Op 1 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 juni 2018 hulpverleners heeft bedreigd met een mes. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.J.M. Vreekamp, en de verdediging door de raadsvrouw, mr. C.B. Stenger. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot zware mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de pogingen tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar eiste bewezenverklaring van de mishandeling en bedreiging. De verdediging stelde dat er geen opzet was op het toebrengen van letsel en dat de bedreiging niet bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de pogingen tot zwaar lichamelijk letsel, maar dat de bedreiging wel bewezen was.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die lijdt aan een ziekelijke stoornis, niet strafbaar was en dat hij voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis moest worden geplaatst. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte onder bewind was gesteld. De rechtbank baseerde haar beslissing op rapportages van psychologen die de geestelijke toestand van de verdachte bevestigden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de beslissing werd openbaar uitgesproken.