Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw,
mr. E. Kolokatsi, en door een tolk in de Bulgaarse taal. Ter zitting heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met 30 dagen verlengd.
hierna: Handvest) kan worden uitgesloten. Bij deze tussenuitspraak heeft de rechtbank ook beoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg staat en is de dubbele strafbaarheid getoetst.
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Tussenuitspraken van 28 februari 2017, 27 februari 2018 en 19 april 2018
- de grondslag en inhoud van het EAB;
- de strafbaarheid;
- de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW;
- de detentieomstandigheden, artikel 4 Handvest.
4.Detentieomstandigheden, artikel 4 Handvest
Lovech Prisonterecht komt? Meer in het bijzonder, wordt de opgeëiste persoon in een cel geplaatst die conform de aanbevelingen van het CPT is aangepast?
Neshkov workinggroupnog actief en zo ja, wat zijn hun bevindingen?
the District Prosecutor’s Office – Gorna Oryahovitsanadere informatie aan het Openbaar Ministerie gezonden. Deze informatie luidt, voor zover van belang, als volgt:
Neshkov working groupop dit moment niet meer actief is, maar dat deze werkgroep heeft geleid tot wetswijzigingen en verbeteringen in het gevangeniswezen. Bovendien heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaken Atanasov en Apostolov tegen Bulgarije [1] geoordeeld dat de nieuwe wettelijke regelingen die naar aanleiding van de uitspraak Neshkov en anderen tegen Bulgarije [2] zijn doorgevoerd, kunnen worden beschouwd als
effective remedyten aanzien van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in Bulgarije.
Lovech Prisonterecht komt?
Lovech Prisonhiervoor niet voldoende. Het feit dat er nieuwe detentiefaciliteiten voor 24 gedetineerden zijn gebouwd, zegt voorts niets over de concrete materiële condities waarin de opgeëiste persoon na overlevering terecht zal komen. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van het CPT van 4 mei 2018, alhoewel dit rapport niet ziet op bezoeken aan
Lovech Prison. Daarnaast blijkt uit bewoording van de brief van 5 juni 2018 dat niet zeker is of de opgeëiste persoon daadwerkelijk in
Lovech Prisongeplaatst zal worden. De rechtbank leidt immers uit de beantwoording af dat de uitvaardigende justitiële autoriteit onderhavige vraag niet concreter wil of kan beantwoorden omdat dit tot discriminatie van andere gedetineerden zou leiden die reeds in Bulgarije aanwezig zijn en ook in afwachting zijn van een plaatsing binnen een penitentiaire inrichting. Nu niet met zekerheid kan worden gesteld dat de opgeëiste persoon terecht zal komen in de
Lovech Prison,bestaat de mogelijkheid dat hij terecht zal komen in een andere instelling waarvan niet duidelijk is of deze voldoet aan de norm zoals aanbevolen door het CPT.
effective remedy, het reeds geconstateerde gevaar niet direct wegnemen.
5.De redelijke termijn en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Lovech Prisonterecht komt. De rechtbank ziet geen concrete aanleiding te veronderstellen dat dergelijke gegevens in deze zaak alsnog (spoedig) worden verstrekt.
In haar uitspraak van 26 januari 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:414) heeft de rechtbank overwogen dat de redelijke termijn waarbinnen het reële gevaar voor de opgeëiste persoon moet worden uitgesloten, niet bedoeld is om de uitvaardigende lidstaat in de gelegenheid te stellen om in de toekomst de detentiecapaciteit uit te breiden en de algemene detentieomstandigheden te verbeteren – hoezeer een dergelijke uitbreiding en verbetering ook wenselijk en geboden is – maar om de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid te stellen om bij de huidige detentiecapaciteit en onder de huidige algemene detentieomstandigheden aanvullende gegevens te verstrekken op grond waarvan het reële gevaar voor de opgeëiste persoon kan worden uitgesloten.
De vraag welke termijn als redelijk moet worden beschouwd is niet in het algemeen te beantwoorden, maar is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval.
Het zeer lange tijdsverloop sinds de beslissing tot uitstel, de aard van de feiten, de hoogte van de straf die aan de opgeëiste persoon is opgelegd en het feit dat de rechtbank geen concrete aanleiding heeft te veronderstellen dat in deze zaak alsnog (spoedig) voldoende gegevens worden verstrekt, leiden tot het oordeel dat de redelijke termijn in het onderhavige geval is overschreden en dat de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.