Op 18 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die wederrechtelijk verkregen voordeel had behaald door handel in hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel bijna 50.000 euro bedraagt, maar heeft de betalingsverplichting gematigd tot 10.000 euro. De officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, had een vordering ingediend om het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1992, op 27 maart 2013 opzettelijk 302 gram hennep aanwezig had in Amsterdam. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, waaronder een verstandelijke beperking en een verslaving aan alcohol, en de lange tijd die verstreken was sinds de feiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het onrechtvaardig zou zijn om de veroordeelde het volledige bedrag te laten betalen, gezien zijn situatie en de tijdsverloop sinds de feiten. Uiteindelijk is de verplichting tot betaling vastgesteld op 10.000 euro, waarbij de rechtbank ook de overschrijding van de redelijke termijn in overweging heeft genomen.