ECLI:NL:RBAMS:2018:7622

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
13/751437-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel voor tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf

Op 25 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de procureur van de Republiek in Lyon, Frankrijk. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van 10 jaar die aan de opgeëiste persoon is opgelegd door de Correctionele Rechtbank van Lyon op 6 december 2011. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft, wat van invloed is op de overlevering.

De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 11 oktober 2018, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor een zorgvuldige beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook de garantie van de Franse autoriteiten beoordeeld, die bevestigden dat de opgeëiste persoon na overlevering op de hoogte zal worden gesteld van zijn rechten en de mogelijkheid om verzet aan te tekenen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldoet aan de vereisten van de OLW en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van de overlevering. De rechtbank heeft de beslissing op 25 oktober 2018 uitgesproken, waarbij de rechters R.A.J. Hübel, M.T.C. de Vries en V.V. Essenburg betrokken waren. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751437-18
RK nummer: 18/3839
Datum uitspraak: 25 oktober 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 juni 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 mei 2014 door de procureur van de Republiek in Lyon (Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 oktober 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. N.C.J. Meijering, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak
moet doen met dertig dagen verlengd en vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van
artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd, omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een uitspraak van de Correctionele Rechtbank van Lyon van 6 december 2011 (n° 8960 16de Kamer van 01/12/2011).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 10 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Artikel 6, tweede lid, OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
De overlevering kan dan ook alleen worden toegestaan indien het vonnis nog niet onherroepelijk is.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12 sub d OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat (i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en (ii) hij wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In het EAB staat onder onderdeel d) 3.4 het volgende:
De persoon heeft niet persoonlijk de officiële aanzegging van het besluit ontvangen maar
- hij zal deze persoonlijk en onmiddellijk na de overdracht ontvangen; en zodra hij deze ontvangen zal hebben, zal hij uitdrukkelijk geïnformeerd worden over zijn rechten voor een nieuwe procedure of van een procedure van beroep waarbij de persoon recht heeft om deze bij te staan en welke het mogelijk maakt om de affaire opnieuw te bestuderen, wat betreft de grond hiervan, en waarbij er rekening zal worden gehouden met de nieuwe elementen van bewijs en welke kan uitlopen tot een gerechtelijk onderzoek van de oorspronkelijke beslissing, en
- hij zal op de hoogte worden gesteld over het tijdsbestek waarin hij een nieuwe procedure van beoordeling van beroep binnen een tijdsbestek van of 10 dagen, tijdsbestek waarin de persoon beroep kan indienen. In het geval de eerste uitspraak zal worden vernietigd en hij opnieuw zal worden veroordeeld voor de feiten. Hij zal bovendien voorkomen bij een rechter (rechter van vrijheid en van hechtenis) die zal besluiten of de persoon wel of niet in hechtenis geplaatst zal worden tot aan de nieuwe zitting op basis van het arrestatiebevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 3 oktober 2018 – voor zover van belang – het volgende verklaard:
Het vonnis op basis waarvan het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, is bij verstek gewezen. De heer [opgeëiste persoon] zal dan ook in kennis gesteld worden over de mogelijkheid om hiertegen verzet aan te tekenen, zodat hij binnen een termijn van 2 maanden opnieuw berecht kan worden.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze garantie aan de eisen van artikel
12 sub d OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing. Dit betekent dat ook de weigeringsgrond van artikel 6, tweede lid, OLW niet van toepassing is.
3.2
Genoegzaamheid
3.2.1
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat het EAB niet genoegzaam is, omdat de stukken uit de eerdere overleveringsprocedure en het veroordelend vonnis niet bij het dossier zijn gevoegd. Daarnaast is de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon onduidelijk. Tenslotte is het EAB ook niet genoegzaam, omdat de kans bestaat dat de opgeëiste persoon voor een andere zaak wordt overgeleverd dan in het EAB staat. In
Form Astaat namelijk:
the details he gave made it possible to identify the named [naam] as being [opgeëiste persoon] , the manager of the « [naam nachtclub] » night-club in Culemborg and who had been already identified as a probable principal in a previous case of importation of over a ton of cannabis resin between Spain and the Netherlands.
3.2.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het verweer moet worden verworpen. Het EAB is genoegzaam, nu de datum, pleegplaats en de rol van de opgeëiste persoon worden genoemd. Voor een vorige zaak, zoals genoemd in Form A, is destijds geen overlevering gevraagd van de opgeëiste persoon. Niet is gebleken dat hij hiervoor nog wordt vervolgd.
3.2.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het EAB genoegzaam is. Het is geen vereiste van de OLW dat de stukken van de eerdere overleveringsprocedure en het veroordelend vonnis in het dossier worden gevoegd. Dat deze stukken ontbreken, maakt het EAB daarom niet ongenoegzaam. Daarnaast voldoet de feitsomschrijving aan de vereisten van artikel 2 OLW. Het is duidelijk wat de opgeëiste persoon wordt verweten, er wordt een pleegplaats en pleegdatum genoemd en de rol van de opgeëiste persoon is omschreven. Dat de opgeëiste persoon kennelijk in een andere zaak ook verdachte was, maar daarvoor niet is veroordeeld, maakt niet dat de kans bestaat dat hij, indien hij wordt overgeleverd op grond van dit EAB, ook voor die andere zaak wordt vervolgd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het EAB genoegzaam is.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
De officier van justitie heeft ter zitting in dit verband gewezen op een eerdere uitspraak van 7 mei 2010 van de rechtbank ten aanzien van de vervolgingsoverlevering van de opgeëiste persoon (ECLI:NL:RBAMS:2010:2462). De rechtbank is thans van oordeel dat de lijstfeiten in redelijkheid zijn aangekruist.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft het echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering.

6. Garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen
worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Procureur de la Républiquete Lyon heeft – desgevraagd – op 3 oktober 2018 de volgende garantie gegeven:
Wanneer geen verzet wordt aangetekend of in geval van een nieuwe veroordeling tot een vrijheidsstraf na een nieuw onderzoek van de zaak, verbinden wij ons ertoe u een verzoek om erkenning en uitvoering van de Franse veroordeling te doen toekomen. Dat wil zeggen dat wij u een certificaat toezenden overeenkomstig de bepalingen en voorwaarden vervat in het Kaderbesluit 2008/909/JBZ betreffenden de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van strafvonnissen met oplegging van straffen of vrijheidsbenemende maatregelen ten behoeve van hun tenuitvoerlegging binnen de Europese Unie.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren.
Aan deze voorwaarde is voldaan. De onder 4. bedoelde feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, tweede lid/11, derde lid van de Opiumwet;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7. Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB betrekking heeft op feiten geacht geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW verbiedt in een dergelijk geval de overlevering voor deze feiten.
De officier van justitie heeft echter overeenkomstig artikel 13, tweede lid, OLW gevorderd dat wordt afgezien van de weigeringsgrond en daartoe de volgende argumenten aangevoerd:
- het onderzoek is in Frankrijk aangevangen;
- het bewijs bevindt zich in Frankrijk;
- de medeverdachten zijn in Frankijk vervolgd;
- de drugs zijn in Frankrijk in beslag genomen.
Het voorgaande brengt volgens de officier van justitie mee dat uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling overlevering aan de Franse autoriteiten dient plaats te vinden en overname van de strafzaak door Nederland niet de voorkeur verdient.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de overlevering op grond van dit artikel te weigeren, omdat de handelingen die de opgeëiste persoon zou hebben verricht, uitsluitend op Nederlands grondgebied hebben plaatsgevonden.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 13, tweede lid, OLW haar slechts een marginale toetsing van de vordering van de officier opdraagt en voor een verdergaande beoordeling geen ruimte biedt. Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Er dient dan ook te worden afgezien van de in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW bedoelde weigeringsgrond.

8.Detentieomstandigheden

De rechtbank merkt op dat uit de brief van de uitvaardigende justitiële autoriteit van
3 oktober 2018 blijkt dat de opgeëiste persoon bij overlevering niet in hechtenis zal worden gehouden in het Huis van Bewaring te Nîmes. Ten aanzien van deze penitentiaire instelling heeft de rechtbank bij uitspraak van 17 augustus 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:6648) immers geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de opgeëiste persoon over minimaal 3 m²
personal spacezal kunnen beschikken en dat hieruit blijkt van een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Voor de overige penitentiaire inrichtingen in Frankrijk is geen algemeen risico aangenomen op onmenselijke of vernederende behandeling, zodat de rechtbank niet toekomt aan een beoordeling van de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon na overlevering zal worden gedetineerd.

9.Medische omstandigheden van de opgeëiste persoon

Ter zitting zijn door de raadsman stukken overgelegd die zien op de medische situatie van de opgeëiste persoon.
De rechtbank is van oordeel dat deze stukken dienen te worden beoordeeld op grond van artikel 35, derde lid, van de OLW. In het kader van die beoordeling kan de feitelijke overlevering achterwege blijven, indien en zolang ernstige humanitaire redenen, bijvoorbeeld van medische aard, bestaan die aan de feitelijke overlevering in de weg staan. Die beoordeling is echter voorbehouden aan de officier van justitie.

10.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

11.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 Wetboek van Strafrecht, 3, 11 en 11b Opiumwet en 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

12.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de procureur van de Republiek in Lyon ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het gedeelte van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 oktober 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.