ECLI:NL:RBAMS:2018:7127

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2018
Publicatiedatum
8 oktober 2018
Zaaknummer
AMS - 18 _ 5592 en 18_4648
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woonkosten na onvoldoende inspanning om vervangende woonruimte te vinden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 oktober 2018 uitspraak gedaan over de aanvraag van verzoekster voor bijzondere bijstand voor woonlasten. Verzoekster had op 27 februari 2018 een aanvraag ingediend, die op 13 april 2018 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam werd afgewezen. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 7 juni 2018. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 1 oktober 2018 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verzoekster geen urgentie had aangevraagd, terwijl zij mogelijk voor urgentie in aanmerking had kunnen komen. Haar argument dat zij 'op de stoep' was geweigerd, werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De voorzieningenrechter merkte op dat verzoekster 21 keer had gereageerd op woningen via Woningnet, maar niet had aangetoond dat zij alles in het werk had gesteld om andere woonruimte te vinden, zoals vereist in het beleid. Ook haar poging om haar woning te ruilen werd niet onderbouwd.

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster niet voldoende inspanning had verricht om betaalbare woonruimte te vinden en dat het bestreden besluit rechtmatig was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. A.K. Mireku, in aanwezigheid van griffier mr. E.H. Kalse-Spoon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 18/5592 en 18/4648
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 oktober 2018 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. B.A. Veenendaal).

Procesverloop

Met het besluit van 13 april 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster van 27 februari 2018 om bijzondere bijstand voor woonlasten afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 7 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2018. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, [naam] ( [naam] ) en [naam] , tolk in de taal Urdu. Ook was haar stiefzoon ter zitting aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Verzoekster heeft gevraagd om een voorlopige voorziening in die zin dat verweerder wordt veroordeeld tot het betalen van een voorschot gedurende de beroepsprocedure.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat het niet noodzakelijk is dat verweerder deze kosten vergoed. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat verzoekster onvoldoende inspanning heeft verricht om betaalbare woonruimte te vinden.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Het beleid van de gemeente is buitenwettelijk begunstigend beleid. Dat betekent dat de voorzieningenrechter terughoudend moet toetsen en alleen mag kijken of verweerder zijn beleid consistent heeft toepast. De voorzieningenrechter wijst op de artikelen 15 en 35 van de Participatiewet [1] , paragraaf 9.5.7 van het beleid van verweerder [2] en vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [3] .
4. De huur van verzoekster valt boven de maximale huur voor huurtoeslag en daarom vraagt zij bijzondere bijstand voor woonkosten. De vraag is of verzoekster inderdaad te weinig inspanning heeft verricht om een goedkoper huis te vinden.
5. De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder heeft mogen stellen dat dat het geval is geweest en zal uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen. Verzoekster heeft geen urgentie aangevraagd, terwijl zij wellicht voor urgentie in aanmerking had kunnen komen. Haar betoog dat zij zogezegd ‘op de stoep’ is geweigerd, had zij meer moeten onderbouwen. Daarnaast had verzoekster meer haar best kunnen doen om de urgentie daadwerkelijk aan te vragen, zodat verweerder en de rechtbank hadden kunnen zien dat zij het echt had geprobeerd. Verzoekster heeft verder 21 keer gereageerd op Woningnet op woningen in [woonplaats] . Daarmee heeft zij laten zien dat zij weliswaar drie á vier keer per maand heeft gereageerd op woningen, maar niet dat zij daarmee – zoals in het beleid staat – alles in het werk heeft gesteld om andere woonruimte te vinden. Ook daar had zij meer haar best kunnen doen. Het betoog van vandaag op de zitting dat verzoekster geprobeerd heeft haar woning te ruilen tegen een andere woning en dat dat niet gelukt is, heeft zij niet onderbouwd. Het betoog van verzoeksters advocaat dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het ESH [4] en het EVRM [5] is onvoldoende geconcretiseerd.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder heeft mogen stellen dat verzoekster niet alles in het werk heeft gesteld om vervangende woonruimte te vinden. De voorzieningenrechter overweegt dat zij begrijpt dat verzoekster in een lastige positie zit. Zij heeft twee kinderen die extra aandacht en zorg vragen en haar man is overleden. Dat hiermee voor verzoekster een noodsituatie is ontstaan in de zin van verweerders beleid, is echter niet gebleken.
7. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8.86 van de Algemene wet bestuursrecht meteen op het beroep te beslissen.
8. De voorzieningenrechter oordeelt dat het bestreden besluit rechtmatig is, het beroep is ongegrond. Er is daarom geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst dan ook het verzoek om voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier, op 1 oktober 2018.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de bodemprocedure betreft, binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
BIJLAGE

Participatiewet

Artikel 35 Bijzondere bijstand
1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande, of het gezin recht op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Artikel 15 Voorliggende voorziening
1. Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

Beleidsregels Werk, Participatie en Inkomen van de gemeente Amsterdam

Paragraaf 9.5.7: Toekenning bijstand voor hoge woonkosten
Ken je bijstand toe voor hoge woonkosten, geef dan in het besluit aan dat de klant binnen een bepaalde termijn moet zoeken naar goedkopere woonruimte.
Als het gaat om gezinnen met kinderen kun je verwijzen naar de Gemeente Amsterdam , afdeling WONEN voor het aanvragen van een urgentie. Cliënten kunnen voor een afspraak bellen met het gemeentelijk Informatienummer 14020.
De voorwaarden staan beschreven in de Beleidsregels voor regionale urgenties, paragraaf 3.3.2.4 onder b.: Hoge woonlasten en schulden door een te hoge huur of hypotheek in verhouding tot het inkomen
Huishoudens kunnen in aanmerking komen voor een urgentie als een gezin met kinderen door overmacht niet meer in staat is om aan de hoge woonlasten te voldoen. Achtergrond is meestal daling van het huishoudinkomen door vertrek partner of verlies van inkomen uit arbeid. Om voor een urgentieverklaring in aanmerking te kunnen komen moet in ieder geval worden voldaan aan:
1. Als de woonlasten te hoog zijn moet dit worden aangetoond (d.m.v. een beschikking) met een door de gemeente verstrekte bijzondere bijstand voor woonlasten;
2. Als het een koopwoning betreft moet deze zijn verkocht en moet de eventuele restschuld zijn aangetoond.
De Beleidsregels zijn te vinden op: www. amsterdam .nl/gemeente/organisatie/ruimte-economie/wonen/woonbeleid/regels-verordeningen/
(…)
De richtlijn voor een redelijke termijn is zes maanden:
• na zes maanden vindt in principe geen verlenging plaats. Mocht de klant nog geen vervangende woonruimte hebben gevonden, maar wel alles in het werk gesteld hebben om andere woonruimte te vinden, dan kun je de termijn verlengen;
• heeft de aanvrager weinig tot geen inspanning verricht om naar vervangende woonruimte te zoeken, bekijk dan of er zich een noodsituatie voordoet:
- bij een noodsituatie kan verlenging alleen met bijstand in de vorm van een lening. Dan is er namelijk sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
- Als er geen sprake is van een noodsituatie wijs dan gemotiveerd af.

Voetnoten

1.Zie bijlage.
2.Zie bijlage.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van 10 oktober 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:CRVB:2017:3466.
4.Europees Sociaal Handvest.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.