ECLI:NL:RBAMS:2018:811

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
13/684418-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een lokfiets door middel van verbreking van het slot

Op 18 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een lokfiets. De verdachte, geboren in 1966 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het stelen van een fiets van de politie eenheid Amsterdam op of omstreeks 27 september 2017. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 4 januari 2018 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. P.C. Velleman, en de raadsman van de verdachte, mr. H.G. Kersting, hun standpunten naar voren brachten. De raadsman voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in de vervolging, onder andere vanwege de uitlokking van diefstal door het plaatsen van een niet afgesloten lokfiets. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door middel van het verbreken van het slot van de lokfiets. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één maand op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de Nationale Politie, gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 10,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf het moment van het strafbare feit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684418-17
Datum uitspraak: 18 januari 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [P.I.]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.C. Velleman, en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. H.G. Kersting, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting en kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 27 september 2017 in Amsterdam een fiets van de politie eenheid Amsterdam heeft gestolen door het slot van deze fiets door te knippen en of te verbreken.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Voorvragen

3.1
Het standpunt van de raadsman over de ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging. Hij voert daartoe twee gronden aan. In de eerste plaats is de raadsman van mening dat in deze zaak sprake is geweest van uitlokking van diefstal door plaatsing van een niet afgesloten lokfiets in een rek met andere fietsen die wel waren afgesloten. Dat de lokfiets niet is afgesloten, leidt de raadsman af van de foto op pagina 8 van het dossier. Daarnaast was de lokfiets niet voorzien van een kettingslot, zoals wel gebruikelijk is bij fietsen die in Amsterdam geparkeerd staan.
De raadsman heeft het arrest van de Hoge Raad van 28 oktober 2008 [1] aangehaald waarin de voorwaarden voor het plaatsen van een lokfiets zijn genoemd. In de zaak van verdachte is de lokfiets geplaatst op de Amstelveenseweg in Amsterdam en dat is niet per definitie een locatie die bekend staat om het feit dat hier veel fietsen worden gestolen. De politie had moeten verbaliseren waarom juist voor deze plek is gekozen. Dit is niet gedaan en dat is een omissie die slechts kan worden ondervangen door te stellen dat het plaatsen van lokfietsen op iedere plek in Amsterdam is toegestaan, omdat in heel Amsterdam veel fietsen worden gestolen.
In de tweede plaats vindt de raadsman dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is omdat sprake is van strijd met artikel 6 EVRM, omdat het proces-verbaal slordig is. Dat blijkt ook uit de vordering van de politie als benadeelde partij, waarin een kabelslot wordt genoemd terwijl de lokfiets niet was afgesloten met een kabelslot.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie over de ontvankelijkheid
De officier van justitie is van mening dat er wel aan de vereisten voor het plaatsen van een lokfiets is voldaan. De fiets is afgesloten in het rek geplaatst zonder dat deze opvallend is ten opzichte van de andere fietsen. Het feit dat er geen extra slot is gebruikt, is geen vereiste dat uit de jurisprudentie voortvloeit, aldus de officier.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging en overweegt daartoe als volgt.
Uit het door het door de raadsman aangehaalde arrest van de Hoge Raad blijkt dat de politie niet onrechtmatig handelt indien zij een
nietafgesloten lokfiets plaatst op een plek waar veel andere fietsen worden gestolen. De verdachte werd immers door het plaatsen van de lokfiets niet gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. De rechtbank begrijpt de raadsman zo dat hij à contrario redeneert dat in deze zaak het plaatsen van de lokfiets onrechtmatig is geweest, omdat de lokfiets niet afgesloten is geplaatst op een plek die niet bekend staat als een plek waar veel fietsen worden gestolen.
De rechtbank volgt de redeneerwijze van de raadsman niet en is van oordeel dat de verbalisanten met de inzet van de lokfiets in deze zaak binnen de grenzen zijn gebleven die aan een rechtmatige opsporing dienen te worden gesteld. Uit het dossier blijkt dat verbalisant [verbalisant] de lokfiets op 26 september 2017 op de Amstelveenseweg te Amsterdam heeft geplaatst in een rek tussen twee afgesloten fietsen. De rechtbank gaat er vanuit dat de lokfiets afgesloten was met een hoefijzerslot. Dit blijkt uit het proces-verbaal van plaatsing van de fiets van voornoemde verbalisant (de rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan dit proces-verbaal) en bovendien neemt de rechtbank op de foto van pagina 8 van het dossier niet waar dat de fiets niet op slot stond. Niet is gebleken dat is beoogd juist deze specifieke verdachte de bewuste fiets te doen wegnemen. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat verdachte door het plaatsen van deze fiets op de hiervoor omschreven wijze is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds was gericht. Het voorgaande maakt dat geen sprake is van uitlokking. Het feit dat de lokfiets niet ook met een kettingslot, beugelslot of dubbel slot was afgesloten maakt dit niet anders. De door de raadsman aangevoerde slordigheden leiden niet tot schending van artikel 6 EVRM.
Het niet-ontvankelijkheidsverweer wordt verworpen.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van verbreking van het slot en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier volgt dat de betreffende lokfiets op 26 september 2017 op de Amstelveenseweg te Amsterdam is geplaatst. De fiets was met een hoefijzerslot afgesloten. Ongeveer tien minuten na de plaatsing gaat het bewegingsalarm van de fiets af. Uit de gps-gegevens blijkt dat de fiets een paar minuten later (met fietssnelheid) wordt verplaatst en om 16.29 uur tot stilstand komt op het Valeriusplein. Dat is het tijdstip waarop verbalisanten verdachte op de hen bekende lokfiets zien fietsen waarna zij hem om 16.30 uur aanhouden. Bij de veiligheidsfouilleringen vinden zij bovendien twee scharen en een kniptang in de jaszak van verdachte.
Gelet op de korte tijd tussen het in beweging komen van de fiets, de aanhouding van verdachte terwijl hij op die fiets fietst en het feit dat er gereedschap in zijn jaszak wordt aangetroffen waarmee een fietsslot kan worden verbroken, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die de fiets heeft gestolen door het slot te verbreken.
4.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte omstreeks 27 september 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan politie eenheid Amsterdam, waarbij hij, verdachte, die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het verbreken van het slot van voornoemde fiets.

