Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[GEDAAGDE SUB 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 oktober 2017, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties
- het tussenvonnis van 19 september 2018 waarin een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 9 juli 2018, en de daarin genoemde processtukken en proceshandelingen.
2.De feiten
www.parbode.comde volgende artikelen geplaatst:
De Nederlandse jurist en ‘bedrijvendokter’ [eiser] is in eigen land wegens faillissementsfraude veroordeeld. Inmiddels heeft hij zijn vleugels ook uitgeslagen naar Suriname. Strafbare misdrijven zijn tot op heden niet bewezen. Maar de vele problemen die door zijn handelen zijn ontstaan, zijn op z’n zachtst gezegd opmerkelijk. De andere partijen voelen zich bedrogen en opgelicht. Alles draait om de voormalige plantage La Providence in Brokopondo.
Parbodeis onder de kop “De Surinaamse problemen van de veroordeelde jurist [[eiser]], Bittere strijd om een plantage” een uitgebreider artikel verschenen:
De Nederlandse jurist en ‘bedrijvendokter’ [eiser] is in eigen land veroordeeld wegens faillissementsfraude. Inmiddels heeft hij zijn vleugels ook uitgeslagen naar Suriname. Strafbare misdrijven zijn tot op heden niet bewezen. Maar de vele problemen die door zijn handelen zijn ontstaan, zijn op z’n zachtst gezegd opmerkelijk. De andere partijen voelen zich bedrogen en opgelicht. Alles draait om de voormalige plantage La Providence in Brokopondo.
Parbodeonomstotelijk is komen vast te staan dat ze helemaal niet op 8 maart 1946 is overleden. (…) [naam 1] wist dat ook (…). Hij gaf in maart 2005 en december 2007 in brieven aan [naam 2] toe dat hij via zijn zus te weten was gekomen dat zijn tante [naam 3] langer heeft geleefd en dat ze kinderen heeft gehad. Dat verzweeg hij dus doelbewust toen hij begin 2008 het verzoek indiende (…) om haar per 8 maart 1946 (vermoedelijk) dood te laten verklaren. Op 30 maart 2012 verkochten [naam 5] , [naam 6] en [naam 4] (…) de hele plantage (…) aan de [stichting] , die door [eiser] zelf was opgezet. (…)
De mislukte verkoop
Parbodebeschikt, van op de hoogte. Maar die informatie heeft hij achtergehouden om de plantage in zijn bezit te kunnen krijgen. (…)”
3.Het geschil
www.parbode.com, de facebookpagina van [gedaagde sub 1] en negatieven/digitale opslagmedia van dit portret ter vernietiging aan de advocaat van [eiser] af te geven;
Parbode(met de publicatie van het portret van [eiser]) niet meer te laten herdrukken en/of herbestellingen aan te bieden zonder inlegvel met de na te melden tekst (vergelijkbaar met het onder 3 gevorderde), integraal, zonder enige toevoeging in woord en beeld, in hetzelfde lettertype en in dezelfde lettergrootte als de kop van het artikel en op de eerste pagina (direct na de voorpagina) te doen plaatsen;
4.De beoordeling
- wordt vermeld dat [eiser] is veroordeeld wegens oplichting;
- is beschreven dat [eiser] (en zijn “kornuiten”) een overlijdensakte wist lost te krijgen met onjuiste informatie, waarvan [eiser] op de hoogte was dat die informatie onjuist was;
- wordt gesteld dat [eiser] informatie heeft achtergehouden om de plantage op oneigenlijke wijze in bezit te krijgen;
- de strafrechtelijke veroordeling in Nederland wordt genoemd terwijl dit geen enkele relatie heeft met de handelwijze van [eiser] bij de overdracht van de plantage;
- de uitspraak in hoger beroep van december 2014 in de strafzaak tegen [eiser], waarin hij in drie van de vijf aanklachten is vrijgesproken niet is genoemd in de publicaties op de website van Parbode en diens Facebookpagina in april 2015 (zie 2.3.3 en 2.4.2).
“in eigen land is veroordeeld voor faillissementsfraude en oplichting”op de Parbode-website en Facebookpagina van [gedaagde sub 1] is dan ook feitelijk onjuist. Daarbij is van belang dat deze twee verschillende strafbare feiten door [gedaagde sub 1] zijn gecombineerd. Daarom wordt het verweer van [gedaagde sub 1] , dat oplichting en faillissementsfraude in de volksmond door elkaar worden gebruikt, niet gevolgd. Gelet op de feitelijke onjuistheid van deze zin, heeft [gedaagde sub 1] in die zin op haar website en op haar Facebook-pagina onjuistheden over [eiser] gepubliceerd, die op grond van artikel 6:167 lid 1 BW dienen te worden gerectificeerd als na te melden. De vordering van [eiser] tot het plaatsen van een rectificatie van deze zin wordt toegewezen voor zover het betreft de website
www.parbode.comen op de Facebook-pagina van [gedaagde sub 1] onder de naam Parbode. De bewuste zin komt niet voor in de papieren editie van het blad
Parbodevan augustus 2014, en wordt in de publicaties uit 2015 evenmin gebruikt, zodat geen rectificatie in het blad, dan wel betreffende de berichten uit 2015 wordt toegewezen.
Parbode(de uitgaven van augustus 2014 en april 2015), als na te melden.
Parbodeen is in deze procedure verder niet aan de orde geweest). Gelet op deze omstandigheden kan [gedaagde sub 1] het recht niet worden ontzegd daarover te publiceren en eventueel geïnteresseerden in de plantage te informeren. Dat Parbode daarbij van belang acht dat [eiser] in Nederland strafrechtelijk is veroordeeld voor faillissementsfraude – hetgeen feitelijk juist is – en daarvan melding maakt in de publicaties, daarbij heeft zij tevens vermeld dat [eiser] tot dat geen strafbare feiten in Suriname heeft gepleegd, doet onder bovengenoemde omstandigheden geen inbreuk op de goede naam en eer van [eiser].
“in eigen land is veroordeeld voor faillissementsfraude en oplichting”(zie 4.6) en van de feitelijk niet onderbouwde beschuldiging van [eiser] dat hij kennis had of iets te maken heeft gehad met de akte doodverklaring van tante [naam 3] (zie 4.9). Voor het overige door [gedaagde sub 1] gepubliceerde, ook in onderling samenhangend geheel beschouwd, geldt dat haar belang van uitingsvrijheid zwaarder weegt dan het belang van [eiser] bij de bescherming van zijn goede naam en eer.