Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser sub 1] ,
liquidatornaar het recht van de Britse Maagdeneilanden en als wettelijk vertegenwoordiger naar het recht van de Britse Maagdeneilanden van eiseressen in conventie/verweersters in voorwaardelijke reconventie sub 2 t/m 4,
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
5.[gedaagde sub 5] ,
[gedaagde sub 6],
1.Inleiding
liquidatorvan Fairfield Sentry, (ii) [eiser sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan Fairfield Sigma en (iii) [eiser sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan Fairfield Lambda en anderzijds als gedaagden (i) PwC Accountants (mede als rechtsopvolgster van PwC N.V.), (ii) [gedaagde sub 3] , (iii) [gedaagde sub 4] , (iv) [gedaagde sub 5] en (v) [gedaagde sub 6] . Deze resterende procespartijen zullen hierna wederom [eiser sub 1] en PwC c.s. worden genoemd.
2.De feiten
feeder fundsonder bij Fairfield Sentry, die daarnaast ook (in geringe mate) gelden van derden aantrok.
investment managervan Fairfield Sentry. Drie vennootschappen naar Nederlands recht, alle deel uitmakend van de Citco-groep, waren respectievelijk (en kort gezegd)
administrator,
payment banken
custodianvan Fairfield Sentry. [bedrijf] was jarenlang de voornaamste
broker/dealervan Fairfield Sentry. Fairfield Greenwich (Bermuda) heeft aan [bedrijf] mandaat verleend om op te treden als
sub-investment manager. [bedrijf] was daarnaast door Citco benoemd tot
sub-custodian. In deze laatste hoedanigheid had [bedrijf] het overgrote deel van de activa (effecten) van Fairfield Sentry in bewaring.
administrator, registraren
transfer agent), Citco Bank Nederland N.V. Dublin Branch (
payment bank) en Citco Global Custody N.V. (
custodian). Zij stonden alle onder toezicht van De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: DNB).
U.S. Securities and Exchange Commission(hierna: de SEC).
concurring review partner. De goedkeurende verklaringen bij de jaarrekeningen over de boekjaren 2003, 2004 en 2005 zijn ondertekend door [gedaagde sub 3] ; [gedaagde sub 6] trad daarbij op als
concurring review partner.
ponzi scheme) bij [bedrijf] aan het licht gekomen, die ruim twintig jaar onopgemerkt was gebleven. Kort daarna is [bedrijf] in staat van faillissement verklaard. De eigenaar-directeur van [bedrijf] , [eigenaar] (hierna: [eigenaar] ), is in 2009 in de Verenigde Staten in verband met de fraude veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 jaar.
winding upgeopend van elk van de Fairfield Fondsen. Sinds 24 november 2011 is [eiser sub 1] de enige
liquidator.
3.De verdere beoordeling in conventie
trade tickets) en depotopgaven (
account statements). Met de fraude zijn in totaal miljarden Amerikaanse dollars gemoeid.
feeder fundsvan Sentry. Met de kennis van vandaag staat vast dat hun jaarrekeningen over de boekjaren 1998 tot en met 2005 geen getrouw beeld van hun financiële positie in die jaren geven. De jaarrekeningen bevatten materiële onjuistheden ten aanzien van het bestaan, de eigendom en de waarde van de activa. De daarin vermelde activa,
US Treasury Billsen daarnaast een mix van aandelen in de grootste Amerikaanse bedrijven (Coca Cola, General Motors etc) en opties die recht gaven op
US Treasury Bills, bestonden in werkelijkheid niet of nauwelijks. Met de kennis van vandaag staat vast dat de door PwC c.s. verstrekte goedkeurende verklaringen in zoverre onjuist zijn.
Engagement Letters(inclusief de daarbij gevoegde
General Terms & Conditionsvan PwC Accountants). De inhoud van die overeenkomst wordt voorts bepaald door de door de Fairfield Fondsen en PwC c.s. van toepassing verklaarde
International Standards on Auditing(ISA), die in Nederland zijn neergelegd in de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (RAC). Artikel 7:401 BW bepaalt dat de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Dat kan in dit geval worden gelezen als de zorg van een redelijk bekwaam en redelijk handelend controlerend registeraccountant (hierna wordt kortheidshalve steeds gesproken van ‘accountant’). Bij de beantwoording van de vraag of de externe controlerend accountant heeft gehandeld in overeenstemming met de van hem in het concrete geval te vergen mate van zorg, komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval. Deze norm – hoe een redelijk bekwaam en redelijk handelend controlerend accountant moet handelen – wordt, zeker nu het een gereguleerd beroep betreft, in belangrijke mate ingevuld door hetgeen in de beroepsgroep als gebruikelijk en passend wordt ervaren. De eerdergenoemde, breed geldende richtlijnen voor de accountantscontrole, de RAC, alsmede de uitleg daarvan door de (bij wet ingestelde) Accountantskamer vormen daarvan de neerslag
Discipline Committeevan de
Chartered Professional Accountants of Ontarioin de zaak van de
Professional Conduct Committeetegen [accountant] , de aan PwC Canada verbonden accountant die goedkeurende verklaringen heeft verstrekt bij de jaarrekeningen over de boekjaren 2006 en 2007 van Fairfield Sentry. [eiser sub 1] heeft uitvoerig betoogd dat aan geen van deze uitspraken – behoudens aan de laatstgenoemde – veel waarde kan worden toegekend, omdat onder meer (in ieder geval) in de Verenigde Staten de drempel om tot aansprakelijkheid van een accountant te komen veel hoger ligt. Dat moge zo, zijn, maar dat neemt niet weg dat, behoudens de hiervoor genoemde Canadese
Discipline Committee, geen (tucht)rechter heeft geoordeeld tot aansprakelijkheid van de accountants van fondsen die in [bedrijf] investeerden.
