ECLI:NL:RBAMS:2018:6218
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Beslissing over wrakingsverzoek van verzoekster tegen rechter in civiele procedure
Op 22 juni 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster tegen mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 11 juni 2018, bijna 11 maanden na een rolbeslissing van de rechter op 28 september 2017, waarbij een comparitie van partijen was bevolen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat het te laat was ingediend en omdat verzoekster geen concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd zouden maken. De wrakingskamer benadrukte dat bij rolbeslissingen de betrokkenheid van de rechter na de rolbeslissing niet meer aan de orde is en dat verzoekster niet had aangetoond dat de rechter partijdig zou zijn geweest. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek lichtvaardig was ingediend en dat er sprake was van misbruik van recht. De beslissing hield in dat verzoekster niet ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek tot wraking en dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zou worden genomen. De procedure onder zaaknummer 6222564 CV EXPE 17-18475 zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het wrakingsverzoek.