4.4Het oordeel van de rechtbank
Overweging vooraf ten aanzien van het ‘voorhanden hebben’
Verdachte heeft, anders dan [medeverdachte] , over meerdere goederen verklaard dat zij deze niet kent of dat deze niet van haar zijn. Het gaat hier om het geldbedrag van 5.750 euro en de armband die onder [medeverdachte] in beslag is genomen. Ten aanzien van beide goederen is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verdachte deze goederen voorhanden heeft gehad. Zo is niet gebleken dat zij wist dat het geldbedrag in een nachtkastje in de woning lag en was de armband van [medeverdachte] en niet van haar. Verdachte zal dan ook ten aanzien van het witwassen van deze goederen worden vrijgesproken.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Doorzoeking [adres]
Op 30 januari 2017 vindt een doorzoeking plaats in de woning van verdachte op het adres [adres] . Op het moment dat de politie zich bekendmaakt en naar binnen wil, wordt de voordeur niet direct opengedaan. In de tussentijd wordt gezien dat een persoon aan de achterzijde van de woning spullen vanaf het balkon naar beneden gooit. Deze persoon wordt later met volledige zekerheid herkend als [medeverdachte] .Vervolgens ziet de politie zich genoodzaakt om met geweld naar binnen te treden en de voordeur wordt dan ook geforceerd.
Rechtmatigheid van de doorzoeking
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat deze doorzoeking onrechtmatig was en dat bewijsuitsluiting dient te volgen.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank is namelijk van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de rechter-commissaris op basis van de beschikbare informatieniet in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat een doorzoeking gerechtvaardigd was. De rechtbank vindt dan ook dat de doorzoeking rechtmatig was en ziet geen reden om bewijs uit te sluiten.
Aangetroffen goederen
Bij deze doorzoeking worden onder meer de volgende goederen aangetroffen:
- een geldbedrag van 60.000 euro onder een matras;
- een geldbedrag van 5.825 euro in een toilettas in een kast in de woonkamer;
- vier horloges van het merk Rolex;
- een horloge van het merk Audemars Piguet Off Shore;
- een horloge van het merk Eberhard;
- een autosleutel van het merk Volvo, die blijkt te horen bij de auto van verdachte, te weten een Volvo V40 met het kenteken [kenteken] .
Bovendien zijn dertien mobiele telefoons, acht simkaarten, negen sleutelbossen, zeven autosleutels en een geldtelmachine aangetroffen. Ten aanzien van deze goederen wordt verdachte overigens niets verweten.
Het aangetroffen geld bestaat uit verschillende coupures, waaronder biljetten van 500 euro en 100 euroen één vals biljet van 100 euro.
De horloges blijken origineel te zijn en de totale waarde wordt geschat op 110.000 - 115.000 euro.
De Volvo blijkt een nieuwwaarde te hebben van 28.495 euro en de dagwaarde op 23 mei 2017 bedraagt 16.350 euro. De auto dateert van 27 november 2013 en [medeverdachte] is de eerste geregistreerde eigenaar van de auto.
Ten slotte is gebleken dat het inkomen van [medeverdachte] in 2016 14.397 euro bedroeg en dat de pizzeria, die het echtpaar enkele maanden voor de doorzoeking voor 80.000 euro had gekocht, in 2016 een negatief bedrijfsresultaat had behaald van 5.075 euro.De rechtbank beschikt niet over gegevens ten aanzien van het inkomen van verdachte, maar het zal in elk geval niet hoger zijn geweest dan het inkomen van [medeverdachte] . Zij werkten immers allebei in de tuinbouw en verdachte heeft op enig moment niet meer gewerkt omdat zij zwanger was.
Witwasvermoeden
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de vraag of onder deze omstandigheden sprake is van een witwasvermoeden het volgende laten meewegen:
- de hoge waarde van de aangetroffen voorwerpen;
- de waarde en samenstelling van de geldbedragen;
- het aanmerkelijk lagere vastgestelde inkomen van verdachte en [medeverdachte] ;
- de locaties waar de geldbedragen werden aangetroffen;
- de overige aangetroffen goederen in de woning, zoals de vele mobiele telefoons, simkaarten, autosleutels en een geldtelmachine;
- het feit dat de politie niet direct de woning werd binnengelaten en [medeverdachte] op dat moment spullen van het balkon gooide, waaronder mobiele telefoons en een autosleutel van een Peugeot waarin een verborgen ruimte werd aangetroffen.
Op grond van al deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat zonder meer sprake is van een witwasvermoeden. Van verdachte mag dan ook een verklaring worden verlangd die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verklaringen van verdachte en het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het geldbedrag van 60.000 euro
Over dit geldbedrag heeft verdachte, zowel bij de politie als op de zitting, verklaard dat [medeverdachte] dit geld van zijn familie in Albanië heeft geleend.Hij wilde namelijk het restaurant dat onlangs was gekocht gaan verbouwen. Hiervoor heeft hij 10.000 euro van zijn vader [vader medeverdachte] , 10.000 euro van zijn oom [oom medeverdachte] en 40.000 euro van zijn oom [oom 2 medeverdachte] geleend. In het dossier bevinden zich drie leenovereenkomsten die de verklaring van verdachte ondersteunen.Het totaalbedrag is door een vriend van de familie in contanten naar Nederland gebracht. [medeverdachte] heeft hierover bij de politie verklaard dat deze persoon [persoon 1] heet en is doorgereisd naar Italië nadat hij het geldbedrag had afgeleverd. [medeverdachte] heeft weliswaar geen direct contact meer met hem, maar zou hem wel kunnen bereiken via een vriend in Albanië.
