25.4.Dat eiser weet had van zijn eigen gedragingen betekent nog niet dat hij op 28 juni 2016 wist of behoorde te weten dat hij op een later moment met terugwerkende kracht (per 28 juni 2016) kon worden ontslagen. Aan de voorwaarde dat eiser op 28 juni 2016 wist of behoorde te weten dat strafontslag dreigde, is daarom niet voldaan en verweerder kon in dit geval geen toepassing geven aan artikel 13.6, derde lid, van de NRGA.
26. Dit betekent dat de beroepsgronden tegen het verbinden van terugwerkende kracht aan het ontslag slagen. Nu het besluit tot onvoorwaardelijk strafontslag dateert van 23 maart 2017 en per die datum is bekendgemaakt, kan het ontslag niet eerder ingaan dan per 23 maart 2017.
De omzetting van de schorsing per 3 maart 2017
27. Verweerder heeft de (omzetting van de) schorsing per 3 maart 2017 gebaseerd op artikel 13.3, eerste lid, aanhef en onder c, van de NRGA (schorsing wegens het voornemen onvoorwaardelijk strafontslag op te leggen).
28. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is een concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel, als aan de integriteit van de betrokken ambtenaar moet worden getwijfeld en het in hem te stellen vertrouwen zozeer is geschaad dat het niet aanvaardbaar is dat hij zijn werk blijft doen.De ambtenaar kan worden geschorst, wanneer hem door het daartoe bevoegde gezag het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk strafontslag te kennen is gegeven. Volgens vaste rechtspraak van de Raadmoet bij gebruikmaking van deze schorsingsbevoegdheid worden beoordeeld of het bestuursorgaan beschikte over voldoende gronden voor het ontslagvoornemen. Daarbij geldt niet de eis dat die gronden het voorgenomen strafontslag ook moeten kunnen dragen.
29. Niet in geschil is dat is voldaan aan de voorwaarde dat er op het moment van het ingaan van de schorsing een voornemen lag tot onvoorwaardelijk strafontslag. Naar het oordeel van de rechtbank beschikte verweerder toen ook over voldoende gronden voor het ontslagvoornemen. Met de bevindingen in de concept-rapportage van BI van 2 maart 2017 en de informatie van de Rijksrecherche (de memoranda van 20 mei 2016 en 28 december 2016) bestond er ten tijde van de schorsing per 3 maart 2017 een voldoende concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim waardoor aan de integriteit van eiser moest worden getwijfeld en het noodzakelijk in hem te stellen vertrouwen was geschaad. Bovendien heeft eiser in de gesprekken die BI op 26 september 2016 en 31 januari 2017 met hem heeft gevoerd, geen verklaring willen afleggen over de gerezen verdenking, waardoor eiser die verdenking niet heeft weggenomen. Verweerder heeft daarom in redelijkheid kunnen stellen dat het niet aanvaardbaar was dat eiser zijn werk weer zou gaan uitvoeren.
30. Eiser heeft aangevoerd dat hij door verweerder op het verkeerde been is gezet, omdat hij dacht dat verweerder het strafrechtelijk onderzoek zou afwachten. De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat verweerder heeft (toe)gezegd dat de uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek zou worden afgewacht. De rechtbank is verder van oordeel dat eiser aan het besluit van 28 juni 2016 tot schorsing op grond van artikel 13.3, eerste lid, aanhef en onder a, van de NRGA (schorsing wegens strafrechtelijke vervolging voor het plegen van een misdrijf) niet het vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat de uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek zou worden afgewacht. Bovendien is na het besluit van 28 juni 2016 nieuwe informatie naar boven gekomen, is eiser in september 2016 door BI gehoord en hebben zich andere ontwikkelingen voorgedaan zoals het memo van de Rijksrecherche van 28 december 2016.
31. De rechtbank is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerder in dit geval niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn discretionaire bevoegdheid om tot schorsing met inhouding van bezoldiging over te gaan. Verweerder heeft meer belang mogen hechten aan de belangen van de gemeente dan aan het belang van eiser bij doorbetaling van zijn salaris.
32. De beroepsgronden die zijn gericht tegen de schorsing met inhouding van bezoldiging per 3 maart 2017 slagen niet.
Conclusies in de zaak AMS 17/5226
33. Het voorgaande betekent dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit 2 moet worden vernietigd, maar uitsluitend voor zover het bezwaar tegen het primaire besluit 3 ongegrond is verklaard. Verweerder had aan het strafontslag geen terugwerkende kracht mogen verbinden. De rechtbank zal daarom het primaire besluit 3 herroepen, voor zover dat de ingangsdatum van het ontslag betreft. De rechtbank zal bepalen dat het strafontslag ingaat op 23 maart 2017 en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit 2.
34. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
35. De rechtbank veroordeelt verweerder daarnaast in de door eiser in bezwaar en in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.004,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).
In de zaak met kenmerk AMS 17/402
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 1;
- herroept het primaire besluit 1 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit 1;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.004,-.
In de zaak met kenmerk AMS 17/5226
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 2, voor zover daarbij het bezwaar tegen het primaire besluit 3 ongegrond is verklaard;
- herroept het primaire besluit 3, maar uitsluitend voor zover het de ingangsdatum van het strafontslag betreft, bepaalt dat het strafontslag ingaat per 23 maart 2017 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit 2;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.004,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bachrach, voorzitter, en mrs. J.T. Kruis en J.A.W. Jansen, leden, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 september 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage met juridisch kader
Gedragscode gemeente Amsterdam
- Ambtenaren van de gemeente Amsterdam vermijden situaties waarin hun persoonlijke belangen of de belangen van relaties waarmee zij in contact staan enerzijds en de belangen van de gemeente anderzijds door elkaar lopen of kunnen gaan lopen. Voor zover het in hun vermogen ligt, vermijden zij zelfs de schijn van een dergelijke belangenverstrengeling.
- Regel is dat in alle gevallen ontvangen geschenken worden gemeld en dat over geschenken die worden aangeboden, overleg wordt gepleegd met de leidinggevende.
- Tegen ongebruikelijke gunsten en diensten, zoals leveranties tegen een meer dan normale korting, moet duidelijk “nee” gezegd worden.
- Een ambtenaar mag nooit geld aannemen. Ook geschenken aannemen op het huisadres is niet toegestaan. Uiteraard wordt nimmer om een geschenk gevraagd.
Artikel 11 van de NRGA
Op grond van artikel 11.1 van de NRGA volgt de ambtenaar de hem gegeven voorschriften op en behoort hij in het algemeen alles te doen of na te laten wat van een goed ambtenaar wordt verwacht.
Op grond van artikel 11.3 van de NRGA is het de ambtenaar verboden:
a. direct of indirect betrokken te zijn bij of enig voordeel te hebben uit leveringen aan of aanneming ten behoeve van de gemeente;
b. steekpenningen, fooien of geschenken te vragen, uit te lokken of aan te nemen van personen, die direct of indirect betrokken zijn bij leveringen of aannemingen, bedoeld onder a;
c. van het publiek fooien of geschenken te vragen, het geven hiervan uit te lokken of deze aan te nemen.
Artikel 13 van de NRGA (zoals deze bepaling luidde tot 1 augustus 2017)
Op grond van artikel 13.3, eerste lid, van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) kan de ambtenaar worden geschorst, als:
a. hij strafrechtelijk wordt vervolgd voor het plegen van een misdrijf;
b. hij is veroordeeld tot een vrijheidsstraf wegens het plegen van een misdrijf;
c. het voornemen bestaat hem onvoorwaardelijk strafontslag op te leggen;
d. het voornemen bestaat een aan hem voorwaardelijk opgelegd strafontslag ten uitvoer te leggen.
