ECLI:NL:RBAMS:2018:8029

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2018
Publicatiedatum
9 november 2018
Zaaknummer
13/728020-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van een helikopterkaping en wapenbezit met vrijspraak voor poging tot kaping en bevrijding

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 november 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorbereiden van een kaping van een helikopter en wapenbezit. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot kaping van de helikopter en de bevrijding van een gevangene, omdat de rechtbank oordeelde dat er nog geen sprake was van een begin van uitvoering van deze feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wel schuldig was aan de voorbereiding van de kaping, waarbij hij samen met anderen een helikopter wilde huren om een gevangene te bevrijden. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als medepleger van de voorbereidingshandelingen bewezen geacht, gezien zijn coördinerende en sturende rol in het plan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank heeft benadrukt dat het plan om de helikopter te kapen een levensgevaarlijk scenario was dat ernstige risico's met zich meebracht, en dat het kordate optreden van de politie en het personeel van het Helicentre heeft voorkomen dat dit plan werd uitgevoerd. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar deze waren niet voldoende om de straf te matigen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728020-18
Datum uitspraak: 12 november 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te Beni Bouayach (Marokko) op [geboortedatum] 1978,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] , gedetineerd in het Justitieel Complex “ [Justitieel Complex] ” te [plaats justitieel complex] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 20 juni 2018, 11 september 2018, 12 september 2018, 13 september 2018, 17 september 2018 en 29 oktober 2018. Verdachte was daarbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. C.J. Cnossen en H. Hoekstra (hierna: officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.J.M. Kruizinga, naar voren hebben gebracht.
Het onderzoek 13Leyburn richt zich op de volgende verdachten die hierna in het vonnis bij hun achternaam zullen worden genoemd: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [verdachte] en [medeverdachte 8] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij
1. zich in de periode van 1 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een
pogingtot kaping van een helikopter door deze helikopter met geweld, bedreiging met geweld of vreesaanjaging in zijn macht te brengen/houden en/of van zijn route af te doen wijken.
Als de rechtbank dat niet bewezen acht, wordt verdachte verweten dat hij samen met anderen een kaping van een helikopter heeft
voorbereid.
2. in de periode van 1 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 samen met andere heeft geprobeerd een gevangene, te weten [naam gevangene] , uit de Penitentiaire Inrichting te [plaats] te bevrijden.
3. in de periode van 1 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 al dan niet samen met anderen, wapens voorhanden heeft gehad, waaronder automatische vuurwapens, munitie en wapenonderdelen(patroonhouders en –magazijnen).
4. zich in de periode van 7 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van heling van drie auto’s, te weten een Audi met origineel kenteken
[kenteken] , een BMW met origineel kenteken [kenteken] en een BMW voorzien van (valse) kentekenplaten [kenteken] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij het vonnis.

3.Inleiding

3.1
Beschrijving relevante feiten en omstandigheden
Door een persoon die opgaf te zijn genaamd [medeverdachte 2] is getracht om bij het Helicentre Lelystad een helikopter te huren. Hij gaf aan dat hij een rondvlucht wilde maken met zijn vriendin en dat hij op 4 oktober 2017 wilde vertrekken van heliplatform Heythuysen (Limburg). De helikopter die hij wilde huren was geschikt om vier personen te vervoeren. Omdat de vierpersoons helikopter duurder was dan een tweepersoons helikopter en [medeverdachte 2] afkomstig was uit [woonplaats] en wilde vertrekken vanuit Limburg, kreeg het personeel van het verhuurbedrijf argwaan. Uiteindelijk besloten zij, in overleg met de luchtvaartpolitie, de reservering uit te stellen en werd door de politie een pseudodienstverleningstraject opgestart waardoor het contact met het Helicentre heimelijk werd overgenomen door de politie. De politie had namelijk het vermoeden gekregen dat met de helikopter [naam gevangene] zou worden bevrijd. Hij zat gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting (hierna: PI) in [plaats] . Vervolgens werd afgesproken om de rondvlucht op 11 oktober 2017 te maken. [medeverdachte 2] zou zich om 13:30 uur melden op Kempen Airport in Budel (Noord-Brabant). De helikopter zou daar opstijgen en in Weert (Limburg) een tussenlanding zou maken om de ‘vriendin’ van [medeverdachte 2] op te halen.
Op grond van tapgesprekken en observaties voorafgaand aan en op 11 oktober 2017 ontstond het vermoeden dat meerdere personen een kaping van de helikopter en de bevrijding van een gevangene aan het beramen waren. [medeverdachte 5] was de piloot die de gekaapte helikopter moest besturen. Hij was op 27 september 2017 vanuit Colombia naar Nederland gereisd. Uit observaties bleek dat in Praxis bouwmarktenschroeven en pvc-buizen (veelal gebruikt om kraaienpoten mee te maken) en spanbanden werden aangeschaft. Na de aanhoudingen zijn kraaienpoten en spanbanden aangetroffen in de gebruikte voertuigen. Ook bleek uit observaties dat diverse verdachten zich op 11 oktober 2017 begaven in de omgeving van [plaats] ( PI waar [naam gevangene] gedetineerd zat), Budel (opstijglocatie helikopter) en Weert (locatie tussenstop). Er vonden gesprekken plaats die erop duidden dat personen in het bezit waren van vuurwapens en er zijn afspraken gemaakt over onder meer de locatie waar de helikopter zou worden overgenomen, de te gebruiken voertuigen en het tijdstip waarop [naam gevangene] zou worden bevrijd. Uit onderzoek bleek dat één van de auto’s waar de groep gebruik van maakte op het terrein stond van het Blue Collar hotel in Eindhoven. Aan de hand van camerabeelden van het hotel bleek dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] in de nacht van 10 op 11 oktober 2017 in dit hotel verbleven.
[medeverdachte 6] heeft op 11 oktober 2017 [medeverdachte 1] naar het helikopterplatform in Budel gebracht. Het onderzoeksteam heeft [medeverdachte 1] aangehouden op het moment dat hij in de helikopter wilde stappen.
In Weert werd gezien dat een BMW naar de locatie reed waar de helikopter zou landen om de ‘vriendin’ van [medeverdachte 2] op te halen. Op het moment dat de politie in Weert tot aanhouding over wilde gaan, reed de BMW met hoge snelheid weg. De politie zette de achtervolging in. Uit de BMW stapten op enig ogenblik drie personen uit die te voet verder vluchtten. De bestuurder van de BMW reed hierna verder, maar verloor korte tijd later de macht over het stuur en raakte van de weg waarna hij kon worden aangehouden. Die bestuurder bleek te zijn [medeverdachte 4] . In de bosschages aan de Koenraadtweg te Maarheeze, ter hoogte van de plek waar de BMW is gecrasht, werd een tas aangetroffen met daarin onder andere een AK-47, een pistool, een revolver, munitie en patroonmagazijnen.
