In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2018, stond de geldigheid van een pandrecht op auteursrechten centraal. De curator van CompLions B.V. stelde dat ING Bank N.V. geen geldig pandrecht had gevestigd op de auteursrechten van de door CompLions ontwikkelde software. De curator betoogde dat de omschrijving van het pandrecht in de pandakte, die verwees naar 'alle tot het bedrijf van de pandgever behorende goederen', niet voldeed aan de vereiste bepaalbaarheid. De rechtbank oordeelde dat de omschrijving te algemeen was en niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor het vestigen van een pandrecht. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin werd benadrukt dat een pandrecht alleen kan ontstaan op voldoende bepaalde goederen. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de curator werd toegewezen, en dat ING geen recht had op de verkoopopbrengst van de auteursrechten, die werd vastgesteld op EUR 155.000,--. ING werd bovendien veroordeeld in de proceskosten, die op EUR 3.414,-- werden begroot, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank wees ook de vordering in reconventie van ING af, met een kostenveroordeling ten laste van ING.