ECLI:NL:RBAMS:2018:8086
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en inlichtingenplicht in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. A.C.R. Molenaar, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door R. Hahn. De zaak betreft een verzoek tot herziening van een eerder besluit van 21 mei 2004, waarbij de WAO-uitkering van eiser was geschorst vanwege het niet voldoen aan de inlichtingenplicht. Eiser had op 21 augustus 2017 een verzoek tot herziening ingediend, maar verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat eiser niet de gevraagde inkomstengegevens over de jaren 2001 tot en met 2006 had overgelegd. Eiser stelde dat hij niet over deze gegevens kon beschikken, omdat hij niet op de loonlijst stond van het bedrijf waarvoor hij werkte, dat in 2013 failliet was gegaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser moet worden opgevat als een verzoek om herziening voor de toekomst, ook wel duuraanspraak genoemd. De rechtbank oordeelde dat eiser geen feiten of omstandigheden had aangedragen die aanleiding konden geven tot een ander besluit. De rechtbank heeft de argumenten van eiser verworpen en geconcludeerd dat de stukken die hij had overgelegd, gedateerd vanaf 2007, niet relevant waren voor de beoordeling van het oorspronkelijke besluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet aan zijn inlichtingenplicht had voldaan en dat het beroep ongegrond was.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.