ECLI:NL:RBAMS:2018:7127
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woonkosten na onvoldoende inspanning om vervangende woonruimte te vinden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 oktober 2018 uitspraak gedaan over de aanvraag van verzoekster voor bijzondere bijstand voor woonlasten. Verzoekster had op 27 februari 2018 een aanvraag ingediend, die op 13 april 2018 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam werd afgewezen. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 7 juni 2018. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 1 oktober 2018 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verzoekster geen urgentie had aangevraagd, terwijl zij mogelijk voor urgentie in aanmerking had kunnen komen. Haar argument dat zij 'op de stoep' was geweigerd, werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De voorzieningenrechter merkte op dat verzoekster 21 keer had gereageerd op woningen via Woningnet, maar niet had aangetoond dat zij alles in het werk had gesteld om andere woonruimte te vinden, zoals vereist in het beleid. Ook haar poging om haar woning te ruilen werd niet onderbouwd.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster niet voldoende inspanning had verricht om betaalbare woonruimte te vinden en dat het bestreden besluit rechtmatig was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A.K. Mireku, in aanwezigheid van griffier mr. E.H. Kalse-Spoon.