De rechtbank vindt dat de verklaring van verdachte concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Nu zich in het dossier drie ondertekende verklaringen/leenovereenkomsten bevinden, was het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen en contact te zoeken met de leningverstrekkers. Nu het Openbaar Ministerie dit heeft nagelaten, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het geldbedrag van 60.000 euro niet langer sprake is van een witwasvermoeden. Zodoende kan niet worden bewezen dat dit geldbedrag van (enig) misdrijf afkomstig is en zal verdachte van het witwassen van dit bedrag worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het geldbedrag van 5.825 euro
Over dit geldbedrag heeft verdachte verklaard dat dit de opbrengst is geweest van de pizzeria van de maand december 2016 en januari 2017.Ook [medeverdachte] heeft dit verklaard.
De rechtbank vindt dat deze verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Hierbij heeft de rechtbank ook gekeken naar de samenstelling van het bedrag, dat voornamelijk uit kleine(re) coupures bestaat. Dit past goed bij inkomsten uit een winkel of restaurant. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het witwasvermoeden niet langer bestaat en dat niet kan worden bewezen dat dit geldbedrag van (enig) misdrijf afkomstig is. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de horloges
Over de horloges heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte] deze heeft gekocht van een Italiaanse vriend. Verder weet verdachte eigenlijk niets van deze persoon. [medeverdachte] heeft over deze vriend verklaard dat hij “ [naam] ” heet.Verdachte heeft verklaard dat zij het horloge van [medeverdachte] heeft gekregen en dat zij niet weet wat het waard is. Het horloge zou vanuit Italië zijn opgestuurd en zij zou de papieren hebben.Verder heeft [medeverdachte] verklaard dat hij alle zes de horloges voor een bedrag van 20.000 euro heeft gekocht, terwijl ze 60.000 euro waard zouden zijn.Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat één van de horloges van haar is en drie horloges van [medeverdachte] . De overige twee horloges kent zij niet.
Dat maar vier van de zes horloges van verdachte (en [medeverdachte] ) zouden zijn, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Zo blijkt nergens uit dat deze horloges van iemand anders zouden zijn en [medeverdachte] heeft in zijn eerste verhoor bij de politie aangegeven dat alle zes de horloges van hem zijn en dat hij deze allemaal heeft gekocht.
De horloges vertegenwoordigen in werkelijkheid een waarde tussen 110.000 en 115.000 euro. [medeverdachte] heeft de horloges dus voor een dusdanig laag bedrag gekocht, dat de rechtbank zijn verklaring op voorhand hoogst onwaarschijnlijk acht. Verdachte en [medeverdachte] hebben van deze aankoop ook geen enkel bewijsstuk kunnen tonen, zoals een kwitantie of een garantiebewijs. Dit terwijl verdachte bij de politie nog had verklaard dat zij ‘de papieren’ zou hebben. Ook hebben verdachte en [medeverdachte] niet kunnen aantonen dat zij, toen de horloges zouden zijn gekocht, überhaupt over 20.000 euro konden beschikken. Zo is niet gebleken dat zij een legaal inkomen hadden in Italië. Hier komt nog bij dat de informatie over de verkoper zó gering is dat dit op geen enkele wijze nader zou kunnen worden onderzocht. De verklaring van verdachte is verre van concreet, laat staan verifieerbaar. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de horloges van enig misdrijf afkomstig zijn.
Ten aanzien van de Volvo V40 met kenteken [kenteken]
Verdachte heeft verklaard samen eigenaar te zijn van de auto, die op naam staat van [medeverdachte] .[medeverdachte] heeft verklaard deze auto een jaar voor zijn aanhouding te hebben gekocht bij een garage in Den Haag. De naam van de garage weet hij niet meer, omdat hij daar via een andere Albanees terecht was gekomen. Hij had een kleine Polo en deze heeft hij, met bijbetaling van tweeduizend euro, ingeruild voor de Volvo. Dit geld had hij geleend en heeft hij daarna ook weer terugbetaald.
De dagwaarde van de Volvo op 23 mei 2017, namelijk 16.350 euro, staat niet, ook niet met het inruilen van de Volkswagen Polo, in verhouding tot de inkomsten van verdachte en/of [medeverdachte] . Verdachte heeft verder ook niet aannemelijk kunnen maken op welke legale wijze zij aan de auto heeft kunnen komen. De rechtbank vindt dan ook dat de verklaring van verdachte onvoldoende concreet en niet verifieerbaar is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de Volvo van enig misdrijf afkomstig is.
Opzet
Van meerdere goederen is komen vast te staan dat zij van enig misdrijf afkomstig zijn. Om vervolgens de vraag te beantwoorden of ook sprake is geweest van witwassen, moet worden bewezen dat verdachte dit wist of redelijkerwijs moest vermoeden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van de doorzoeking en haar aanhouding stond ingeschreven op het adres waar de goederen zijn aangetroffen. Van de meeste goederen, enkele horloges daargelaten, heeft zij verklaard mede-eigenaar te zijn. Kijkend naar de inhoud van het dossier, plaatst de rechtbank verdachte in een ondergeschikte rol ten opzichte van medeverdachte [medeverdachte] . Hij heeft immers de horloges aangekocht, de auto op zijn naam gezet en heeft zich, meer dan verdachte, beziggehouden met de grote contante geldstromen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte niet
wistdat de goederen van misdrijf afkomstig waren. Wél is het zo dat de goederen een grote waarde vertegenwoordigen. De vele dure horloges en de dure auto hadden bij verdachte dan ook vragen moeten oproepen waar deze goederen van werden betaald of hoe deze waren verkregen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen van (enig) misdrijf afkomstig waren. Het (schuld)witwassen van deze goederen is daarmee bewezen.