ECLI:NL:RBAMS:2018:6171

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
13/751360-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met gedeeltelijke weigering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het District Court of Kecskemét in Hongarije. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 11 mei 2018. De opgeëiste persoon, geboren in Hongarije en thans gedetineerd in Nederland, heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op de zitting te verschijnen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, beoordeeld op basis van de Nederlandse wetgeving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering voor feit 1, diefstal door twee of meer verenigde personen, kan worden toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) is voldaan. Voor feit 2, dat betrekking heeft op het gebruik van cannabis, is de overlevering geweigerd, aangezien dit feit naar Nederlands recht niet strafbaar is. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Hongarije beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel risico bestaat op onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de overlevering voor feit 1 wordt toegestaan, terwijl deze voor feit 2 wordt geweigerd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751360-18
RK-nummer: 18/3141
Datum uitspraak: 17 juli 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 11 mei 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 april 2018 door
the District Court of Kecskemét(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortejaar] te [geboorteplaats] (Hongarije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [detentieplaats] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 juli 2018. De behandeling heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon heeft op 3 juli 2018 schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op zitting te verschijnen. Wel is verschenen de raadsman van de opgeeiste persoon, mr. R.A.E. Bunge, advocaat te Heeze.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een nationaal arrestatiebevel van 6 april 2018, uitgevaardigd door
the District Court of Kecskemét,met kenmerk: 15.B.82/2017/70.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Hongarije strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan ten aanzien van feit 1, zoals omschreven in rubriek e) van het EAB.
Dit feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Feit 2, zoals omschreven in rubriek e) van het EAB, ziet op de verdenking van het gebruik van cannabis. Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het enkele gebruik van cannabis naar Nederlands recht niet strafbaar is. De overlevering dient daarom te worden geweigerd voor dit feit.

5.Detentieomstandigheden

Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van juni 2018 volgt dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Hongarije zal worden geplaatst in de gevangenis in Szombathely, waarbij is vermeld dat de detentieomstandigheden aldaar conform de Europese normen zijn. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat er voor deze instelling geen bewijzen zijn als bedoeld in het arrest Aranyosi en Căldăraru van het HvJ EU dat personen die in die instelling gedetineerd zijn, onmenselijk of vernederend worden behandeld (zie o.a.: ECLI:NL:RBAMS:2016:4966, ECLI:NL:RBAMS:2017:6707).
In de brief wordt ook vermeld dat de opgeëiste persoon voordat hij in Szombathely wordt geplaatst,
for the duration of the transfer processgeplaatst zal worden in
the Budapest Remand Prison.
De raadsman heeft hierover opgemerkt dat niet duidelijk is hoe lang de opgeëiste persoon hier zal verblijven zodat dit mogelijk een beletsel voor overlevering vormt.
De rechtbank overweegt – onder verwijzing naar uitspraken van 4 augustus 2016 en 15 december 2016 [1] – als volgt. De Hongaarse justitiële autoriteit heeft gegarandeerd dat de opgeëiste persoon zal worden gedetineerd in de penitentiaire inrichting Szombathely. Totdat hij daar kan worden geplaatst, zal hij in
the Budapest Remand Prisonverblijven
“for the duration of the transfer process”. Nu al vaststaat dat de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in Szombathely, zal het verblijf in
the Budapest Remand Prisonvan zeer korte duur en niet langer dan strikt noodzakelijk zijn. De rechtbank concludeert tegen deze achtergrond dat, voor zover er bewijs is voor een algemeen reëel risico van een onmenselijke of vernederende behandeling in
the Budapest Remand Prison, er geen reëel gevaar bestaat dat de opgeëiste persoon in geval van overlevering in de uitvaardigende lidstaat zal worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat artikel 4 Handvest in dit geval niet in de weg staat aan (het nemen van een beslissing over) de overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB ten aanzien van feit 2 voldoet aan de eisen van de OLW, wordt de overlevering van dat feit geweigerd. Ten aanzien van feit 1 is voldaan aan de eisen van de OLW, zodat de overlevering voor dat feit wordt toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]voor zover het EAB betrekking heeft op het als feit 2 van rubriek e) in het EAB omschreven feit.
STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Kecskemétten behoeve van het in Hongarije tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het als feit 1 van rubriek e) in het EAB omschreven feit.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en E.G. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juli 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.