4.3Het oordeel van de rechtbank
Daadstrafrecht
Het Nederlands strafrecht gaat uit van een zogenaamd “daadstrafrecht” en niet van een “intentiestrafrecht”. Dat wil zeggen dat het alleen strafbaar is als je iets doet en het dus niet strafbaar is als je iets alleen maar zou willen of van plan bent. Er zijn grofweg drie redenen waarom de wetgever die keuze voor het “daadstrafrecht” heeft gemaakt. De eerste reden is dat voordat iemand strafbaar handelt er nog geen “kwaad” is geschied; er is nog geen schade toegebracht. Dan is strafrechtelijk optreden niet nodig. De tweede reden is dat men vrij is om te handelen en te denken wat men wil zolang men geen inbreuk maakt op de vrijheid van een ander. Een intentie zonder daad maakt geen inbreuk op de vrijheid van een ander. De derde reden is dat niet iedere intentie daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Iemand kan immers ook nog van mening veranderen en zijn plan toch niet uitvoeren. Het recht richt zich daarom alleen op extern controleerbare feiten en die moeten strafbaar zijn wil een straf kunnen volgen.
Poging
Als een delict nog niet is voltooid, kan toch sprake zijn van strafbaar handelen. Bijvoorbeeld als sprake is van een strafbare poging een delict te plegen. Om tot een bewezenverklaring van een poging te komen moet de verdachte een gedraging of gedragingen hebben verricht die naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf, zo heeft de Hoge Raad onder andere in het Cito-arrest geoordeeld. Met andere woorden: er moet sprake zijn van een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf.
Artikel 385a Sr bepaalt dat kaping inhoudt het in de macht van de dader brengen of houden of van de route doen afwijken van het luchtvaartuig door geweld, bedreiging met geweld of vreesaanjaging. Een strafbare poging tot kaping vereist daarom dat er een begin van uitvoering is gemaakt met het in de macht brengen of van de route doen afwijken van de helikopter. De uitvoeringshandelingen moeten betrekking hebben op de kaping en dus niet op de voorbereiding daarvan of het vluchten na afloop.
Het plan van verdachten was om de helikopter (al dan niet met geweld) te kapen op de locatie van de tussenlanding in Weert. Op die plaats stond een BMW geparkeerd, met daarin onder meer [medeverdachte 5] . Hij zou de helikopter na de overname besturen. In deze BMW was een tas met wapens en munitie, kraaienpoten, kabelbinders, tape, autobanden, touwen met karabijnhaken, benzine en vuurwerk aanwezig. De inzittenden hebben de auto niet verlaten. De auto is weggereden op het moment dat de helikopter met daarin politieagenten in Weert arriveerde.
Op het moment dat [medeverdachte 1] op Kempen Airport in Budel werd aangehouden was men nog niet begonnen met het kapen van de helikopter. De helikopter met daarin politieagenten is zonder verdachte opgestegen in Budel en naar Weert gevlogen. De helikopter is daar niet geland. De verdachten in de BMW in Weert hebben de auto niet verlaten. Men stond weliswaar in de startblokken, maar heeft geen begin gemaakt met de overname van de helikopter. De rechtbank ziet overeenkomsten tussen onderhavige zaak en de situatie die in het zogeheten ‘GWK-arrest’aan de orde was.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat nog geen sprake was van een begin van uitvoering waardoor verdachte van het feit 1 primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
Verdachte wordt om dezelfde reden ook van feit 2 vrijgesproken. De verdachten zijn namelijk evenmin begonnen met de bevrijding van [naam gevangene] uit de PI in [plaats] . De bevrijding zou pas na de kaping van de helikopter plaatsvinden. Er zijn geen uitvoeringshandelingen gepleegd met betrekking tot de beoogde bevrijding van [naam gevangene] .