In [plaats] werd gezien dat een BMW en een Audi in de omgeving van de PI stonden geparkeerd. Toen het arrestatieteam tot de aanhouding van de inzittenden van de Audi over wilde gaan, ramde de Audi een voertuig van het arrestatieteam, reed op de leden van het arrestatieteam in en ging er met hoge snelheid vandoor. Bij deze actie is door leden van het arrestatieteam meermaals op de Audi geschoten. Tijdens de achtervolging werd gezien dat een op een AK-47 gelijkend voorwerp en een langwerpige tas uit de Audi werden gegooid. Later bleken in deze tas magazijnen voor een AK-47 en losse patronen te zitten. De Audi is hierna door het arrestatieteam van de weg geramd en tot stilstand gekomen. Uit de Audi vluchtten twee personen. De bestuurder van de Audi, [naam bestuurder] , is vervolgens door de politie neergeschoten en is aan zijn verwondingen overleden. De bijrijder van de Audi kon worden aangehouden en bleek te zijn genaamd [medeverdachte 3] .
[naam gevangene] is een bekende van verdachte; uit het dossier is gebleken dat verdachte [naam gevangene] meerdere keren in de PI heeft bezocht.
3.2.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat verdachten een helikopter wilden huren met het plan deze helikopter te kapen op de tussenlandingsplaats in Weert en vervolgens te gebruiken om [naam gevangene] uit de PI in [plaats] te bevrijden.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag welke rol verdachte bij de tenlastegelegde feiten heeft gehad. De rechtbank dient zich hierbij te beperken tot de tekst van de door het Openbaar Ministerie opgestelde tenlastelegging. De rechtbank mag die tenlastelegging niet uitbreiden of ingrijpend wijzigen. Criminele organisatie staat niet (meer) op de tenlastelegging en zal daarom niet worden besproken.
3.3.
Dilemma
De rechtbank hecht eraan op te merken dat dankzij de alertheid en het kordate optreden van medewerkers van het Helicentre en de politie het plan van verdachten vroegtijdig is verijdeld. Daarmee is een zeer ernstige en gevaarlijke situatie voorkomen. Het aanhouden van verdachten om misdaden te voorkomen wordt ook wel het ‘stukmaken van een onderzoek’ genoemd. Het is vaak een duivels dilemma op welk moment de politie het best tot aanhoudingen over kan gaan. Enerzijds spelen veiligheidsoverwegingen een rol en kan de politie niet lijdzaam toezien dat er gevaarlijke situaties ontstaan en de veiligheid van mensen in gevaar komt. Anderzijds kan het stukmaken van een onderzoek tot gevolg hebben dat de verdachten niet of voor weinig strafbare feiten veroordeeld kunnen worden omdat er vroeg is ingegrepen en er nog geen strafbare feiten zijn gepleegd. In onderhavige zaak speelde dit dilemma ook. Dit zal nader worden besproken in rubriek 4.3.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Uit het dossier blijkt dat het de bedoeling was om met een gekaapte helikopter [naam gevangene] te bevrijden uit de PI. Dit betekent dat beide feiten onderdeel vormden van één misdadig plan. Hierbij waren de onderlinge rollen en taken verdeeld en was ieders rol afgestemd op de actie van de medeverdachten. De boeking van de vierpersoons helikopter, gevolgd door de melding van [medeverdachte 1] op het afgesproken tijdstip in Budel, terwijl de BMW klaarstond in Weert met daarin zwaarbewapende verdachten en een helikopterpiloot, terwijl ook de Audi met andere verdachten gereed stond in de omgeving van Roermond , vormen gedragingen die naar de uiterlijke verschijningsvorm waren gericht op de voltooiing van de kaping en de hulp bij de bevrijding.
Verdachte heeft een aansturende en coördinerende rol gehad bij de gepleegde misdrijven. [medeverdachte 5] heeft verdachte beschreven als de [bijnaam] ; de man die de leiding over de operatie had. Verdachte is een vriend van [naam gevangene] en vormt de schakel tussen de verdachten en [naam gevangene] . Uit het dossier blijkt immers dat [naam gevangene] is gebeld door het telefoonnummer eindigend op * [nummer] en dat nummer was in gebruik bij verdachte. [naam gevangene] heeft in de PI ook bezoek van verdachte gekregen. Verdachte heeft voorafgaand aan de poging tot kaping veelvuldig ontmoetingen met de andere organisatoren gehad ( [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] ), al dan niet in het bijzijn van [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] verklaarde dat hij eind september twee maal is opgehaald in Brussel en ontmoetingen heeft gehad met verdachte in een bar. Uit wifi-gegevens van de iPad van [medeverdachte 5] blijkt dat dit café [naam café] in Roosendaal moet zijn geweest. Zijn verklaringen worden betrouwbaar geacht nu deze over de aanloop naar en de gang van zaken op 11 oktober 2017 in grote lijnen consistent zijn en op veel punten op detailniveau worden bevestigd door overige onderzoeksbevindingen. De ontmoetingen tussen [medeverdachte 5] en verdachte worden immers bevestigd door de historische telefoongegevens waaruit blijkt dat de telefoons van verdachte, van [medeverdachte 5] en van [medeverdachte 1] op 30 september 2017 uitpeilen op een zendmast nabij café [naam café] . Op 7 oktober 2017 heeft verdachte [medeverdachte 1] ontmoet en op 10 oktober 2017 vond er een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte 5] en verdachte in Rotterdam. [medeverdachte 5] heeft verklaard bij laatstgenoemde ontmoeting door verdachte onder druk te zijn gezet en te hebben gehoord dat verdachte of [medeverdachte 1] met de helikopter mee zou vliegen. Deze ontmoeting wordt onder meer bevestigd door de registratie van de Opel Corsa die om 00.59 uur Rotterdam uitrijdt in combinatie met de Track & Tracegegevens van de Opel Astra die rond het tijdstip van de ontmoeting Rotterdam inrijdt en rond 00.50 uur weer vertrekt.
Uit tapgesprekken, observaties en beelden van 11 oktober 2017 blijkt dat verdachte een coördinerende rol heeft gehad. Hij overlegt veelvuldig met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] over de gang van zaken. Daarnaast heeft hij [medeverdachte 3] opgehaald en hem met [naam bestuurder] (neef van verdachte) naar Roermond gebracht. Ook heeft hij waarschijnlijk een telefoon aan [naam bestuurder] overgedragen. Verdachte moet op de hoogte zijn geweest van het gehele plan en de daarbij in te zetten middelen, zoals gestolen voertuigen en vuurwapens.
