ECLI:NL:RBAMS:2018:6444

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
11 september 2018
Zaaknummer
13/751951-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering en detentieomstandigheden in België met betrekking tot artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van drie jaar, waarvan één jaar met uitstel, opgelegd door de correctionele rechtbank Antwerpen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld, met name in het licht van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat bescherming biedt tegen onmenselijke of vernederende behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om de overlevering te weigeren op basis van de detentieomstandigheden, aangezien de Belgische autoriteiten hebben aangegeven dat er geen stakingen meer zijn en dat het normale regime in de gevangenissen is hersteld. De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten in overweging genomen, die waarborgt dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751951-17
RK nummer: 17/6601
Datum uitspraak: 28 augustus 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 oktober 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 september 2017 (ontvangen op 12 oktober 2017) door het
Parket van de Procureur des Konings(België) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [adres] , [woonplaats]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI [naam PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 augustus 2018. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om tijdens de zitting aanwezig te zijn en heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Dikkerboom als vervanging van zijn raadsvrouw mr. I.A. Groenendijk, advocaat te ’s-Gravenhage.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22 OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. Hieruit blijkt dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
vonnis correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout dd. 23-11-2016, griffienummer 1715/2016 inzake 15RT12188.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar waarvan 1 jaar met uitstel voor een periode van vijf jaren. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond artikel 12 OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Artikel 6, tweede lid, OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf. De overlevering kan dan ook alleen worden toegestaan indien het vonnis bij verstek is gewezen en de opgeëiste persoon de mogelijkheid geboden wordt enig rechtsmiddel tegen het vonnis in te stellen teneinde in persoon ter terechtzitting te verschijnen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
De Belgische justitiële autoriteit heeft in het EAB onder rubriek d) 3.4 het navolgende aangevoerd:
“De beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
- de beslissing zal hem na overlevering onverwijld worden betekend; en
- de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis; en
- de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet (namelijk 15 dagen) of hoger beroep aan te tekenen (namelijk 30 dagen).”
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12 sub d OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing.

5.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings heeft op 22 januari 2018 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 § 3 van het Kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert.
Het onder 5 bedoelde feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie

Standpunt officier van justitieDe officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het bericht van 11 juli 2018 van de FOD Justitie blijkt dat de stakingen in de Belgische gevangenissen officieel zijn beëindigd op 10 juli [2018] om 22:00 uur. Het normaal regime wordt weer ingevoerd en dit proces kan 1 tot 2 dagen innemen. Bovendien kan uit de aanvullende informatie van de Belgische autoriteiten van 30 juli 2018 volgens de officier van justitie worden opgemaakt dat er geen stakingen worden verwacht en er evenmin stakingen zijn aangekondigd. Daarmee is de vrees voor schending van artikel 4 van het Handvest weggenomen, aldus de officier van justitie.
Oordeel rechtbank
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 14 augustus 2018 [1] bepaald dat er geen aanleiding is om de overlevering naar België te weigeren vanwege strijd met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest). Inmiddels kan worden vastgesteld dat sinds 11 juli 2018 er geen sprake meer is van nieuwe stakingen, dat de onderhandelingen zijn afgerond en dat bekend is wat het standpunt van de sociale partners is en wat het nu te volgen traject is. Gelet op die omstandigheden en omdat er op dit moment geen sprake is van stakingen en de kans daarop ook niet meer reëel is, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een toestand die strijdig is met artikel 4 van het Handvest en er geen aanleiding bestaat tot uitstel van haar beslissing te komen.
Het Openbaar Ministerie heeft bovendien verklaard bij de feitelijke overlevering rekening te houden met een eventuele nieuwe staking. Voor zover er sprake zal zijn van stakingen na de uitspraak van de rechtbank en voor de feitelijke overlevering zal de opgeëiste persoon zich tot de officier van justitie kunnen wenden teneinde - zo nodig in rechte - te bewerkstelligen dat de feitelijke overlevering wordt opgeschort.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht, 3 en 11 van de Opiumwet en 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Parket van de Procureur des Konings(België) wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. E.G. Fels en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 augustus 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.