ECLI:NL:RBAMS:2018:6186

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
6813985 EA VERZ 18-292
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende machtiging voor verbouwing in VVE-zaak zonder voorafgaand negatief besluit

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2018, hebben verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] een verzoek ingediend op basis van artikel 5:121 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor een vervangende machtiging tot het uitvoeren van verbouwingswerkzaamheden aan hun appartement. De VVE, vertegenwoordigd door [naam belanghebbende], heeft zich verzet tegen de verbouwing en geen toestemming verleend. De verzoekers hebben eerder in 2005 een vergelijkbaar verzoek ingediend, maar dit werd ingetrokken. In 2017 hebben zij opnieuw plannen voorgelegd, die door de VVE werden afgewezen. De verzoekers hebben echter een omgevingsvergunning verkregen en hebben toezeggingen gedaan om eventuele risico's te dekken.

Tijdens de zitting op 13 juli 2018 is het verzoek behandeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de VVE zonder redelijke grond haar medewerking aan de verbouwing heeft geweigerd. De verzoekers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat de constructie voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de VVE in de proceskosten moet worden veroordeeld en heeft de verzoekers machtiging verleend om de verbouwing uit te voeren, met inachtneming van de gemaakte toezeggingen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6813985 EA VERZ 18-292
beschikking van: 27 juli 2018
func.: 8622

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

1. [verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]

beiden wonende te [woonplaats]
verzoekers
nader te noemen: [verzoeker 1] en [verzoeker 2]
gemachtigde: mr. M.O. Klaassen
t e g e n

de vereniging [naam vereniging]

