ECLI:NL:RBAMS:2018:8115
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Schending van de procesorde door onterecht horen van verdachte als getuige en niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank Amsterdam, is op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten onrechte als getuige is gehoord, terwijl hij op dat moment als verdachte had moeten worden aangemerkt. Dit heeft geleid tot een schending van zijn rechten, waaronder het recht op bijstand van een advocaat en het recht om te zwijgen. De verdediging heeft aangevoerd dat deze schendingen zo ernstig zijn dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging gevolgd en vastgesteld dat de verbalisanten al voor het verhoor een redelijk vermoeden van schuld hadden. Door de verdachte als getuige te horen, zijn zijn rechten als verdachte geschonden, wat een ernstig en onherstelbaar vormverzuim oplevert. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat grote delen van het verhoor niet correct zijn vastgelegd, wat de betrouwbaarheid van het proces-verbaal in twijfel trekt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de ernstige schendingen van de procesorde en de misleiding van de verdediging en de rechtbank leiden tot de conclusie dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Dit vonnis benadrukt het belang van een eerlijk proces en de noodzaak om de rechten van verdachten te waarborgen.