trade tickets) en periodieke rekeningafschriften waarop de transacties van een bepaalde periode zijn weergegeven (depotopgaven of
account statements). Bovendien beschikten de Fairfield Fondsen over de depotopgaven die zij van Citco Global Custody N.V. (
custodian) kregen. Citco Fund Services (Europe) B.V. (
administrator) ging op basis hiervan de juistheid en volledigheid van de transacties na. PwC c.s. controleerden of de depotopgaven van [bedrijf] overeenstemden met de in de administraties van Citco/Fairfield opgenomen standen. Ook gingen PwC c.s. voor een aantal transacties na of de aan- of verkopen (de transactiedata) zoals opgenomen in de Citco/Fairfield administraties overeenkwamen met de rekeningafschriften (de depotopgaven) en de
trade ticketsvan [bedrijf] .
in beginselniet met de door PwC uitgevoerde controlewerk-zaamheden mocht volstaan.
red flags, voor de Fairfield Fondsen risicovolle feiten en omstandigheden, die vroegen om extra aandacht en zorg van PwC c.s. als controlerend accountant. [eiser sub 1] noemt in dit verband in de dagvaaring en de conclusie van repliek de volgende feiten en omstandigheden.
trade ticketsen depotopgaven.
split strike conversion’ resulteerde in een onwaarschijnlijk consistente en stabiele groei.
red flagsen dat dit voor hen ook geen reden was om fraude te vermoeden. Zoals ook het CBb en de Hoge Raad hebben overwogen (zie hiervoor onder 3.10) berust de primaire verantwoordelijkheid voor het voorkomen en ontdekken van fraude bij het bedrijf zelf. De Fairfield Fondsen waren professionele beleggingsfondsen die zelf – zoals PwC c.s. stellen en ook mag worden aangenomen –
due diligenceuitvoerden bij partijen waarin zij investeerden, en dus ook bij [bedrijf] . De thans door [eiser sub 1] als
red flagsaangeduide omstandigheden, moeten derhalve ook bij (de bestuurders van) de Fairfield Fondsen bekend zijn geweest. Ook de onderzoeken die zij zelf bij [bedrijf] hebben uitgevoerd en waarbij zij
trade confirmations,
account statementsen het
trading platformvan [bedrijf] hebben onderzocht, hebben bij hen niet geleid tot een vermoeden dat er iets mis zou kunnen zijn. Dit geldt in het bijzonder voor de volgens [eiser sub 1] complexe beleggingsstrategie die volgens hem resulteerde in een onwaarschijnlijk consistente en stabiele groei. Niet valt in te zien waarom dit voor PwC c.s. een signaal moest zijn dat er mogelijk iets niet in de haak was bij [bedrijf] , als (de bestuurders van) de Fairfield Fondsen zelf, professionele beleggingsfondsen wier expertise het is om beleggingen te beoordelen, dit niet zo hebben gezien en – ondanks dit signaal – ervoor kozen om de miljarden die door hun beleggers aan hen werden toevertrouwd in [bedrijf] te investeren. Voorts hebben PwC c.s. onweersproken erop gewezen dat in de periode dat PwC c.s. de controlewerkzaam-heden bij de Fairfield Fondsen uitvoerden door de bestuurders van de Fondsen ook geen vraagtekens zijn geplaatst bij het opereren van [bedrijf] toen in die tijd twee negatieve artikelen verschenen over [eigenaar] en zijn beleggingsstrategie en dat deze artikelen door een van de oprichters van de Fairfield Fondsen werden afgedaan als “
irresponsible journalism”. Ook de andere
red flagsvormden voor (de bestuurders van) de Fairfield Fondsen kennelijk geen aanleiding om nader onderzoek te doen en/of te besluiten dat het niet verstandig was om op grote schaal in [bedrijf] te beleggen. Zonder een nadere toelichting, die echter ontbreekt, is het de rechtbank niet duidelijk waarom zij dan voor PwC c.s. in de onderhavige situatie wel aanleiding hadden moeten zijn om nader onderzoek te doen.