Voorbereiding
In 1994 is de voorbereiding van ernstige delicten strafbaar gesteld. De wetgever vond het onwenselijk dat gevallen waarin nog geen sprake was van een strafbare poging, onbestraft bleven. In de praktijk bleek het soms te gevaarlijk om te wachten tot verdachten een begin van uitvoering met hun plan hadden gemaakt en de politie moest zaken vroegtijdig ‘stuk maken’. Er kon dan geen adequate vervolging plaatsvinden en men vreesde dat een stukgemaakte zaak als een soort generale repetitie zou kunnen dienen. Met de strafbaarstelling van voorbereiding van ernstige misdrijven is het mogelijk gemaakt om in een eerder stadium strafrechtelijk in te grijpen.
Artikel 46 Sr luidt, voor zover hier van belang:
Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft of voorhanden heeft.
De in artikel 46 Sr opgenomen voorbereidingshandelingen (verwerven, vervaardigen, voorhanden hebben etc.) en voorbereidingsmiddelen (voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en vervoermiddelen) zijn limitatief opgesomd en vormen een beperking van de strafbaarstelling. De strafbaarstelling wordt daarnaast ingeperkt door het vereiste dat de voorbereidingsmiddelen (dat kunnen immers ook heel alledaagse voorwerpen zijn)bestemd zijntot het begaan van eenernstig, nader bepaald misdrijfwaar een gevangenisstraf van acht jaar of meer voor kan worden opgelegd. Met de term ‘dat misdrijf’ in de zinsnede ‘bestemd tot het begaan van dat misdrijf’ wordt gedoeld op het misdrijf dat is voorbereid, en dus niet op de voorbereiding zelf. (Zie bijvoorbeeld HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1956,NJ2013/133, waarin werd geoordeeld dat een telefoon waarmee verdachten gesprekken voerden over een uit te voeren overval, niet kon worden aangemerkt als een voorwerp dat bestemd was tot het begaan van die overval. De telefoon werd gebruikt bij de voorbereiding van de overval, maar zou geen rol van betekenis hebben bij het uitvoeren van de overval). Voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 46 Sr is dus vereist dat wordt bewezen dat de voorbereidingsmiddelen “bestemd zijn tot het begaan van een dergelijk misdrijf”. Krachtens geldende jurisprudentie is daarbij van belang dat deze voorbereidingsmiddelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat verdachte voor ogen stond (HR 20 februari 2007, LJN AZ0213). Uit deze rechtspraak volgt dat drie criteria maatgevend zijn om te bepalen of een voorwerp bestemd is tot het begaan van het beoogde misdrijf: de uiterlijke verschijningsvorm van de voorbereidingsmiddelen (1), het gebruik daarvan (2) en het misdadige doel (3) dat de verdachte met het gebruik voor ogen had.
Aan verdachte is (onder feit 1 subsidiair) – samengevat – tenlastegelegd dat hij opzettelijk tezamen en in vereniging met anderen (een) mobiele telefoon(s), simkaart(en), auto’s, hotelkamer(s), e-mailberichten betreffende de huurovereenkomst met Helicentre Lelystad, (onderdelen van) vuurwapen(s) en/of munitie, kraaienpoten, touw, autobanden, vuurpijlen of brandbare stoffen heeft verworven of voorhanden heeft gehad en dat die voorbereidingsmiddelen
bestemd waren tot het begaan van het kapen van een helikopter.
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier voldoende is gebleken dat een helikopter is gehuurd die vervolgens door verdachten zou worden gekaapt om daarmee een gevangene uit de PI te kunnen bevrijden. Het misdadige doel (3) dat de verdachten voor ogen stond, is dus duidelijk. Om de helikopter te kunnen kapen zijn voorbereidingen getroffen. Er is een helikopter gehuurd, de locatie van de tussenlanding in Weert is uitgezocht, er is een piloot geregeld die over de te vliegen route werd geïnstrueerd en er waren wapens aanwezig in de BMW in Weert om bij de kaping te gebruiken.
Toch is de rechtbank van oordeel dat het merendeel van de in de tenlastelegging genoemde voorbereidingsmiddelen (met uitzondering van de wapens en munitie die aanwezig waren in de BMW in Weert), niet waren bestemd tot het begaan van het kapen van een helikopter. Deze voorbereidingsmiddelen (telefoons, simkaarten, auto’s, hotelkamers, e-mailberichten betreffende de huurovereenkomst met Helicentre Lelystad, kraaienpoten, touw, autobanden, vuurpijlen en brandbare stoffen) zouden namelijk geen rol van betekenis spelen bij het daadwerkelijke kapen van de helikopter.
De telefoons en simkaarten werden weliswaar veelvuldig gebruikt om met elkaar te overleggen over het voorgenomen plan, maar daarmee waren deze telefoons slechts dienstig bij de voorbereiding zelf en niet bestemd om het misdrijf mee te plegen. De telefoons zouden geen rol spelen bij het feitelijk overnemen van de helikopter. Ook de e-mailwisseling met het Helicentre over het huren van een helikopter en de hotelkamers die mogelijk zijn gebruikt om met elkaar het plan door te spreken, speelden uitsluitend een rol in de voorbereiding van de kaping maar niet bij de kaping zelf.
Met de voertuigen zijn verdachten naar Budel, Weert en Roermond gereden en konden zij na afloop vluchten. In het geval van een achtervolging door de politie zouden kraaienpoten de vlucht kunnen vergemakkelijken en met de benzine en vuurpijlen worden voertuigen nog al eens in brand gestoken om sporen uit te wissen. De auto’s, kraaienpoten, vuurpijlen en brandbare stoffen zouden in het plan van verdachten een rol hebben gespeeld bij de vlucht, maar niet bij het kapen van de helikopter.
Het touw en de autobanden die zich in de BMW in Weert bevonden, waren bedoeld om te worden gebruikt bij de bevrijding van de gevangene en dus niet bij de kaping van de helikopter.
Het spreekt voor zich dat wapens en munitie naar hun uiterlijke verschijningsvorm en gebruik wel bestemd kunnen zijn tot het begaan van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde feit, maar dat geldt alleen voor de wapens en munitie die aanwezig waren in de BMW in Weert. Op die plek zou immers de tussenlanding en kaping plaatsvinden. De wapens (en wapenonderdelen) die elders aanwezig waren (in de woning aan de [adres 1] die als uitvalsbasis diende, in de Audi in Roermond , in de Opel Astra in Amsterdam) zouden namelijk, gezien hun locatie, niet worden ingezet bij of gebruikt worden voor het kapen van de helikopter.
Dat betekent dat de rechtbank alleen de wapens en munitie die in de BMW in Weert aanwezig waren, als voorbereidingsmiddel voor het kapen van de helikopter aanmerkt.
Derhalve dringt zich de vraag op of verdachte op de hoogte was van de wapens die zich in de BMW in Weert bevonden en of hij wist van het misdadige plan om een helikopter met geweld te kapen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Zij overweegt daartoe als volgt.
Uit onderzoeksbevindingen is gebleken dat verdachte in de periode van 7 oktober 2017 tot en met 12 oktober 2017 de gebruiker is geweest van de telefoonnummers eindigend op * [nummer] en * [nummer] . Dit is door verbalisanten vastgesteld aan de hand van meerdere stemherkenningen. Verbalisant [verbalisantnummer] heeft telefoongesprekken van verdachte beluisterd die zijn opgenomen in het kader van een ander onderzoek. Ook heeft hij een gesprek beluisterd dat is gevoerd tussen verdachte en [naam gevangene] toen verdachte hem bezocht in de PI. Vervolgens heeft de verbalisant gerapporteerd dat er een zeer grote gelijkenis is tussen de stem van verdachte en stem van de gebruiker van de nummers * [nummer] en * [nummer] wat betreft de toon, de uitspraak en accent. In een later proces-verbaal, opgemaakt door verbalisant [verbalisantnummer] , is nogmaals gerapporteerd dat verdachte met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de gebruiker is van de nummers eindigend op * [nummer] en * [nummer] . De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan deze stemherkenningen. Dat voornoemde processen-verbaal over de stemherkenningen kennelijk niet zijn ondertekend door dezelfde verbalisant, merkt de rechtbank aan als een kennelijke verschrijving. Indien deze processen-verbaal overigens wel door twee verbalisanten zouden zijn opgemaakt, zou dit niet betekenen dat deze processen-verbaal zonder waarde zijn. Dit zou immers betekenen dat niet één maar twee verbalisanten de gebruiker van de nummers * [nummer] en * [nummer] hebben herkend alszijnde verdachte. Het verweer van de verdediging dat ziet op de bewijskracht van deze stemherkenningen is dus onvoldoende onderbouwd. Daar komt nog bij dat verdachte is herkend toen hij op 11 oktober 2017 telefoneerde in het eethuis [naam eethuis] en op datzelfde moment met het nummer * [nummer] (om 12.26 en 12.27 uur) en het nummer * [nummer] (om 13.30 uur) gesprekken zijn gevoerd.