Op grond van het voorgaande kunnen het onder feit 1 primair tenlastegelegde, de poging tot kaping van een helikopter, en de onder feit 2 tenlastegelegde poging hulp bij bevrijding van een gevangene, worden bewezen. Verdachte heeft hierbij de rol van medepleger vervuld. Hij heeft met de overige verdachten bewust en nauw samengewerkt. Dit blijkt onder meer uit de speciaal voor de bevrijdingsactie gehuurde voertuigen, men beschikte ook over snelle gestolen voertuigen, voorafgaand aan de ochtend van 11 oktober werden voorverkenningen gedaan, de verdachten hebben zich ’s nachts verzameld in het Blue Collar hotel en bevonden zich op de actiedag op de afgesproken plaatsen in de gestolen voertuigen, die onder andere waren voorzien van de benodigde goederen zoals zelf gemaakte kraaienpoten, benzine en automatische vuurwapens.
De onder de feiten 3 en 4 tenlastegelegde heling en wapenbezit in vereniging kunnen ook worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Vooropgesteld zij dat verdachte niet is aangehouden in de buurt van de helikopter, noch op de plaats waar een tussenlanding zou plaatsvinden of vluchtauto’s stonden opgesteld. Op 11 oktober 2017 is verdachte niet door de politie gezien. Verder zijn er geen sporen die tot verdachte zijn te herleiden op wapens, telefoons of de auto’s aangetroffen. In de kern is het belastend materiaal terug te brengen tot twee elementen: de verklaringen van [medeverdachte 5] en de aan verdachte toegeschreven getapte telefoongesprekken.
[medeverdachte 5] heeft wisselend verklaard, zijn verhaal is warrig, een tolk heeft zich bemoeid met het verhoor en de antwoorden van [medeverdachte 5] aangevuld en de herkenning van verdachte op foto’s is niet volgens de daarvoor geldende regels gebeurd. Gezien alle haken en ogen die aan de verklaringen van [medeverdachte 5] zitten, lijkt terughoudendheid bij het gebruik van deze verklaringen passend. Enkel de delen van zijn verklaringen die bevestiging vinden in andere onderzoeksbevindingen kunnen voor het bewijs worden gebruikt. Dat verdachte op 28 september 2017, 30 september 2017 en 10 oktober 2017 [medeverdachte 5] ontmoette, wordt niet bevestigd door ander bewijsmateriaal.
Aan verdachte worden drie telefoonnummers toegeschreven: de nummers eindigend op * [nummer] , * [nummer] en * [nummer] . Het aan verdachte toeschrijven van de eerste twee nummers is gebaseerd op een stemherkenning en een telefoongesprek dat samenvalt met camerabeelden van een man in een eethuis die wordt herkend als verdachte. De verbaliserende agent heeft verdachte aanvankelijk niet op deze beelden herkend en ook [medeverdachte 5] herkende verdachte daarop niet. Deze twee telefoonnummers zijn bovendien ook door anderen gebruikt.
Van slechts één medeverdachte is vast te stellen dat verdachte daar telefonisch contact mee heeft gehad, namelijk [medeverdachte 1] . Voor elk gesprek dat het Openbaar Ministerie duidt als typerend voor de coördinerende rol van verdachte, is een ander gesprek te vinden dat daar een contra-indicatie voor vormt.
Dat er verdachten waren die de gehuurde helikopter voor andere doeleinden wilden gebruiken dan het enkel maken van een rondvlucht, wil de verdediging aannemen. Welke exacte gedragingen zouden worden gepleegd om de helikopter in hun beschikkingsmacht te krijgen is op basis van het dossier minder duidelijk. Zo zullen we nooit weten wat de precieze situatie in de BMW is geweest toen de inzittenden de komst van de helikopter naar de tussenlandingsplaats in Weert afwachtten. Wel is duidelijk dat die inzittenden die auto niet hebben verlaten toen de helikopter in aantocht was. Ook is duidelijk dat [medeverdachte 1] zich ongewapend bij Kempen Airport heeft gemeld. Er is dan ook geen sprake van een begin van uitvoering van een kaping of bevrijding. Verdachte dient daarom van feit 1 primair te worden vrijgesproken omdat het stadium van een strafbare poging tot het kapen van de helikopter niet is gehaald. In het geval van artikel 385a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet het gaan om het met geweld, bedreiging met geweld of vreesaanjaging in zijn macht brengen of houden of van de route doen afwijken van een luchtvaartuig. Voor de vraag of sprake is van een begin van uitvoering van de kaping moet worden gekeken naar de situatie in Weert; de plek waar de tussenlanding en kaping zouden gaan plaatsvinden. Het feit dat [medeverdachte 1] wel uit de auto is gestapt in Budel maakt dit niet anders. De middelen die nodig waren bij het kapen van de helikopter, zoals vuurwapens, en de vermeende medeplegers bevonden zich in Weert. De inzittenden van de BMW hebben de auto nimmer verlaten. De gelijkenis met de situatie in de zaak van het Grenswisselkantoor is treffend.
Ook van een poging een gevangene te bevrijden (feit 2) dient verdachte te worden vrijgesproken. Men was namelijk nog verder verwijderd van de PI in [plaats] dan van de tussenlandingsplaats.
Daarnaast kan ook het voorbereiden van een kaping (feit 1 subsidiair) niet worden bewezen. Veel van de tenlastegelegde voorbereidingsmiddelen (hotelkamers, telefoons, simkaarten, vervoermiddelen, e-mailberichten betreffende de huur van de helikopter) zijn niet bestemd tot het begaan van het kapen van de helikopter, maar waren hoogstens bestemd tot de voorbereiding zelf. Daar komt nog bij dat uit het dossier op geen enkele manier blijkt dat verdachte iets van doen had met het huren van hotelkamers of het sturen van e-mails. Wapens zijn natuurlijk wel bij uitstek geschikt om geweld mee te plegen of, te dreigen teneinde de macht over de helikopter te krijgen. Ten aanzien van de kraaienpoten, touw, autobanden en vuurpijlen valt dit te betwijfelen nu deze voorwerpen niet dienstig zijn aan de beoogde kaping, maar hoogstens een rol hadden
nade kaping om uit handen van de politie te blijven. Los hiervan geldt weer dat het dossier geen aanwijzing biedt dat verdachte ooit over deze middelen heeft beschikt.
Daarnaast is niet vast te stellen dat verdachte de rol van medepleger heeft gespeeld en medeplichtigheid is niet tenlastegelegd. Verdachte heeft hooguit voorafgaand aan 11 oktober 2017 met [medeverdachte 5] gesproken en op 11 oktober 2017 met [medeverdachte 1] getelefoneerd en [medeverdachte 3] en [naam bestuurder] vervoerd. Uit de wetsgeschiedenis van de strafbaarstelling van kaping blijkt dat de wetgever het geven van instructies of het ter hand stellen van een wapen ten behoeve van de kaping, niet als het medeplegen van een kaping beschouwde.
Uit het dossier volgt ook niet dat verdachte zelf op enig moment heeft beschikt over voorbereidingsmiddelen.
