8.4Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft het toe te wijzen deel geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezen geachte medeplegen van zware mishandeling en het onder 2 bewezen geachte openlijke geweld, rechtstreeks schade heeft geleden. Ten aanzien van de materiële schade aan kleding en bezittingen acht de rechtbank de posten ‘Smart Watch (Samsung Frontier)’ en ‘Schoenen (Vans Denim) onvoldoende onderbouwd, nu geen stukken zijn overhandigd waaruit de schade blijkt en niet zonder meer uit het bewezenverklaarde volgt dat de schoenen en de smartwatch zijn beschadigd. Ook voor de schade met betrekking tot de posten ‘Jeans jasje (Zara)’, ‘Oorbellen (3 paar)’ en ‘T-Shirt’ zijn geen stukken overhandigd, maar de rechtbank acht het aannemelijk dat aan deze goederen schade is ontstaan als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De gevorderde bedragen zijn ook niet onredelijk, terwijl [slachtoffer 1] van meet af aan heeft verklaard over het verliezen van zijn oorbellen. Dit gedeelte van de vordering zal worden toegewezen (€ 249,95).
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade die ziet op tandheelkundige kosten overweegt de rechtbank als volgt:
- ten aanzien van de post ‘Tandartsenpraktijk Evangelist B.V.’ wordt de vordering toegewezen voor een bedrag van € 601,35. De vordering wordt voor wat betreft de gevorderde incassokosten en rente niet-ontvankelijk verklaard;
- ten aanzien van de posten ‘Mondzorg Poli Amsterdam’ (€ 189,20) en ‘Tandartsenpraktijk [naam praktijk] ’ (€ 144,72) wordt de vordering eveneens toegewezen;
- ten aanzien van de post ‘Tandartsenpraktijk [naam praktijk] ’ wordt de vordering toegewezen voor een bedrag van € 96,81. De vordering wordt voor wat betreft de incassokosten niet-ontvankelijk verklaard;
- ten aanzien van de posten ‘MCZ (Fysiotherapie)’ (€ 83,50 en € 146,00), ‘Apotheek [naam apotheek] ’ (€ 1,29), ‘ [naam apotheek] Apotheek’ (€ 4,95) wordt de vordering toegewezen;
- ten aanzien van de post ‘Eigen risico Menzis’ (€ 336,20) wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard nu de raadsvrouw gemotiveerd heeft betwist dat het eigen risico is verbruikt aan kosten die in causaal verband staan met het opgelopen letsel en er geen stukken zijn waaruit blijkt dat dat eigen risico daadwerkelijk is verbruikt. Benadeelde heeft dit bedrag zelf geschreven op een brief over zijn premie.
De toegewezen bedragen zijn door middel van nota’s voldoende onderbouwd.
Verder is € 13.640,17 gevorderd aan te verwachten toekomstige kosten voor het herstel van het gebit, hetgeen is gebaseerd op een globale kostenindicatie opgesteld door tandartsenpraktijk [naam praktijk] . De rechtbank overweegt dat uit de overhandigde stukken blijkt dat op dit moment nog onvoldoende vaststaat of deze kosten in volle omvang daadwerkelijk zullen worden gemaakt nu dit afhankelijk is van veel factoren. Om die reden zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Op basis van hetzelfde schriftelijk stuk van de tandarts is echter wel aannemelijk dat er in de toekomst kosten zullen worden gemaakt die direct verband houden met het bewezen verklaarde. De rechtbank schat deze vooralsnog naar redelijkheid en billijkheid op € 2.500,00 en zal dit bedrag toewijzen. Indien de kosten achteraf hoger blijken uit te vallen kan [slachtoffer 1] zich wenden tot de burgerlijk rechter.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade overweegt de rechtbank dat het aannemelijk is dat [slachtoffer 1] immateriële schade heeft ondervonden. Hij is mishandeld en hij heeft daarbij ernstig lichamelijk letsel opgelopen. Die mishandeling vond bovendien plaats vanwege zijn geaardheid, hetgeen een ernstige impact op hem heeft gehad. Daarbij overweegt de rechtbank dat de omstandigheid dat verdachte niet wist dat het geweld zijn oorsprong vond in homohaat aan de aansprakelijkheid van verdachte niet afdoet, nu hij hoofdelijk met de mededaders voor de volledige schade aansprakelijk is. Om tot een begroting van de immateriële schade te komen, heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij hetgeen in soortgelijke zaken aan slachtoffers wordt toegewezen. De rechtbank zal een bedrag ter vergoeding van immateriële schade toekennen van € 2.500,00. De benadeelde partij zal in het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Dit betekent dat ten aanzien van [slachtoffer 1] een bedrag van € 6.517,77 (bestaande uit € 4.017,77 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade) zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2017.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens [slachtoffer 1] hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal, als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 6.517,77, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 juni 2017.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft het toe te wijzen deel geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de onder feit 1 primair bewezen geachte medeplegen van poging tot doodslag en het onder feit 2 bewezen geachte openlijke geweld, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is echter van oordeel dat de gevorderde materiële schadevergoeding, met uitzondering van de post ‘OLVG’, onvoldoende is onderbouwd, nu geen stukken zijn overgelegd waaruit de schade blijkt en niet zonder meer uit het bewezenverklaarde volgt dat de gevorderde schade is geleden. De rechtbank verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de posten ‘Samsung Galaxy S8’, ‘Zwart leren jack’, ‘Blauw Witte Sneakers’, ‘Zonnebril (Porsche)’, ‘Gouden ketting’ en ‘Ear Piece koptelefoon’ niet-ontvankelijk in zijn vordering. De kostenpost ‘OLVG’ , die ziet op de kosten van de spoedeisende hulp, zal wel worden toegewezen tot het bedrag genoemd in de bijgevoegde nota (€ 250,-).
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade overweegt de rechtbank dat het aannemelijk is dat [slachtoffer 2] immateriële schade heeft ondervonden. Hij is mishandeld en hij heeft daarbij lichamelijk letsel opgelopen. Die mishandeling vond bovendien plaats vanwege zijn geaardheid, hetgeen een ernstige impact op hem heeft gehad. Daarbij overweegt de rechtbank dat de omstandigheid dat verdachte niet wist dat het geweld zijn oorsprong vond in homohaat aan de aansprakelijkheid van verdachte niet afdoet, nu hij hoofdelijk met de mededaders voor de volledige schade aansprakelijk is. De rechtbank komt tot een schadevergoeding van € 1.500,00. Dit bedrag is lager dan het bedrag aan immateriële schadevergoeding dat aan [slachtoffer 1] is toegekend, nu [slachtoffer 1] ernstiger letsel aan de mishandeling heeft overgehouden. De benadeelde partij zal in het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Dit betekent dat ten aanzien van [slachtoffer 2] € 1.750,00 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 juni 2017.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens [slachtoffer 2] hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
De rechtbank zal, als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.750,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2017.