gevestigd te [vestigingsadres]
eisers
nader te noemen: de VVE

Verloop van de procedure

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben op 10 april 2018 een verzoek ingediend op grond van artikel 5:121 Burgerlijk Wetboek (BW). [naam belanghebbende] (verder: [naam belanghebbende] ) heeft als belanghebbende een verweerschrift ingediend. Met [verzoeker 1] en [verzoeker 2] vormt [naam belanghebbende] de VVE.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 13 juli 2018. Voorafgaand daaraan hebben zowel [verzoeker 1] en [verzoeker 2] als [naam belanghebbende] nadere stukken in het geding gebracht. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn verschenen met hun gemachtigde. [naam belanghebbende] is verschenen, met haar gemachtigde de heer mr. W. Vos. Ter zitting is een uiterste datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, wordt van het volgende uitgegaan:
1.1.
Het gebouw gelegen aan [adres] te [plaats] , is gesplitst in twee appartementsrechten. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn eigenaar van het appartement dat bestaat uit (kort gezegd) de kelder, begane grond en eerste verdieping. [naam belanghebbende] is eigenaar van het appartement op de tweede en derde etage.
1.2.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben op 6 oktober 2005 bij de rechtbank Amsterdam, (toen nog) sector kanton een verzoek ingediend tot het verkrijgen van vervangende machtiging, ten behoeve van een verbouwing. Voor die verbouwing gaf [naam belanghebbende] geen toestemming. Bij tussenvonnis heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling gelast, onder meer ter bespreking van een achttal aandachtspunten. Daaraan heeft de kantonrechter het volgende ten grondslag gelegd:
10. Resteert het evidente belang van [naam belanghebbende] verschoond te blijven van veranderingen aan de gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw die haar bouwtechnisch en/of financiële risico’s doen lopen in de zin van niet of niet geheel te herstellen schade, toekomstige schade die zonder de veranderingen niet zou zijn opgetreden en andere door de veranderingen veroorzaakte nadelen die wellicht op dit moment niet door leken zijn te voorzien. Van een bezwaar dat gebaseerd zou zijn op deze gronden kan niet gezegd worden dat die zonder redelijke grond is.11. Dit alles komt er op neer dat alleen dan de kantonrechter zal kunnen oordelen dat er geen redelijke grond voor de weigering is als [verzoeker 1] en [verzoeker 2] aannemelijk zouden hebben gemaakt dat die risico’s niet bestaan en zouden hebben gegarandeerd dat als die risico’s zich desondanks toch zouden voordoen, zonder juridisch gesteggel herstel op kosten van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] en hun eventuele rechtsopvolgers zou plaatsvinden. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben die aannemelijkheid en die garantie op een aantal wezenlijke punten niet waargemaakt.
1.3.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben hierop hun verzoek ingetrokken.
1.4.
In 2017 hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] opnieuw verbouwingsplannen aan [naam belanghebbende] voorgelegd. [naam belanghebbende] heeft daarop laten weten zich nog altijd niet te kunnen vinden in wijzigingen aan gezamenlijke eigendommen.
1.5.
Op 16 februari 2018 is een vergadering van de VVE geagendeerd. [verzoeker 1] en [naam belanghebbende] waren aanwezig en daarmee waren alle leden van de VVE vertegenwoordigd. Als punt 7 stond geagendeerd het verzoek om toestemming aan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] tot het realiseren van een voorgenomen verbouwing in twee varianten (A en B). In beide varianten wordt een vergunningsvrije serre gerealiseerd en wordt een interne muur deels vervangen door stalen portalen. In variant A wordt daarnaast de kelder uitgediept en de fundering vernieuwd. In variant B wordt er ruimte in de kelder gecreëerd door een gedeelte van de vloer van de begane grond omhoog te brengen. Aan beide voorstellen hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] de volgende voorwaarden danwel toezeggingen gekoppeld:
1. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] zullen de uitgewerkte tekeningen met materiaalstaten aan [naam belanghebbende] ter hand stellen.2. Voor het realiseren van de werkzaamheden dient een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en de activiteit afwijken van het bestemmingsplan verkregen te zijn. [naam belanghebbende] kan de toestemming desgewenst ook verlenen onder de voorwaarde dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] die omgevingsvergunning alsnog ontvangen en deze onherroepelijk wordt.
3. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] vrijwaren de VvE van aanspraken van buren of andere derden in verband met de te verrichten werkzaamheden.4. Het uit te voeren werk wordt verzekerd middels een CAR verzekering die tegen gebruikelijke dekking ook schade aan eigendommen van derden dekt.5. Voor aanvang van de werkzaamheden wordt op kosten van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] een nulmeting in haar woning en in de gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw verricht.6. Alle schade die voortvloeit uit de werkzaamheden, worden door [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hersteld en/of vergoed. Bouwkundige schade die binnen een termijn van twee jaar na de nulmeting ontstaat wordt vermoed een gevolg te zijn van de werkzaamheden; uiteraard geldt dat niet als kan worden aangetoond dat de schade op een andere manier is ontstaan.7. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] maken gebruik van een aannemer die de gedragscode Bewuste Bouwers (…) naleeft.8. De kosten van alle bouwwerkzaamheden, inclusief funderingsherstel, komen voor rekening van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] . Het staat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] vrij om daarover met de buurpanden in overleg te treden.Toestemming is in de vergadering niet verleend.
1.6.
Op 17 mei 2018 is aan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] een omgevingsvergunning verleend, waarin staat vermeld:
Toetsing constructieve delen van de aanvraagDe bij deze omgevingsvergunning gewaarmerkte constructietekeningen en/of berekeningen zijn getoetst aan het Bouwbesluit 2012. Wij geven hierbij aan dat er voldoende aannemelijk is gemaakt dat de constructie voldoet aan de eisen.De omgevingsvergunning is onherroepelijk geworden.

Het verzoek en het standpunt van [naam belanghebbende]

2. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] verzoeken kort gezegd hen te machtigen tot het laten uitvoeren van de verbouwing die eerder als variant B is aangeduid.
3. Aan dit verzoek leggen [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ten grondslag dat [naam belanghebbende] geen gronden heeft aangevoerd om medewerking aan de verbouwing te weigeren, laat staan dat sprake is van redelijke gronden.
4. [naam belanghebbende] voert onder verwijzing naar jurisprudentie (ECLI:NL:GHARL:2016:10355) primair aan dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] niet ontvankelijk zijn omdat zij de termijn voor het aanvechten van het besluit van de vergadering van de VVE hebben laten verlopen. Subsidiair bestaan nog dezelfde onduidelijkheden over de bouwplannen als in 2005, zodat [naam belanghebbende] geen weloverwogen beslissing kan nemen. Het is dan niet onredelijk dat zij haar medewerking weigert. Op het standpunt van [naam belanghebbende] zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