Op grond van het tweede lid kan de werkgever bij schorsing van de ambtenaar voor een periode van zes weken het salaris en de toegekende salaristoelage(n) verminderen met maximaal een derde deel van het salaris en de toegekende salaristoelage(n).
Op grond van het derde lid heeft de ambtenaar na zes weken geen recht meer op salaris en de toegekende salaristoelage(n), tenzij de gevolgen hiervan niet in verhouding staan tot de in het eerste lid onder c en d genoemde voorgenomen maatregelen. In dat geval kan gedurende een nader te bepalen periode recht blijven bestaan op tweederde deel van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) .
In de toelichting op dit artikel (zoals die toelichting luidde tot 1 augustus 2017) staat dat sprake is van een strafrechtelijke vervolging als:
a. een strafzaak wordt voorgelegd door het Openbaar Ministerie aan de rechter;
b. de verdachte ambtenaar in verzekering is gesteld. De inverzekeringstelling duurt in beginsel drie dagen. Als de officier van justitie binnen de vastgestelde termijn van drie dagen tot de conclusie komt dat er nog geen definitieve beslissing kan worden genomen voor wat betreft de verdere gang van zaken, dan kan hij de inverzekeringstelling verlengen met maximaal drie dagen.
c. de verdachte ambtenaar in voorlopige hechtenis is gesteld. Na de inverzekeringstelling kan de voorlopige hechtenis volgen. De voorlopige hechtenis bestaat uit 2 delen. Het eerste deel is inbewaringstelling. Dit duurt maximaal 14 dagen. Daarna kan de officier van justitie aan de rechter vragen de verdachte nog langer vast te houden. Dat heet gevangenhouding. Dit duurt maximaal 30 dagen en kan twee keer met 30 dagen verlengd worden. De rechtbank kan tevens in een aantal situaties een bevel tot gevangenneming geven. Dit duurt maximaal 30 dagen en kan twee keer met 30 dagen verlengd worden.
Als een ambtenaar bijvoorbeeld voor verhoor een aantal uren naar het politiebureau wordt meegenomen is er geen sprake van een strafrechtelijke vervolging. Bij een inbewaringstelling en een strafrechtelijke dagvaarding uiteraard wel. Bij een schorsing op grond van dit artikel kan de eerste zes weken maximaal een derde van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) worden ingehouden. Als de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan ook besloten worden om minder dan een derde deel van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) te korten.
Bij inhouding van het salaris wordt het premieloon verlaagd, wat leidt tot een lagere premieafdracht. De afdracht van de pensioenpremie ondergaat geen wijziging. Indien sprake is van een vermindering van maximaal een derde van het salaris en de toegekende salaristoelage(n), moet de ambtenaar minimaal een bedrag behouden dat overeenkomt met 90% van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand.
Indien geen sprake is van doorbetaling, is er uiteraard geen sprake van een minimaal bedrag dat de ambtenaar moet behouden.
Op grond van artikel 13.4 van de NRGA kan de ambtenaar worden gestraft als hij zich niet gedraagt overeenkomstig artikel 11.1 (vervulling functie) en zich daarmee schuldig maakt aan plichtsverzuim.
Artikel 13.6 van de NRGA1. De straffen, die de ambtenaar kunnen worden opgelegd zijn:
a. […]
f. strafontslag.
2. Voor hetzelfde plichtsverzuim kan een combinatie van meerdere straffen worden opgelegd.
3. Het strafontslag wordt niet aangezegd en kan met terugwerkende kracht ingaan op de dag volgend op die waarop de ontslaggrond voor het eerst aanwezig was.
In de toelichting op dit artikel staat dat op grond van het derde lid het strafontslag met terugwerkende kracht kan ingaan. De ambtenaar moet in dat geval wel weten of behoort te weten dat een strafontslag dreigt. Vaak zal hij dit weten doordat een onderzoek naar eventuele integriteitsschendingen loopt en hij van het lopende onderzoek en de consequenties op de hoogte wordt gesteld.