Tot slot dient verdachte ook van feit 3 en feit 4 te worden vrijgesproken vanwege gebrek aan bewijs. Verdachte heeft deze wapens en auto’s niet voorhanden gehad. Wetenschap van de wapens en auto’s impliceert nog geen rol als medepleger.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Daadstrafrecht
Het Nederlands strafrecht gaat uit van een zogenaamd “daadstrafrecht” en niet van een “intentiestrafrecht”. Dat wil zeggen dat het alleen strafbaar is als je iets doet en het dus niet strafbaar is als je iets alleen maar zou willen of van plan bent. Er zijn grofweg drie redenen waarom de wetgever die keuze voor het “daadstrafrecht” heeft gemaakt. De eerste reden is dat voordat iemand strafbaar handelt er nog geen “kwaad” is geschied; er is nog geen schade toegebracht. Dan is strafrechtelijk optreden niet nodig. De tweede reden is dat men vrij is om te handelen en te denken wat men wil zolang men geen inbreuk maakt op de vrijheid van een ander. Een intentie zonder daad maakt geen inbreuk op de vrijheid van een ander. De derde reden is dat niet iedere intentie daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Iemand kan immers ook nog van mening veranderen en zijn plan toch niet uitvoeren. Het recht richt zich daarom alleen op extern controleerbare feiten en die moeten strafbaar zijn wil een straf kunnen volgen.
Poging
Als een delict nog niet is voltooid, kan toch sprake zijn van strafbaar handelen. Bijvoorbeeld als sprake is van een strafbare poging een delict te plegen. Om tot een bewezenverklaring van een poging te komen moet de verdachte een gedraging of gedragingen hebben verricht die naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf, zo heeft de Hoge Raad onder andere in het Cito-arrest geoordeeld. Met andere woorden: er moet sprake zijn van een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf.
Artikel 385a Sr bepaalt dat kaping inhoudt het in de macht van de dader brengen of houden of van de route doen afwijken van het luchtvaartuig door geweld, bedreiging met geweld of vreesaanjaging. Een strafbare poging tot kaping vereist daarom dat er een begin van uitvoering is gemaakt met het in de macht brengen of van de route doen afwijken van de helikopter. De uitvoeringshandelingen moeten betrekking hebben op de kaping en dus niet op de voorbereiding daarvan of het vluchten na afloop.
Het plan van verdachten was om de helikopter (al dan niet met geweld) te kapen op de locatie van de tussenlanding in Weert. Op die plaats stond een BMW geparkeerd, met daarin onder meer [medeverdachte 5] . Hij zou de helikopter na de overname besturen. In deze BMW was een tas met wapens en munitie, kraaienpoten, kabelbinders, tape, autobanden, touwen met karabijnhaken, benzine en vuurwerk aanwezig. De inzittenden hebben de auto niet verlaten. De auto is weggereden op het moment dat de helikopter met daarin politieagenten in Weert arriveerde.
Op het moment dat [medeverdachte 1] op Kempen Airport in Budel werd aangehouden was men nog niet begonnen met het kapen van de helikopter. De helikopter met daarin politieagenten is zonder verdachte opgestegen in Budel en naar Weert gevlogen. De helikopter is daar niet geland. De verdachten in de BMW in Weert hebben de auto niet verlaten. Men stond weliswaar in de startblokken, maar heeft geen begin gemaakt met de overname van de helikopter. De rechtbank ziet overeenkomsten tussen onderhavige zaak en de situatie die in het zogeheten ‘GWK-arrest’ [1] aan de orde was.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat nog geen sprake was van een begin van uitvoering waardoor verdachte van het feit 1 primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
Verdachte wordt om dezelfde reden ook van feit 2 vrijgesproken. De verdachten zijn namelijk evenmin begonnen met de bevrijding van [naam gevangene] uit de PI in [plaats] . De bevrijding zou pas na de kaping van de helikopter plaatsvinden. Er zijn geen uitvoeringshandelingen gepleegd met betrekking tot de beoogde bevrijding van [naam gevangene] .
Voorbereiding
In 1994 is de voorbereiding van ernstige delicten strafbaar gesteld. De wetgever vond het onwenselijk dat gevallen waarin nog geen sprake was van een strafbare poging, onbestraft bleven. In de praktijk bleek het soms te gevaarlijk om te wachten tot verdachten een begin van uitvoering met hun plan hadden gemaakt en de politie moest zaken vroegtijdig ‘stuk maken’. Er kon dan geen adequate vervolging plaatsvinden en men vreesde dat een stukgemaakte zaak als een soort generale repetitie zou kunnen dienen. Met de strafbaarstelling van voorbereiding van ernstige misdrijven is het mogelijk gemaakt om in een eerder stadium strafrechtelijk in te grijpen.
Artikel 46 Sr luidt, voor zover hier van belang:
Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft of voorhanden heeft.
De in artikel 46 Sr opgenomen voorbereidingshandelingen (verwerven, vervaardigen, voorhanden hebben etc.) en voorbereidingsmiddelen (voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en vervoermiddelen) zijn limitatief opgesomd en vormen een beperking van de strafbaarstelling. De strafbaarstelling wordt daarnaast ingeperkt door het vereiste dat de voorbereidingsmiddelen (dat kunnen immers ook heel alledaagse voorwerpen zijn)
bestemd zijntot het begaan van een
ernstig, nader bepaald misdrijfwaar een gevangenisstraf van acht jaar of meer voor kan worden opgelegd. Met de term ‘dat misdrijf’ in de zinsnede ‘bestemd tot het begaan van dat misdrijf’ wordt gedoeld op het misdrijf dat is voorbereid, en dus niet op de voorbereiding zelf. (Zie bijvoorbeeld HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1956,
NJ2013/133, waarin werd geoordeeld dat een telefoon waarmee verdachten gesprekken voerden over een uit te voeren overval, niet kon worden aangemerkt als een voorwerp dat bestemd was tot het begaan van die overval. De telefoon werd gebruikt bij de voorbereiding van de overval, maar zou geen rol van betekenis hebben bij het uitvoeren van de overval).
Voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 46 Sr is dus vereist dat wordt bewezen dat de voorbereidingsmiddelen “bestemd zijn tot het begaan van een dergelijk misdrijf”. Krachtens geldende jurisprudentie is daarbij van belang dat deze voorbereidingsmiddelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat verdachte voor ogen stond (HR 20 februari 2007, LJN AZ0213). Uit deze rechtspraak volgt dat drie criteria maatgevend zijn om te bepalen of een voorwerp bestemd is tot het begaan van het beoogde misdrijf: de uiterlijke verschijningsvorm van de voorbereidingsmiddelen (1), het gebruik daarvan (2) en het misdadige doel (3) dat de verdachte met het gebruik voor ogen had.