De telefoon met het nummer * [nummer] is aangetroffen in de Audi waarin [naam bestuurder] reed. [naam bestuurder] is de neef van verdachte. Uit tapgesprek 819 volgt dat de gebruiker zijn telefoon aan zijn neef (niffo) zal geven. Dit sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat verdachte de gebruiker van het nummer * [nummer] was.
Tapgesprek 819, 11 oktober 2017 om 12.34 uur
A= [nummer]
nn= [nummer]
A: Jo bro
nn: Ewa broer, dit is het nummer van niffo ja
A: safi is cool.
nn: Als je, bel hem als je bent opgestegen en bel hem ook op als je bijna gaat landen.
A: Safi is cool.
Op grond van al het voorgaande gaat de rechtbank er dus vanuit dat verdachte degene is geweest die onder andere de volgende belastende tapgesprekken heeft gevoerd met de nummers eindigend op * [nummer] en * [nummer] .
Tapgesprek 838, 11 oktober 2017 om 12.57 uur
[nummer] : he broer, jij belde mij ik belde jou.
[nummer] : Ja klopt. Wat ik wilde zeggen. Zet ik één bak ook in die "Bemfie" (fon). Eén bak van die
[nummer] : Broer. Dat is allang besproken. Ook die vloeistof gaat erin en die bak. Allebei en in jou auto het zelfde. En nog iets he broer het is echt echt belangrijk dat jij belt als je opstijgt.
[nummer] : Ik zeg...ehhh je bedoelt die landingsbaan of bij die andere.
[nummer] : Nee bij die tweede zeg maar.
[nummer] ; ja bij die tweede. (praten door elkaar) Bel ik zoiezo.
[nummer] : Als je opstijgt bij die bedrijf.
[nummer] : Bij die bedrijf.
[nummer] :Ja weet je waarom, gaan hun die kant op want ik ben daar net geweest. lk heb aan die jongen...ze begrijpen ook dat we daar niet kunnen parkeren. want hun moeten echt 10 (tien) minuten gaan rijden pas die kant op.
[nummer] : tsja. Als ik zeg maar ben gevlogen ehh in de lucht dan bel ik, dan zeg ik he schatje dit dat. Dan doe ik net alsof, ik zeg ik ben er over...ik ben al vertrokken dit en dat, je weet toch, want ze moet niet weten dat ik aan het vliegen ben want ze vraagt...
[nummer] : ja. Ok is goed
[nummer] : Safìe is goed.
Tapgesprek 859, 11 oktober 2017 om 13.30 uur
[nummer] :Hallo Bro
[nummer] :Yo Bro, ik ben er man.Luister dan, die andere heli is storing, er is een andere heli man waar ik nu in ga.
[nummer] : Hoeveel persoons?
[nummer] : He?
[nummer] : Hoeveel persoons is ie?
[nummer] : Sorry?
[nummer] : ls dat ook een 4 persoons?
[nummer] : Ja, man, hij is gewoon hetzelfde, maar een ander type.
[nummer] : Maakt niet uit broer, gewoon doen.
[nummer] : is goed. lk ben binnen geweest, hij zei tegen mij 'ik moet alleen, als je voorbij die ding gaat moet ik even controleren of je telefoon, je telefoon moet uit.'
[nummer] : Oke.
[nummer] : Begrijp je?
[nummer] : Moet die telefoon uit? Jaja, dat is voor zijn contact, maar voordat je instapt, moet je hem weer aanzetten, oke?