5.De bewijsmiddelen

De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van het vorderen van een ISD-maatregel bepleit.
In het geval van verdachte zijn er ook processen-verbaal inzake overtreding van artikel 197 Wetboek van Strafrecht in de telling of verdachte voldoet aan de ISD-criteria meegenomen, terwijl juist voor die feiten het huidige beleid is dat daarvoor niet wordt vervolgd. Daarnaast is er een reclasseringsrapport opgesteld, terwijl de opsteller van het rapport nog nooit met verdachte heeft gesproken. Bovendien is deze deskundige niet op de zitting aanwezig om het rapport toe te lichten.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering af te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een lokfiets. Dit is een ergerlijk feit. Fietsendiefstal brengt financiële schade en overlast mee. Mede daarom zet de politie lokfietsen in als middel om de diefstal van fietsen in Amsterdam aan te pakken en fietsendieven op te sporen.
Om de ISD-maatregel op te leggen moet onder meer zijn voldaan aan het vereiste (neergelegd in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers) dat in de afgelopen vijf jaar voor meer dan tien misdrijffeiten proces-verbaal tegen verdachte is opgemaakt, waarvan één in het peiljaar voorafgaand aan de datum van het laatst gepleegde misdrijffeit. In het peiljaar is tegen verdachte alleen proces-verbaal opgemaakte wegens overtreding van artikel 197 Wetboek van Strafrecht. Het huidige beleid van het Openbaar Ministerie is om voor dat feit niet te vervolgen of in elk geval geen veroordeling te vragen. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat het proces-verbaal dat tegen verdachte is opgemaakt ter zake dit misdrijffeit niet kan meetellen voor de beantwoording van de vraag of aan de criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan, zodat de rechtbank verdachte niet aanmerkt als stelselmatige dader in de zin van genoemde Richtlijn.
Dat betekent in het geval van verdachte dat niet aan de vereisten voor oplegging van een ISD-maatregel is voldaan, zodat de gevorderde ISD-maatregel reeds daarom niet wordt opgelegd.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij kan worden aangemerkt als frequent recidivist in de zin van de LOVS-oriëntatiepunten. Deze hanteren in dat geval voor een fietsendiefstal als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand. De rechtbank zal daarom volstaan met het opleggen van die straf.
Het bevel voorlopige hechtenis is al opgeheven op 4 januari 2018.

9.De vordering van de benadeelde partij

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in de zin van artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
9.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij bepleit. Niet gebleken is dat er een slot is beschadigd. De vordering van € 23,91 wordt onderbouwd met een nota van € 239,10 die vervolgens door tien wordt gedeeld. Bovendien ziet de nota op een AXA kabelslot, terwijl uit het dossier blijkt dat het om een hoefijzerslot gaat.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij Nationale Politie, Eenheid Amsterdam vordert € 23,91 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Nu het verbroken slot een ander, eenvoudiger slot is dan uit de onderbouwing blijkt en het bovendien geen nieuw slot meer was, schat de rechtbank de geleden schade in redelijkheid op € 10,-. Dit bedrag zal worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (26 september 2017).
De vordering zal voor overige worden afgewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel niet opleggen, omdat de benadeelde partij zelf in staat wordt geacht zorg te dragen voor de inning van de schadevergoeding.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.2 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
Nationale Politie, Eenheid Amsterdamgedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 10,- (tien euro)en veroordeelt verdachte dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (26 september 2017) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. M.E. Leijten en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 januari 2018.
Bijlage – tenlastelegging
Aan verdachte [verdachte] is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan politie eenheid Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die/dat weg te nemen fiets heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het (door)knippen en/of verbreken van het slot van voornoemde fiets, in elk geval door middel van braak en/of verbreking;
(artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht)