ECLI:NL:RBAMS:2018:7525

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
13.751484-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafrechtelijke vervolging in Italië

Op 20 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Italië op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 16 juli 2018. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, die in Italië is geboren en momenteel gedetineerd is in Nederland. Tijdens de openbare zitting op 6 september 2018 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

In het EAB, uitgevaardigd op 24 maart 2017, wordt melding gemaakt van een vonnis van 15 juni 2010, waarin de opgeëiste persoon een straf van twee jaren en zes maanden is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De verdediging heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen, onder verwijzing naar aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit.

De rechtbank concludeert dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, en dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling van de zaak in Italië. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf die is opgelegd in het vonnis van 16 februari 2017. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.751484-18
RK nummer: 18/4597
Datum uitspraak: 20 september 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 juli 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 maart 2017 door
the office of the Prosecutor General attached to the Court of Appeal of Trieste(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [detentie adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 september 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Italiaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van
the Judge of the Preliminary Hearing of the Court of Udinevan 15 juni 2010 met zaaknummer 378/2010 – R.G.GIP no. 2912/2010 – R.G.N.R. no. 6671/2008, waarin aan de opgeëiste persoon een straf van twee jaren en zes maanden is opgelegd.
Bij beslissing van 16 februari 2017 heeft
the Office of the Prosecutor General of the Republic of Triesteeen
Order for the Enforcement of Concurrent Sentences,met kenmerk: 51/2017 SIEP, uitgevaardigd, waarin de in voormeld vonnis opgelegde straf is verdisconteerd. De andere straf die hierin is verdisconteerd is de straf die is opgelegd in de procedure die is beschreven in een ander EAB (parketnummer: 13.751.566-18), waarin eveneens vandaag uitspraak wordt gedaan.
In beide EAB’s wordt de overlevering verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de samengestelde vrijheidsstraf die in de
Order for the Enforcement of Concurrent Sentences no. 51/2017 SIEPis vastgesteld op twee jaren, elf maanden en tien dagen. Van deze straf resteren nog twee jaren, tien maanden en 23 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemde
Order.
Het vonnis van
the Judge of the Preliminary Hearing of the Court of Udinevan 15 juni 2010 betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid.
De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd, dan wel dat de zaak moet worden aangehouden voor het opvragen van een garantie dat de opgeëiste persoon in verzet of beroep kan gaan tegen de
Order for the Enforcement of Concurrent Sentencesvan 16 februari 2017 van
the Office of the Prosecutor General of the Republic of Trieste.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 1 augustus 2018 leidt de rechtbank immers af dat de procedure voor vaststelling van de
Order for the Enforcement of Concurrent Sentencesgeen beoordelingsmarge omvat in de zin van punt 88 van het arrest van 10 augustus 2017 van het Hof van Justitie van de Europese Unie [1] , zodat deze niet relevant kan worden beschouwd voor toepassing van artikel 4 bis lid 1 van Kaderbesluit 2002/584/JBZ dan wel artikel 12 OLW [2] . Het verweer wordt verworpen.
De weigeringsgrond van artikel 12 OLW staat daarom niet aan overlevering in de weg.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1, 11 en 20, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
informaticacriminaliteit
oplichting
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
De rechtbank merkt (nogmaals) op dat zowel in deze zaak als in de gelijktijdig behandelde zaak met parketnummer 13.751.566-18 – waarin ook vandaag uitspraak wordt gedaan – de overlevering wordt toegestaan ten behoeve van
dezelfdeOrder for the Enforcement of Concurrent Sentencesvan 16 februari 2017 van
the Office of the Prosecutor General of the Republic of Triestewaarin de straffen die zijn opgelegd bij de procedures uit beide EAB’s zijn samengevoegd tot één straf van twee jaren, elf maanden en tien dagen.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the office of the Prosecutor General attached to the Court of Appeal of Trieste(Italië) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, opgelegd bij de
Order for the Enforcement of Concurrent Sentencesvan 16 februari 2017 door
the Office of the Prosecutor General of the Republic of Trieste.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en T.B. Trotman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 20 september 2018.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De zaak Zdziaszek, C-271/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:629.
2.Vergelijk Rechtbank Amsterdam 26 oktober 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:7856.