Aan verdachte is (onder feit 1 subsidiair) – samengevat – tenlastegelegd dat hij opzettelijk tezamen en in vereniging met anderen (een) mobiele telefoon(s), simkaart(en), auto’s, hotelkamer(s), e-mailberichten betreffende de huurovereenkomst met Helicentre Lelystad, (onderdelen van) vuurwapen(s) en/of munitie, kraaienpoten, touw, autobanden, vuurpijlen of brandbare stoffen heeft verworven of voorhanden heeft gehad en dat die voorbereidingsmiddelen
bestemd waren tot het begaan van het kapen van een helikopter.
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier voldoende is gebleken dat een helikopter is gehuurd die vervolgens door verdachten zou worden gekaapt om daarmee een gevangene uit de PI te kunnen bevrijden. Het misdadige doel (3) dat de verdachten voor ogen stond, is dus duidelijk. Om de helikopter te kunnen kapen zijn voorbereidingen getroffen. Er is een helikopter gehuurd, de locatie van de tussenlanding in Weert is uitgezocht, er is een piloot geregeld die over de te vliegen route werd geïnstrueerd en er waren wapens aanwezig in de BMW in Weert om bij de kaping te gebruiken.
Toch is de rechtbank van oordeel dat het merendeel van de in de tenlastelegging genoemde voorbereidingsmiddelen (met uitzondering van de wapens en munitie die aanwezig waren in de BMW in Weert), niet waren bestemd tot het begaan van het kapen van een helikopter. Deze voorbereidingsmiddelen (telefoons, simkaarten, auto’s, hotelkamers, e-mailberichten betreffende de huurovereenkomst met Helicentre Lelystad, kraaienpoten, touw, autobanden, vuurpijlen en brandbare stoffen) zouden namelijk geen rol van betekenis spelen bij het daadwerkelijke kapen van de helikopter.
De telefoons en simkaarten werden weliswaar veelvuldig gebruikt om met elkaar te overleggen over het voorgenomen plan, maar daarmee waren deze telefoons slechts dienstig bij de voorbereiding zelf en niet bestemd om het misdrijf mee te plegen. De telefoons zouden geen rol spelen bij het feitelijk overnemen van de helikopter. Ook de e-mailwisseling met het Helicentre over het huren van een helikopter en de hotelkamers die mogelijk zijn gebruikt om met elkaar het plan door te spreken, speelden uitsluitend een rol in de voorbereiding van de kaping maar niet bij de kaping zelf.
Met de voertuigen zijn verdachten naar Budel, Weert en Roermond gereden en konden zij na afloop vluchten. In het geval van een achtervolging door de politie zouden kraaienpoten de vlucht kunnen vergemakkelijken en met de benzine en vuurpijlen worden voertuigen nog al eens in brand gestoken om sporen uit te wissen. De auto’s, kraaienpoten, vuurpijlen en brandbare stoffen zouden in het plan van verdachten een rol hebben gespeeld bij de vlucht, maar niet bij het kapen van de helikopter.
Het touw en de autobanden die zich in de BMW in Weert bevonden, waren bedoeld om te worden gebruikt bij de bevrijding van de gevangene en dus niet bij de kaping van de helikopter.
Het spreekt voor zich dat wapens en munitie naar hun uiterlijke verschijningsvorm en gebruik wel bestemd kunnen zijn tot het begaan van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde feit, maar dat geldt alleen voor de wapens en munitie die aanwezig waren in de BMW in Weert. Op die plek zou immers de tussenlanding en kaping plaatsvinden. De wapens (en wapenonderdelen) die elders aanwezig waren (in de woning aan de [adres 1] die als uitvalsbasis diende, in de Audi in Roermond , in de Opel Astra in Amsterdam) zouden namelijk, gezien hun locatie, niet worden ingezet bij of gebruikt worden voor het kapen van de helikopter.
Dat betekent dat de rechtbank alleen de wapens en munitie die in de BMW in Weert aanwezig waren, als voorbereidingsmiddel voor het kapen van de helikopter aanmerkt.
Derhalve dringt zich de vraag op of verdachte op de hoogte was van de wapens die zich in de BMW in Weert bevonden en of hij wist van het misdadige plan om een helikopter met geweld te kapen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Zij overweegt daartoe als volgt.
Uit onderzoeksbevindingen is gebleken dat verdachte in de periode van 7 oktober 2017 tot en met 12 oktober 2017 de gebruiker is geweest van de telefoonnummers eindigend op * [nummer] en * [nummer] . Dit is door verbalisanten vastgesteld aan de hand van meerdere stemherkenningen. Verbalisant [verbalisantnummer] heeft telefoongesprekken van verdachte beluisterd die zijn opgenomen in het kader van een ander onderzoek. Ook heeft hij een gesprek beluisterd dat is gevoerd tussen verdachte en [naam gevangene] toen verdachte hem bezocht in de PI. Vervolgens heeft de verbalisant gerapporteerd dat er een zeer grote gelijkenis is tussen de stem van verdachte en stem van de gebruiker van de nummers * [nummer] en * [nummer] wat betreft de toon, de uitspraak en accent. In een later proces-verbaal, opgemaakt door verbalisant [verbalisantnummer] , is nogmaals gerapporteerd dat verdachte met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de gebruiker is van de nummers eindigend op * [nummer] en * [nummer] . De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan deze stemherkenningen. Dat voornoemde processen-verbaal over de stemherkenningen kennelijk niet zijn ondertekend door dezelfde verbalisant, merkt de rechtbank aan als een kennelijke verschrijving. Indien deze processen-verbaal overigens wel door twee verbalisanten zouden zijn opgemaakt, zou dit niet betekenen dat deze processen-verbaal zonder waarde zijn. Dit zou immers betekenen dat niet één maar twee verbalisanten de gebruiker van de nummers * [nummer] en * [nummer] hebben herkend alszijnde verdachte. Het verweer van de verdediging dat ziet op de bewijskracht van deze stemherkenningen is dus onvoldoende onderbouwd. Daar komt nog bij dat verdachte is herkend toen hij op 11 oktober 2017 telefoneerde in het eethuis [naam eethuis] en op datzelfde moment met het nummer * [nummer] (om 12.26 en 12.27 uur) en het nummer * [nummer] (om 13.30 uur) gesprekken zijn gevoerd.
De telefoon met het nummer * [nummer] is aangetroffen in de Audi waarin [naam bestuurder] reed. [naam bestuurder] is de neef van verdachte. Uit tapgesprek 819 volgt dat de gebruiker zijn telefoon aan zijn neef (niffo) zal geven. Dit sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat verdachte de gebruiker van het nummer * [nummer] was.
Tapgesprek 819, 11 oktober 2017 om 12.34 uur
A= [nummer]
nn= [nummer]
A: Jo bro
nn: Ewa broer, dit is het nummer van niffo ja
A: safi is cool.
nn: Als je, bel hem als je bent opgestegen en bel hem ook op als je bijna gaat landen.