[nummer] : Saaf(fon)
[nummer] : Oke? Eh Over hoe lang vertrek je?
[nummer] : Luister dan, ik zie hier geen metaaldetector, niks, ik kan denk ik gewoongannoemeenemen, hij gaat me niet fouilleren toch?
[nummer] : Eeeeh, ik weet niet man, dat is een risico man.
[nummer] : Hij zegt tegen mij 'ik wil alleen even kijken of je telefoon enzo, je weet voor de veiligheid enzo'. Dan kan ik toch gewoon mijn telefoon geven, dan hoeft ie mij toch niet te fouilleren?
[nummer] : Maar wat als ie je fouilleert broer?Geen risico nemen, neem m maar niet mee. Zorg dat die boys dat hebben voor jou, ja?
[nummer] : Saaf, is cool. lk ga ze even bellen dat ze klaar moeten staan.
Uit bovenstaande tapgesprekken maakt de rechtbank op dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van wapens (
gannoe) en wist dat er wapens zouden worden gebruikt bij de kaping van de helikopter. Uit deze tapgesprekken volgt dat het aanvankelijk de bedoeling was dat een wapen vanaf het Helicentre mee de helikopter in zou gaan. Daarnaast was verdachte blijkens de tapgesprekken op de hoogte van de aanwezigheid van wapens in Weert. Verdachte zegt namelijk:
zorg dat die boys(de rechtbank begrijpt: de personen in de BMW in Weert)
dat hebben voor jou.
Verdachte heeft een coördinerende en sturende rol vervuld. Dat volgt uit tapgesprekken 838 (zie hiervoor) en 705 en 780 (zie hierna) en uit de verklaring van [medeverdachte 5] . Hij heeft immers verklaard dat de [bijnaam] tegen hem had gezegd dat hij mee zou gaan in de helikopter en dan ook bewapend zou zijn met een AK-47. Omdat [medeverdachte 5] veel wisselende verklaringen heeft afgelegd en meerdere keren personen met elkaar heeft verward, zal de rechtbank zijn verklaring alleen voor het bewijs gebruiken voor zover deze wordt bevestigd door andere onderzoeksbevindingen. De verklaring van [medeverdachte 5] wordt op dit punt ondersteund door tapgesprekken, wat maakt dat de rechtbank in dit geval afgaat op zijn verklaring.
Tapgesprek 705, 11 oktober 2017 om 7.55 uur
[nummer] : lk ben hiezo in Eindje man
[nummer] : Ok hoe laat moet ik daar zijn broer
[nummer] ; Ken je hier komen?
[nummer] : Ja zeker kom ik, maar jij gaat, jij gaat met die man mee toch?
[nummer] :' Ja toch... kan...alles kan...ntv...
[nummer] : Ja niffo die gaat...ntv...rijden
[nummer] : Ja
[nummer] :En wat moet ik precies doen?
[nummer] :Je hoeft eigenlijk niet eens mee man, alleen niffo man
[nummer] : He?
[nummer] : Alleen die niffo heb ik nodig man
[nummer] : Is goed, ik breng niffo zelf dan weet ik zeker dat alles daar is ok?
[nummer] : Is goed...Is goed....je weet toch waar die eerste, die eerste waggie
[nummer] : Ja ja ja ja, waar die 335 staat toch?
[nummer] : He?
[nummer] : Waar die 335 staat toch?
[nummer] : Ja
[nummer] :.....ntv...die straat en dan spreken we af hoe laat ja?
[nummer] : Savi (fon) is cool.
De rechtbank leidt uit dit tapgesprek af dat het aanvankelijk de bedoeling was dat verdachte ook een actieve rol zou hebben bij de uitvoering van het plan op 11 oktober 2017, zoals [medeverdachte 5] heeft verklaard, maar dat op het laatste moment de plannen zijn gewijzigd.
Ook het volgende tapgesprek wijst erop dat verdachte een leidende rol heeft gehad omdat hem om advies en bevestiging wordt gevraagd.
