ECLI:NL:RBAMS:2018:6170

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
13/752032-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel aan Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Staatsanwaltschaft Augsburg in Duitsland. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de opgeëiste persoon, geboren in Pakistan, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon klopt en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering op 3 juli 2018 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was, maar wel vertegenwoordigd door zijn advocaat.

De rechtbank heeft de garantie beoordeeld die door de uitvaardigende justitiële autoriteit is gegeven, waarin werd bevestigd dat de opgeëiste persoon, indien hij in Duitsland tot een vrijheidsstraf wordt veroordeeld, naar Nederland zal worden teruggezonden voor de tenuitvoerlegging van de straf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De verdediging heeft betoogd dat de slechte medische gesteldheid van de opgeëiste persoon een reden is om de overlevering te weigeren, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van uitzonderlijke omstandigheden die de overlevering onevenredig zouden maken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toegestaan, zodat het strafrechtelijk onderzoek daar kan worden voortgezet. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken, waarbij is vermeld dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752032-17
RK nummer: 17/7319
Datum uitspraak: 17 juli 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 november 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 november 2017 door het Staatsanwaltschaft Augsburg (Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1954 te [geboorteplaats] (Pakistan),
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres:
[BRP adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 juli 2018. De behandeling heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is niet verschenen. Wel is verschenen mr. M. Raaijmakers, advocaat te Hoofddorp, raadsman van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van 24 oktober 2017, uitgevaardigd door het Amtsgericht Augsburg, met kenmerk: 27 Gs 6475/17.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Duitsland strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft op 18 april 2018 de volgende garantie gegeven:
Hierbij doe ik u de bindende toezegging dat de opgeëiste persoon als Nederlands
onderdaan indien hij dit wenst met het oog op de tenuitvoerlegging van een tot
vrijheidsbeneming strekkende sanctie naar Nederland zal worden teruggezonden,
artikel 5, punt 3, van het Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende
het Europees aanhoudingsbevel (20021584/JI).
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren.
De feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Evenredigheid

De raadsman heeft betoogd dat de slechte medische gesteldheid van de opgeëiste persoon maakt dat overlevering onevenredig is en daarom moet worden geweigerd. De raadsman heeft, onder verwijzing naar medische gegevens, betoogd dat de opgeëiste persoon detentieongeschikt is en niet in staat is om te reizen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 4 maart 2009 (ECLI:NL:RBAMS:2009:BH6183), waarin is geoordeeld dat, gelet op de stelselevenredigheid van het Kaderbesluit, een beroep op de onevenredigheid van een EAB slechts onder bijzondere omstandigheden kan slagen. Hoewel de gezondheidsproblemen van de opgeëiste persoon zonder twijfel reden tot zorg opleveren, is van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden in dit geval geen sprake. Er is dan ook geen sprake van onevenredigheid van de verzochte overlevering.
De rechtbank overweegt dat de gezondheidssituatie van de opgeëiste persoon kan worden beoordeeld in het kader van de feitelijke overlevering op grond van artikel 35, derde lid van de OLW. Die beoordeling is voorbehouden aan de officier van justitie.
De rechtbank verwerpt het verweer.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 140 Wetboek van Strafrecht, 69 Algemene wet inzake rijksbelastingen en 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Staatsanwaltschaft Augsburg ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en E.G. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juli 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.