A: Safi is cool.
Op grond van al het voorgaande gaat de rechtbank er dus vanuit dat verdachte degene is geweest die onder andere de volgende belastende tapgesprekken heeft gevoerd met de nummers eindigend op * [nummer] en * [nummer] .
Tapgesprek 838, 11 oktober 2017 om 12.57 uur
[nummer] : he broer, jij belde mij ik belde jou.
[nummer] : Ja klopt. Wat ik wilde zeggen. Zet ik één bak ook in die "Bemfie" (fon). Eén bak van die
[nummer] : Broer. Dat is allang besproken. Ook die vloeistof gaat erin en die bak. Allebei en in jou auto het zelfde. En nog iets he broer het is echt echt belangrijk dat jij belt als je opstijgt.
[nummer] : Ik zeg...ehhh je bedoelt die landingsbaan of bij die andere.
[nummer] : Nee bij die tweede zeg maar.
[nummer] ; ja bij die tweede. (praten door elkaar) Bel ik zoiezo.
[nummer] : Als je opstijgt bij die bedrijf.
[nummer] : Bij die bedrijf.
[nummer] :Ja weet je waarom, gaan hun die kant op want ik ben daar net geweest. lk heb aan die jongen...ze begrijpen ook dat we daar niet kunnen parkeren. want hun moeten echt 10 (tien) minuten gaan rijden pas die kant op.
[nummer] : tsja. Als ik zeg maar ben gevlogen ehh in de lucht dan bel ik, dan zeg ik he schatje dit dat. Dan doe ik net alsof, ik zeg ik ben er over...ik ben al vertrokken dit en dat, je weet toch, want ze moet niet weten dat ik aan het vliegen ben want ze vraagt...
[nummer] : ja. Ok is goed
[nummer] : Safìe is goed.
Tapgesprek 859, 11 oktober 2017 om 13.30 uur
[nummer] :Hallo Bro
[nummer] :Yo Bro, ik ben er man.Luister dan, die andere heli is storing, er is een andere heli man waar ik nu in ga.
[nummer] : Hoeveel persoons?
[nummer] : He?
[nummer] : Hoeveel persoons is ie?
[nummer] : Sorry?
[nummer] : ls dat ook een 4 persoons?
[nummer] : Ja, man, hij is gewoon hetzelfde, maar een ander type.
[nummer] : Maakt niet uit broer, gewoon doen.
[nummer] : is goed. lk ben binnen geweest, hij zei tegen mij 'ik moet alleen, als je voorbij die ding gaat moet ik even controleren of je telefoon, je telefoon moet uit.'
[nummer] : Oke.
[nummer] : Begrijp je?
[nummer] : Moet die telefoon uit? Jaja, dat is voor zijn contact, maar voordat je instapt, moet je hem weer aanzetten, oke?
[nummer] : Saaf(fon)
[nummer] : Oke? Eh Over hoe lang vertrek je?
[nummer] : Luister dan, ik zie hier geen metaaldetector, niks, ik kan denk ik gewoongannoemeenemen, hij gaat me niet fouilleren toch?
[nummer] : Eeeeh, ik weet niet man, dat is een risico man.
[nummer] : Hij zegt tegen mij 'ik wil alleen even kijken of je telefoon enzo, je weet voor de veiligheid enzo'. Dan kan ik toch gewoon mijn telefoon geven, dan hoeft ie mij toch niet te fouilleren?
[nummer] : Maar wat als ie je fouilleert broer?Geen risico nemen, neem m maar niet mee. Zorg dat die boys dat hebben voor jou, ja?
[nummer] : Saaf, is cool. lk ga ze even bellen dat ze klaar moeten staan.
Uit bovenstaande tapgesprekken maakt de rechtbank op dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van wapens (
gannoe) en wist dat er wapens zouden worden gebruikt bij de kaping van de helikopter. Uit deze tapgesprekken volgt dat het aanvankelijk de bedoeling was dat een wapen vanaf het Helicentre mee de helikopter in zou gaan. Daarnaast was verdachte blijkens de tapgesprekken op de hoogte van de aanwezigheid van wapens in Weert. Verdachte zegt namelijk:
zorg dat die boys(de rechtbank begrijpt: de personen in de BMW in Weert)
dat hebben voor jou.
Verdachte heeft een coördinerende en sturende rol vervuld. Dat volgt uit tapgesprekken 838 (zie hiervoor) en 705 en 780 (zie hierna) en uit de verklaring van [medeverdachte 5] . Hij heeft immers verklaard dat de [bijnaam] tegen hem had gezegd dat hij mee zou gaan in de helikopter en dan ook bewapend zou zijn met een AK-47. Omdat [medeverdachte 5] veel wisselende verklaringen heeft afgelegd en meerdere keren personen met elkaar heeft verward, zal de rechtbank zijn verklaring alleen voor het bewijs gebruiken voor zover deze wordt bevestigd door andere onderzoeksbevindingen. De verklaring van [medeverdachte 5] wordt op dit punt ondersteund door tapgesprekken, wat maakt dat de rechtbank in dit geval afgaat op zijn verklaring.
Tapgesprek 705, 11 oktober 2017 om 7.55 uur
[nummer] : lk ben hiezo in Eindje man
[nummer] : Ok hoe laat moet ik daar zijn broer
[nummer] ; Ken je hier komen?
[nummer] : Ja zeker kom ik, maar jij gaat, jij gaat met die man mee toch?
[nummer] :' Ja toch... kan...alles kan...ntv...
[nummer] : Ja niffo die gaat...ntv...rijden
[nummer] : Ja
[nummer] :En wat moet ik precies doen?
[nummer] :Je hoeft eigenlijk niet eens mee man, alleen niffo man
[nummer] : He?
[nummer] : Alleen die niffo heb ik nodig man
[nummer] : Is goed, ik breng niffo zelf dan weet ik zeker dat alles daar is ok?
[nummer] : Is goed...Is goed....je weet toch waar die eerste, die eerste waggie
[nummer] : Ja ja ja ja, waar die 335 staat toch?
[nummer] : He?
[nummer] : Waar die 335 staat toch?
[nummer] : Ja
[nummer] :.....ntv...die straat en dan spreken we af hoe laat ja?
[nummer] : Savi (fon) is cool.
De rechtbank leidt uit dit tapgesprek af dat het aanvankelijk de bedoeling was dat verdachte ook een actieve rol zou hebben bij de uitvoering van het plan op 11 oktober 2017, zoals [medeverdachte 5] heeft verklaard, maar dat op het laatste moment de plannen zijn gewijzigd.
Ook het volgende tapgesprek wijst erop dat verdachte een leidende rol heeft gehad omdat hem om advies en bevestiging wordt gevraagd.