Tapgesprek 780, 11 oktober 2017 om 11.15 uur
[nummer] : Hey matti
[nummer] : Yo matti luister dan bro
[nummer] : Ja
[nummer] : Straks we gaan met zijn 5e in 1 waggi. Is toch teveel in 1 waggi kunnen we liever 2 daar zetten toch.
[nummer] : Met zijn 5e?
[nummer] : He
[nummer] : Met zijn 5e in 1 waggi bedoel je?
[nummer] : Ja. ls toch veel
[nummer] : Tuurlijk niet.
[nummer] : Nee? Kan gewoon?
[nummer] : Zeker broer. 3 achter 2 voor toch.
[nummer] : saffì. Maar ik dacht 2 waggi's eentje rijd achter je weet toch?
[nummer] : Oh ja het is een optie broer je kan het doen
[nummer] : safi
[nummer] : Maar het is niet echt nodig maar je kan het wel doen.
[nummer] : safi
[nummer] : Het is aan jou he broer. Jij mag het beslissen haha jij bent patron van deze dingen.
[nummer] : ntv is cool
[nummer] : Ok ntv half uurtje ben ik bij je waggi
[nummer] : Dan ik kijk wel ff hoe of wat. lk denk dat we wel met 1 waggi gaan. Dan blijft eentje gewoon in de kofferbak ofzo. Je weet toch als er wat gebeurd doen we de kofferbak open.
[nummer] : Het is een stationcar toch?
[nummer] : Ja man
[nummer] : Ah flex je kan ntv met zijn drieën achterin hoor broer.
[nummer] : Safi is cool
[nummer] : En de grootste gaat gewoon voorin. Niet die ene maar jij of zijn mati, kijken wie er groter is. Gaat gewoon voorin, niffo rijdt komt goed.
[nummer] : Safi is goed
[nummer] : En die anderen hebben niet afgebeld toch die ehh machine
[nummer] : Nee ze verwachten me man
[nummer] : Ok is goed man top. En jij neemt die ehh.... Ok die andere staat klaar toch die gaat vliegen?
[nummer] : Ja die heb ik bij die boys gelaten die hem komen brengen.
[nummer] : Safì is goed he broer. Soldaat. lk ben gewoon in de buurt he in ik ben gewoon bereikbaar. lk blijf rondhangen.
[nummer] : Safì is cool
[nummer] : lk ben wel plan B want ik ken alle wegen hier. Als je zegt daar en daar dan kom ik racen.
In tapgesprek 849 zegt verdachte tegen [medeverdachte 1] dat hij niet te vroeg moet opstijgen, het liefst om twee uur, omdat ze de helikopter anders aan zien komen vliegen en dan niemand naar buiten laten. Dit tijdstip sluit aan op de luchttijden van [naam gevangene] in de gevangenis (van 13.55 uur tot 14.55 uur).
Tapgesprek 849, 11 oktober 2017 om 13.04 uur
[nummer] : Yo Bro
[nummer] : Hey broer nog een dingetje voor de duidelijkheid: Zorg alsjeblieft, ookal stap je te vroeg op, zorg alsjeblieft ook al ben jij met onze eigen mannetje, zorg dat je niet...
[nummer] : lk vlieg pas vijf voor twee.
[nummer] : Ja, zelfs na, want vijf voor twee zijn ze misschien in de gang zijn ze nog bezig en dan zien ze die helikopter en
dan doen ze alarm en dan mogen ze niet naar buiten, dus het liefst twee uur.
[nummer] : Precies twee uur, ja zo, is goed.
[nummer] : Kijk op je klokje alsjeblieft.
[nummer] : Is goed
Tot slot blijkt uit het volgende tapgesprek dat verdachte zijn mededaders waarschuwt voor de politie.
Tapgesprek 237, 11 oktober 2017 om 14.26 uur
[nummer] : Hé!!
[nummer] : Ja
[nummer]: Er is politie gekomenbij/naar [naam] (fonetisch) he [naam] (fon.)
Uit deze tapgesprekken volgt dat verdachte op de hoogte was van het misdadige plan om een helikopter met geweld te kapen en vervolgens [naam gevangene] te bevrijden uit de PI.
