ECLI:NL:RBAMS:2018:8081
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.A. Spoel
- L.R. Wisse
- M.M. Helmers
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in verkeerszaak wegens gebrek aan causaal verband tussen verkeersovertredingen en fatale aanrijding
In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 14 november 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een fietser om het leven kwam. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 31 oktober 2018 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. H-H. Boersma, de vordering heeft ingediend en de verdediging werd gevoerd door de raadsvrouwen, mrs. Ö. Batur-Kibaroglu en P.R.L.V.M. Kruik. De verdachte, een beginnend bestuurder van een taxi (Uber), werd verweten dat hij op 31 maart 2017 in Amsterdam, door onvoorzichtig rijgedrag, een aanrijding heeft veroorzaakt met de fietser, hierna aangeduid als [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen causaal verband bestaat tussen de verkeersovertredingen van de verdachte en het fatale ongeluk. De rechtbank overweegt dat voor een veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, er een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onoplettendheid of onachtzaamheid moet zijn vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de verdachte de fietser pas op het allerlaatste moment heeft kunnen zien, waardoor een aanrijding niet meer kon worden vermeden. De rechtbank wijst erop dat de geparkeerde bestelbus het zicht op de fietser belemmerde en dat de verdachte niet op de hoogte was van de specifieke situatie ter plaatse. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten, en concludeert dat het een ongelukkige samenloop van omstandigheden betreft zonder dat de verdachte verwijtbaar heeft gehandeld.