Tapgesprek 780, 11 oktober 2017 om 11.15 uur
[nummer] : Hey matti
[nummer] : Yo matti luister dan bro
[nummer] : Ja
[nummer] : Straks we gaan met zijn 5e in 1 waggi. Is toch teveel in 1 waggi kunnen we liever 2 daar zetten toch.
[nummer] : Met zijn 5e?
[nummer] : He
[nummer] : Met zijn 5e in 1 waggi bedoel je?
[nummer] : Ja. ls toch veel
[nummer] : Tuurlijk niet.
[nummer] : Nee? Kan gewoon?
[nummer] : Zeker broer. 3 achter 2 voor toch.
[nummer] : saffì. Maar ik dacht 2 waggi's eentje rijd achter je weet toch?
[nummer] : Oh ja het is een optie broer je kan het doen
[nummer] : safi
[nummer] : Maar het is niet echt nodig maar je kan het wel doen.
[nummer] : safi
[nummer] : Het is aan jou he broer. Jij mag het beslissen haha jij bent patron van deze dingen.
[nummer] : ntv is cool
[nummer] : Ok ntv half uurtje ben ik bij je waggi
[nummer] : Dan ik kijk wel ff hoe of wat. lk denk dat we wel met 1 waggi gaan. Dan blijft eentje gewoon in de kofferbak ofzo. Je weet toch als er wat gebeurd doen we de kofferbak open.
[nummer] : Het is een stationcar toch?
[nummer] : Ja man
[nummer] : Ah flex je kan ntv met zijn drieën achterin hoor broer.
[nummer] : Safi is cool
[nummer] : En de grootste gaat gewoon voorin. Niet die ene maar jij of zijn mati, kijken wie er groter is. Gaat gewoon voorin, niffo rijdt komt goed.
[nummer] : Safi is goed
[nummer] : En die anderen hebben niet afgebeld toch die ehh machine
[nummer] : Nee ze verwachten me man
[nummer] : Ok is goed man top. En jij neemt die ehh.... Ok die andere staat klaar toch die gaat vliegen?
[nummer] : Ja die heb ik bij die boys gelaten die hem komen brengen.
[nummer] : Safì is goed he broer. Soldaat. lk ben gewoon in de buurt he in ik ben gewoon bereikbaar. lk blijf rondhangen.
[nummer] : Safì is cool
[nummer] : lk ben wel plan B want ik ken alle wegen hier. Als je zegt daar en daar dan kom ik racen.
In tapgesprek 849 zegt verdachte tegen [medeverdachte 1] dat hij niet te vroeg moet opstijgen, het liefst om twee uur, omdat ze de helikopter anders aan zien komen vliegen en dan niemand naar buiten laten. Dit tijdstip sluit aan op de luchttijden van [naam gevangene] in de gevangenis (van 13.55 uur tot 14.55 uur).
Tapgesprek 849, 11 oktober 2017 om 13.04 uur
[nummer] : Yo Bro
[nummer] : Hey broer nog een dingetje voor de duidelijkheid: Zorg alsjeblieft, ookal stap je te vroeg op, zorg alsjeblieft ook al ben jij met onze eigen mannetje, zorg dat je niet...
[nummer] : lk vlieg pas vijf voor twee.
[nummer] : Ja, zelfs na, want vijf voor twee zijn ze misschien in de gang zijn ze nog bezig en dan zien ze die helikopter en
dan doen ze alarm en dan mogen ze niet naar buiten, dus het liefst twee uur.
[nummer] : Precies twee uur, ja zo, is goed.
[nummer] : Kijk op je klokje alsjeblieft.
[nummer] : Is goed
Tot slot blijkt uit het volgende tapgesprek dat verdachte zijn mededaders waarschuwt voor de politie.
Tapgesprek 237, 11 oktober 2017 om 14.26 uur
[nummer] : Hé!!
[nummer] : Ja
[nummer]: Er is politie gekomenbij/naar [naam] (fonetisch) he [naam] (fon.)
Uit deze tapgesprekken volgt dat verdachte op de hoogte was van het misdadige plan om een helikopter met geweld te kapen en vervolgens [naam gevangene] te bevrijden uit de PI.
Verdachte wordt op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen veroordeeld voor het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde (het voorbereiden van een kaping), waarbij hij de rol van medepleger heeft vervuld aangezien hij (gelet op al het voorgaande) een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dit feit.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de wapens en munitie die in de Audi en in de woning aan de [adres 1] aanwezig zijn geweest (al dan niet in vereniging met anderen) voorhanden heeft gehad. Het dossier bevat onvoldoende gegevens die verdachte rechtstreeks verbindt aan de tenlastegelegde wapens, in de zin dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens en daarover kon beschikken. Dit maakt dat hij hiervan wordt vrijgesproken.
Dit is anders wat betreft de wapens, wapenonderdelen en munitie in een tas die tijdens de vlucht voor de politie uit de BMW zijn gegooid en op 13 november 2017 in de berm aan de Koenraadtweg in Maarheeze is aangetroffen. Hoewel verdachte geen inzittende was van de BMW, kan naar het oordeel van de rechtbank wel worden bewezen dat verdachte deze wapens, wapenonderdelen en munitie in juridische zin voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bij de beoordeling of sprake is van voorhanden hebben in de zin van de Wet wapens en munitie zijn drie factoren van belang. De eerste factor is (a) de aanwezigheid van het wapen, al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de dader. Waar het wapen zich bevindt is niet van belang, wel is van belang dat de dader over het wapen kan beschikken. De beschikking over het wapen hoeft niet onmiddellijk te zijn. De dader kan zich op een geheel andere plek bevinden dan het wapen. Dat tijdelijk de feitelijke mogelijkheid ontbreekt om zich te begeven naar de plaats waar het wapen ligt, betekent niet dat de dader geen beschikking heeft over het wapen. De tweede factor is (b) de machtsrelatie tussen dader en wapen. De dader moet zeggenschap hebben over het wapen of de plaats waar het zich bevindt. De derde factor houdt in (c) dat bij de dader een meer of mindere mate van bewustheid moet bestaan ten aanzien van de aanwezigheid van het wapen.
Eenvoudiger geformuleerd: er moet sprake zijn van een wapen, de dader was zich bewust van de aanwezigheid van dat wapen en de dader had zeggenschap over het wapen of de plaats waar het zich bevond.
Verdachte bevond zich op 11 oktober 2017 op een andere plaats dan de BMW waar de tas met wapens, wapenonderdelen en munitie zich bevonden (a). Blijkens de hiervoor aangehaalde tapgesprekken was hij op de hoogte van de aanwezigheid van deze wapens (c) en had hij daar een zekere beschikkingsmacht (b) over. Verdachte zegt immers tegen [medeverdachte 1] dat hij beter geen wapen mee kan nemen de helikopter in en moet zorgen dat die boys een wapen voor hem hebben. De samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders is zodanig nauw en bewust geweest dat sprake is van medeplegen.
