Op 21 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte, die wordt verdacht van het niet betalen van kinderalimentatie. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om nadere vragen te stellen aan de Poolse uitvaardigende justitiële autoriteit, omdat er meer informatie nodig is voor de toetsing van de dubbele strafbaarheid van het feit. De rechtbank moet vaststellen of het niet betalen van kinderalimentatie kan worden gekwalificeerd onder artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op het in een hulpeloze toestand brengen van een kind.
De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd op 28 juli 2017 door Polen. De opgeëiste persoon, geboren in 1981, heeft zich laten bijstaan door zijn raadsman en een tolk. Tijdens de zitting op 7 september 2018 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering van de officier van justitie behandeld. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de overlevering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, niet zijn aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. De rechtbank heeft de noodzaak van meer helderheid over de feiten benadrukt, vooral met betrekking tot de vraag of de opgeëiste persoon wist dat zijn kind in een hulpeloze toestand werd gebracht. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de nodige vragen aan de Poolse autoriteiten te stellen, alvorens verder te beslissen over de overlevering.