Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De feiten
Verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
2.Het verzoek en de gronden daarvan
3.De reactie van de rechter
4.De beoordeling van het verzoek
4.4 De wrakingskamer is van oordeel dat uit het proces-verbaal noch uit het verhandelde ter zitting van de wrakingskamer kan worden afgeleid dat de rechter vooringenomen zou zijn. Mogelijkerwijs is de persoonlijke opmerking van de rechter over de legging op verzoeker vreemd overgekomen, maar ter zitting heeft verzoeker erkend (en dat blijkt ook uit het proces-verbaal) dat hij na die opmerking de gelegenheid heeft gehad daarop te reageren. Voorts is gebleken dat de rechter ter zitting (mogelijk) confronterende vragen aan verzoeker heeft gesteld, maar die ruimte dient een rechter bij de behandeling van een strafzaak te hebben. Het staat een rechter vrij om binnen zekere grenzen – die hier niet zijn overschreden – te trachten het debat met een verdachte aan te gaan. In dit geval is niet gebleken dat door de confronterende wijze van vragen stellen bij verzoeker de objectief gerechtvaardigde vrees kon ontstaan dat de rechter jegens hem vooringenomen zou zijn. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.