red fagsevident als aanwezige frauderisicofactoren in beschouwing had moeten nemen. De Accountantskamer heeft dit betoog van [naam] verworpen. Ten aanzien van het betoog van [eiser sub 1] dat PwC c.s. niet zouden hebben mogen afgaan op de depotopgaven van [bedrijf] omdat [bedrijf] in verschillende hoedanigheden optrad, als
broker/dealer,
sub-investment manageren als
sub-custodian, heeft de Accountantskamer geoordeeld dat dit niet met zich bracht dat [gedaagde sub 3] nadere of andere controles had moeten uitvoeren. Ook in de onderhavige procedure heeft [eiser sub 1] niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken dat het uitoefenen van deze functies binnen één organisatie destijds was toegestaan en zelfs gebruikelijk was (en nog steeds is) en evenmin dat ook bij [bedrijf] , zoals in dat geval van belang is, een voldoende functiescheiding bestond tussen de
front office(waar transacties worden uitgevoerd) en de
back office(waar de administratieve verwerking van de transacties plaatsvindt). Ook acht de rechtbank het – net als de Accountantskamer – van belang dat [bedrijf] onder toezicht stond van de SEC en Citco onder toezicht van DNB. PwC c.s. hebben daar oog voor gehad door jaarlijks de ‘United States Securities and Exchange Commission Form X-17A-5 Part III for [bedrijf] ’ op te vragen. Aangenomen mag worden dat de SEC de door [eiser sub 1] genoemde
red flagsin aanmerking heeft genomen. Er zijn echter nooit opmerkelijke toezichtzorgen door de SEC gerapporteerd. Een accountant mag in beginsel ervan uitgaan dat het toezicht door de SEC adequaat functioneert. Ten slotte is niet gesteld of gebleken dat een van de andere accountants die de jaarrekeningen van fondsen die in [bedrijf] investeerden controleerden, meer of andere controlewerkzaamheden uitvoerden om het bestaan van de beleggingen te controleren, en in ieder geval staat vast dat geen van de (andere) accountants heeft ontdekt dat de beleggingen van [bedrijf] in belangrijke mate ‘gebakken lucht’ waren. Hieruit kan worden afgeleid dat het in de beroepsgroep destijds kennelijk in ieder geval ook niet gebruikelijk was om in een dergelijk geval aanvullende werkzaamheden te verrichten.
Discipline Committeebetreffende een andere controlerend accountant, een ander boekjaar dan hier in geding is en een ander beoordelingskader (in een andere jurisdictie), ten aanzien waarvan PwC c.s. hebben gesteld dat in dat geval – anders dan in het onderhavige geval – sprake was van een (overwegend) systeemgerichte controle, hetgeen [eiser sub 1] niet voldoende gemotiveerd heeft weersproken.
liquidatorvan de Fairfield Fondsen, [eiser sub 1] optredend namens, althans ten behoeve van, de gezamenlijke schuldeisers van (en de investeerders in) de Fairfield Fondsen en de Fairfield Fondsen zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de aan zijde van PwC Accountants, PwC N.V., [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] gevallen proceskosten. Deze worden begroot op nihil voor zover het betreft [eiser sub 1] optredend namens, althans ten behoeve van, de gezamenlijke schuldeisers van (en de investeerders in) de Fairfield Fondsen en de Fairfield Fondsen. Deze worden eveneens begroot op nihil voor zover het betreft PwC N.V. [eiser sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan de Fairfield Fondsen zal worden veroordeeld in de aan de zijde van PwC c.s. gevallen proceskosten als in de beslissing vermeld.
4.De hoofdzaak in voorwaardelijke reconventie
5.De beslissing
liquidatorvan Fairfield Sentry, [eiser sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan Fairfield Sigma en [eiser sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan Fairfield Lambda gevorderde af;
liquidatorvan Fairfield Sentry, [eiser sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan Fairfield Sigma en [eiser sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan Fairfield Lambda in de aan de zijde van PwC Accountants, [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] PwC c.s. gevallen proceskosten, tot dit vonnis begroot op EUR 575,00 aan griffierecht en EUR 3.258,00 (6 punten, tarief II) aan salaris advocaat, in totaal EUR 3.833,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag der algehele voldoening;
liquidatorvan Fairfield Sentry, [eiser sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan Fairfield Sigma en [eiser sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan Fairfield Lambda in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op EUR 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag der algehele voldoening, voorts te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan Fairfield Sentry, [eiser sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan Fairfield Sigma en [eiser sub 1] in zijn hoedanigheid van
liquidatorvan Fairfield Lambda niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met EUR 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over die twee bedragen vanaf veertien dagen na betekening tot aan de dag der algehele voldoening;