Verdachte wordt op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen veroordeeld voor het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde (het voorbereiden van een kaping), waarbij hij de rol van medepleger heeft vervuld aangezien hij (gelet op al het voorgaande) een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dit feit.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de wapens en munitie die in de Audi en in de woning aan de [adres 1] aanwezig zijn geweest (al dan niet in vereniging met anderen) voorhanden heeft gehad. Het dossier bevat onvoldoende gegevens die verdachte rechtstreeks verbindt aan de tenlastegelegde wapens, in de zin dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens en daarover kon beschikken. Dit maakt dat hij hiervan wordt vrijgesproken.
Dit is anders wat betreft de wapens, wapenonderdelen en munitie in een tas die tijdens de vlucht voor de politie uit de BMW zijn gegooid en op 13 november 2017 in de berm aan de Koenraadtweg in Maarheeze is aangetroffen. Hoewel verdachte geen inzittende was van de BMW, kan naar het oordeel van de rechtbank wel worden bewezen dat verdachte deze wapens, wapenonderdelen en munitie in juridische zin voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bij de beoordeling of sprake is van voorhanden hebben in de zin van de Wet wapens en munitie zijn drie factoren van belang. De eerste factor is (a) de aanwezigheid van het wapen, al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de dader. Waar het wapen zich bevindt is niet van belang, wel is van belang dat de dader over het wapen kan beschikken. De beschikking over het wapen hoeft niet onmiddellijk te zijn. De dader kan zich op een geheel andere plek bevinden dan het wapen. Dat tijdelijk de feitelijke mogelijkheid ontbreekt om zich te begeven naar de plaats waar het wapen ligt, betekent niet dat de dader geen beschikking heeft over het wapen. De tweede factor is (b) de machtsrelatie tussen dader en wapen. De dader moet zeggenschap hebben over het wapen of de plaats waar het zich bevindt. De derde factor houdt in (c) dat bij de dader een meer of mindere mate van bewustheid moet bestaan ten aanzien van de aanwezigheid van het wapen.
Eenvoudiger geformuleerd: er moet sprake zijn van een wapen, de dader was zich bewust van de aanwezigheid van dat wapen en de dader had zeggenschap over het wapen of de plaats waar het zich bevond.
Verdachte bevond zich op 11 oktober 2017 op een andere plaats dan de BMW waar de tas met wapens, wapenonderdelen en munitie zich bevonden (a). Blijkens de hiervoor aangehaalde tapgesprekken was hij op de hoogte van de aanwezigheid van deze wapens (c) en had hij daar een zekere beschikkingsmacht (b) over. Verdachte zegt immers tegen [medeverdachte 1] dat hij beter geen wapen mee kan nemen de helikopter in en moet zorgen dat die boys een wapen voor hem hebben. De samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders is zodanig nauw en bewust geweest dat sprake is van medeplegen.
Op grond van het voorgaande en de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen, is de rechtbank dan ook van oordeel dat het medeplegen van het bezit van de wapens die in de tas in de BMW lagen, is bewezen. De rechtbank merkt op dat het bezit van de revolver die ook in deze tas zat, niet aan verdachte is tenlastegelegd. Ook het pistool dat in de kofferbak van de Opel Astra lag, staat niet op de tenlastelegging. Omdat de rechtbank gebonden is aan de tekst van de tenlastelegging, kan zij verdachte niet voor het bezit van deze wapens veroordelen.
Feit 4
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de heling van de drie auto’s omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op het moment van het voorhanden krijgen of verwerven van die auto’s wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze auto’s afkomstig waren van enig misdrijf. Geen van de verdachten is in verband te brengen met de diefstal van deze auto’s, er was geen braakschade, de auto’s waren voorzien van kentekenplaten en verdachten beschikten over de sleutels. Daarnaast werden door verdachten ook huurauto’s gebruikt en het was voor verdachte daarom niet goed mogelijk om te weten of auto’s gehuurd of gestolen waren. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou kunnen worden vastgesteld dat verdachte wist of moest vermoeden dat de auto’s gestolen waren, is niet gebleken.