[slachtoffer] , te betalen de som van € 668,60, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2018.