Op grond van het voorgaande en de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen, is de rechtbank dan ook van oordeel dat het medeplegen van het bezit van de wapens die in de tas in de BMW lagen, is bewezen. De rechtbank merkt op dat het bezit van de revolver die ook in deze tas zat, niet aan verdachte is tenlastegelegd. Ook het pistool dat in de kofferbak van de Opel Astra lag, staat niet op de tenlastelegging. Omdat de rechtbank gebonden is aan de tekst van de tenlastelegging, kan zij verdachte niet voor het bezit van deze wapens veroordelen.
Feit 4
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de heling van de drie auto’s omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op het moment van het voorhanden krijgen of verwerven van die auto’s wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze auto’s afkomstig waren van enig misdrijf. Geen van de verdachten is in verband te brengen met de diefstal van deze auto’s, er was geen braakschade, de auto’s waren voorzien van kentekenplaten en verdachten beschikten over de sleutels. Daarnaast werden door verdachten ook huurauto’s gebruikt en het was voor verdachte daarom niet goed mogelijk om te weten of auto’s gehuurd of gestolen waren. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou kunnen worden vastgesteld dat verdachte wist of moest vermoeden dat de auto’s gestolen waren, is niet gebleken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
in de periode van 1 september 2017 tot en met 11 oktober 2017 te Amsterdam en/of Budel en/of Roermond en/of Weert, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf van kaping (artikel 385a lid 2 Wetboek van Strafrecht), voorwerpen bestemd tot het in vereniging begaan van genoemd misdrijf voorhanden heeft gehad, te weten (onderdelen van) automatische vuurwapens en munitie;
ten aanzien van feit 3:
op 11 oktober 2017 te Weert en/of Maarheeze, gemeente Cranendock, tezamen en in vereniging met anderen een zwarte tas met daarin een automatisch vuurwapen, te weten een aanvalsgeweer van categorie II en een pistool van categorie III en onderdelen van een aanvalsgeweer van categorie II, te weten patroonmagazijnen met daarin munitie, te weten patronen van categorie III voorhanden heeft gehad.

6.Motivering van de straf

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de straf te matigen omdat geen sprake is geweest van concrete gevaarzetting. Het plan van de verdachten in deze zaak had nooit enige kans van slagen. De uitvoering heeft zover mogen reiken als de politie het toeliet. Daarnaast zou ook bij voltooiing van het misdrijf nooit een concreet gevaar zijn ontstaan voor het rechtsbelang dat artikel 385a Sr beoogt te beschermen, namelijk de veiligheid van de inzittenden van het gekaapte vaartuig.
Tot slot dient rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte zichzelf bij de politie heeft gemeld, dat hij vader is van jonge kinderen en dat deze zaak zijn neef het leven heeft gekost en de familie van verdachte hem dat kwalijk neemt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien de rechtbank minder feiten bewezen acht dan door de officier van justitie geëist, komt zij tot oplegging van een aanzienlijk lagere straf dan is geëist. Verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van dertig maanden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft zich samen met anderen beziggehouden met de voorbereiding van de kaping van een helikopter met de bedoeling, daarmee een gevangene uit de PI te [plaats] te bevrijden. Een levensgevaarlijk plan dat onbeheersbare risico’s met zich meebracht. Ten behoeve van de voorbereiding werden voorverkenningen gedaan en verdachten zijn in de nacht van 10 op 11 oktober 2017 naar de omgeving van Eindhoven gereisd. In Colombia is een helikopterpiloot benaderd die vervolgens naar Nederland is gekomen om te helpen bij de kaping. Verdachten waren in het bezit van onder meer gestolen auto’s, wapens, kraaienpoten, brandbare stoffen en vuurwerk. Verdachte heeft zowel bij de voorbereiding als tijdens de uitvoering van dit plan een coördineerde rol gehad
Als verdachten in hun plan waren geslaagd zou de rechtsorde op ernstige wijze zijn geschokt, zou de loop van het recht verstoord zijn en zouden bestaande gevoelens van onveiligheid in de samenleving zijn versterkt. Verdachte heeft door mee te werken aan dit plan een totaal gebrek aan respect getoond voor de rechtsorde. Verdachte heeft bovendien verschillende wapens en munitie voorhanden gehad. Ook dit is een ernstig feit, nu ongecontroleerd wapenbezit onaanvaardbare risico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich brengt. Dat geldt des te meer voor automatische vuurwapens die vaak gebruikt worden bij het begaan van zeer ernstige strafbare feiten.
Het is niet aan de verdachten te danken dat dit misdadige plan niet is voltooid. Het is dankzij het kordate optreden van het personeel van het Helicentre en de politie dat dit plan vroegtijdig is verijdeld en de verdachten aangehouden konden worden. Dankzij hen is wellicht een veel gevaarlijkere en ernstigere situatie voorkomen.
Het voorbereiden van een kaping komt zelden voor en de rechtbank heeft geen vergelijkbare zaken gevonden om qua strafmaat bij aan te sluiten. Voor dit feit zijn ook geen oriëntatiepunten beschikbaar.
Uit het strafblad van verdachte van 20 augustus 2018 is gebleken dat hij in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden die door de raadsman naar voren zijn gebracht, maar die vormen voor de rechtbank geen reden om zijn straf te matigen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 47, 57 en 385a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1, subsidiair:
medeplegen van voorbereiding van het in zijn macht brengen/het in zijn macht houden/het van de route doen afwijken van een luchtvaartuig door geweld/bedreiging met geweld;
t
en aanzien van feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Janse van Mantgem, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 november 2018.

Voetnoten

1.HR 8 september 1987, NJ 1988/612. Twee mannen hadden zich voorgenomen een grenswisselkantoor te overvallen. Zij hadden een auto gestolen, die van valse nummerplaten voorzien en de omgeving van het grenswisselkantoor verkend. Een dag later reden zij in de auto naar het grenswisselkantoor en wachtten in de auto met draaiende motor tot de medewerker van het grenswisselkantoor arriveerde. Zij hadden onder meer een jachtgeweer, een imitatievuurwapen, handboeien, touw en tape bij zich. De medewerker zag de auto, herinnerde zich die auto de dag ervoor ook te hebben gezien en waarschuwde de politie. Na een wilde achtervolging werden de twee mannen aangehouden. De Hoge Raad zag hierin geen begin van uitvoering: “wanneer iemand het voornemen heeft opgevat in een bank het misdrijf voorzien bij art. 317 te plegen kan niet worden gezegd dat hij aan dat misdrijf begin van uitvoering heeft gegeven indien hij zich met een auto naar die bank heeft begeven, doch – om welke reden dan ook – die auto niet heeft verlaten noch – in of vanuit die auto – een gedraging heeft verricht welke naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van dat voorgenomen misdrijf.”