ECLI:NL:RBAMS:2018:656

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
13/751705-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot dubbele strafbaarheid en detentieomstandigheden

Op 25 januari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was ingediend door de officier van justitie. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1983, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd is. Het EAB, uitgevaardigd door de District Court in Koszalin, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf van 1 jaar, die op 23 januari 2012 was uitgesproken. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op openbare zittingen, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft in eerdere zittingen prejudiciële vragen voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. Na het arrest van het Hof op 22 december 2017 in de zaak Ardic, heeft de rechtbank de behandeling van de vordering voortgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing is, omdat de procedure die tot de omzettingsbeslissing heeft geleid, niet onder het begrip 'proces dat tot de beslissing heeft geleid' valt. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.

De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, zodat hij de opgelegde vrijheidsstraf kan ondergaan in de uitvaardigende lidstaat. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751705-17 (EAB I)
RK nummer: 17/6471
Datum uitspraak: 25 januari 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 oktober 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 juni 2017 (ontvangen op 26 juli 2017) door
the District Court in Koszalin II Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [detentie adres] .
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

1.1.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 november 2017. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.A.E. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw mr. T.J. Troost, waarnemende voor mr. T.J. Lindhout, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Poolse taal.
1.2.
De rechtbank heeft op voormelde datum het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst omdat de rechtbank op 28 september 2017 bij tussenuitspraak in de zaak Ardic prejudiciële vragen heeft voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie) (ECLI:NL:RBAMS:2017:7037), die relevant zijn voor de beoordeling van onderhavige zaak. De beslistermijn is daarbij opgeschort.
1.3.
Op 22 december 2017 heeft het Hof van Justitie arrest gewezen in de zaak Ardic (C-571-17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026).
1.4.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 25 januari 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
1.5.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 23 januari 2012 uitgevaardigd door het
Local Courtin Bialogard,
VII Satelite Criminal Departmentin Świdwin (referentie VII K 443/11).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon voorwaardelijk opgelegd bij voornoemd vonnis. Op 26 januari 2016 heeft voornoemd
Local Courtde tenuitvoerlegging van de straf bevolen.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Om te beoordelen of de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW aan de orde is, stelt de rechtbank op de eerste plaats vast dat in onderdeel D) van het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
In onderdeel F) van het EAB is vermeld dat bij voornoemd vonnis van 23 januari 2012 de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf voorwaardelijk is opgeschort.
Bij een latere beslissing van 26 januari 2016 van het
Local Courtin Bialogard,
VII Satelite Criminal Departmentis de tenuitvoerlegging van de straf gelast omdat de opgeëiste persoon de voorwaarden voor de opschorting van de tenuitvoerlegging niet was nagekomen.
De raadsman heeft onder verwijzing naar rechtsoverweging 80 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 22 december 2017 (C-571/17 PPU (‘Ardic’) betoogd dat de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest bij de zitting waarbij de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf is uitgesproken. Hij heeft zich daartegen niet kunnen verweren. Het arrest Ardic heeft betrekking op de procedure in Duitsland. Het is mogelijk dat de procedure over de tenuitvoerlegging in Polen anders is en dat een Poolse rechter daarbij een zekere beoordelingsruimte heeft. Nu dit niet duidelijk is, moet de zitting waarop de tenuitvoerlegging is gelast worden getoetst aan artikel 12 van de OLW en dit dient te leiden tot weigering van de overlevering voor dit vonnis.
Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank in haar uitspraak van 11 januari 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:153) over het Ardic arrest heeft overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de OLW niet van toepassing is.
De rechtbank stelt vast dat de procedure die tot de omzettingsbeslissing heeft geleid, betrekking had op de vraag of de opgeëiste persoon gedurende de proeftijd de aan hem opgelegde voorwaarden had overtreden.
De omzettingsbeslissing houdt in dat de opgeëiste persoon de aanvankelijk voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf alsnog moet ondergaan en deze beslissing heeft daarom de aard noch de maat van de aanvankelijk uitgesproken straf gewijzigd. Om die reden valt voornoemde omzettingsprocedure niet onder het begrip ‘proces dat tot de beslissing heeft geleid’ in de zin van artikel 4 bis, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ betreffende het Europees aanhoudingsbevel.
Het verweer wordt verworpen.

5.Strafbaarheid, feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Valsheid in geschrift en/of oplichting, meermalen gepleegd

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 225, 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Koszalin II Criminal Departmentvoor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en M.J. Alink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
[A/B/C]