De beoordeling

5. Anders dan namens [naam belanghebbende] betoogd, volgt uit de aangehaalde jurisprudentie niet dat als een negatief besluit van de VVE niet op de voet van artikel 5:130 BW wordt aangevochten, de bevoegdheid vervalt vervangende machtiging te verzoeken voor hetgeen aan de VVE was voorgelegd. De aangehaalde jurisprudentie ziet op gezag van gewijsde dat aan een rechterlijke beslissing op een verzoek ex artikel 5:130 BW (waartegen geen hoger beroep is ingesteld) toekomt, als tussen dezelfde partijen op een verzoek op grond van artikel 5:121 BW (waartegen wel hoger beroep is ingesteld) nog moet worden beslist. Die situatie doet zich hier niet voor.
6. Ter beoordeling staat dan – kort gezegd – of [naam belanghebbende] (en in het verlengde de VVE) zonder redelijke grond weigert mee te werken aan het realiseren van de bouwplannen van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] .
7. Naar het oordeel van de kantonrechter is nu wel degelijk sprake van een andere situatie dan op het moment dat de vorige procedure werd afgebroken. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben concreet uitgewerkte bouwplannen met tekeningen voorgelegd aan [naam belanghebbende] . Aan die plannen is een aantal toezeggingen gekoppeld in verband met het afdekken van de aan de verbouwing verbonden risico’s. Ter zitting hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] daar nog onvoorwaardelijk een toezegging aan toegevoegd, namelijk dat aan de vrijwaringen een kettingbeding zal worden toegevoegd ten laste van rechtsopvolgers van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] . Inmiddels is voorts een omgevingsvergunning verkregen voor de voorgenomen werkzaamheden en ten behoeve van die vergunning is een constructieberekening gemaakt.
8. Weliswaar is die constructieberekening voor een leek niet leesbaar, maar uit de omgevingsvergunning blijkt dat op basis van de berekening voldoende aannemelijk is dat de beoogde constructie aan de te stellen eisen voldoet. Bij die stand van zaken was het aan [naam belanghebbende] te onderbouwen waarom er niettemin nog altijd aan de beoogde constructie getwijfeld moet worden. Dat had zij bijvoorbeeld kunnen doen door een expert naar de berekeningen te laten kijken. Nu dat alles niet is gebeurd, is onvoldoende betwist dat de voorgenomen verbouwing constructief verantwoord is. Nu [verzoeker 1] en [verzoeker 2] daarnaast afdoende toezeggingen hebben gedaan met het oog op de situatie dat er niettemin schade ontstaat, heeft [naam belanghebbende] naar het oordeel van de kantonrechter zonder redelijke grond haar medewerking aan de bouwplannen van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] geweigerd. De vervangende toestemming zal gezien hetgeen over en weer naar voren is gebracht worden verleend op de hierna te noemen wijze. Gezien de achtste toezegging als genoemd onder 1.5, is een afzonderlijke beslissing op de voet van artikel 5:121 lid 2 BW dan niet vereist.
9. Gezien de uitkomst van de procedure zal de VVE in de proceskosten worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
verleent aan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] machtiging tot het laten aanbrengen aan hun appartement aan [adres] te [plaats] van een vergunningsvrije serre aan de achterzijde, twee stalen portalen ter vervanging van een gedeelte van de bestaande muur op de parterre tussen enerzijds de woonkamer en anderzijds de hal/keuken alsmede het (gedeeltelijk) verhogen van de vloer op de begane grond zodat er meer ruimte in de kelder wordt gecreëerd,
één en ander overeenkomstig de op 17 mei 2018 afgegeven omgevingsvergunning en met inachtneming van de hiervoor onder 1.5 respectievelijk 7 genoemde toezeggingen;
veroordeelt de VVE in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] begroot op:
salaris € 400,00
griffierecht € 79,00
-----------------
totaal € 479,00
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt de VVE tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden en de VVE niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan de beschikking heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juli 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.